In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep van Kick Out Zwarte Piet tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg. Het betreft een besluit waarbij voorschriften zijn opgelegd voor het houden van een demonstratie tegen de aanwezigheid van Zwarte Piet tijdens de Sinterklaasintocht op 18 november 2018. Eiser sub 1, die als woordvoerder van Kick Out Zwarte Piet optrad, en eiseres sub 2, Stichting Nederland Wordt Beter, hebben bezwaar gemaakt tegen de locatie van de demonstratie, die was vastgesteld op het Burgemeester Stekelenburgplein, in plaats van het door hen gewenste Pieter Vreedeplein. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet voldoende had onderbouwd waarom de demonstratie niet op de gewenste locatie kon plaatsvinden en dat er geen concrete dreiging was aangetoond die een beperking van het recht op betoging rechtvaardigde. De rechtbank vernietigde het besluit van de burgemeester, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de demonstratie inmiddels had plaatsgevonden en er geen reële kans op herhaling van het geschil was. Eiser sub 1 werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaren, terwijl het beroep van eiseres sub 2 gegrond werd verklaard voor wat betreft de locatie, maar voor het overige niet-ontvankelijk. De rechtbank veroordeelde de burgemeester tot vergoeding van de proceskosten van eiseres sub 2.