ECLI:NL:RBZWB:2020:5499

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 november 2020
Publicatiedatum
10 november 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4786
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit inzake demonstratie tegen Zwarte Piet tijdens Sinterklaasintocht

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2020 uitspraak gedaan in een beroep van Kick Out Zwarte Piet tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg. Het betreft een besluit waarbij voorschriften zijn opgelegd voor het houden van een demonstratie tegen de aanwezigheid van Zwarte Piet tijdens de Sinterklaasintocht op 18 november 2018. Eiser sub 1, die als woordvoerder van Kick Out Zwarte Piet optrad, en eiseres sub 2, Stichting Nederland Wordt Beter, hebben bezwaar gemaakt tegen de locatie van de demonstratie, die was vastgesteld op het Burgemeester Stekelenburgplein, in plaats van het door hen gewenste Pieter Vreedeplein. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet voldoende had onderbouwd waarom de demonstratie niet op de gewenste locatie kon plaatsvinden en dat er geen concrete dreiging was aangetoond die een beperking van het recht op betoging rechtvaardigde. De rechtbank vernietigde het besluit van de burgemeester, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat de demonstratie inmiddels had plaatsgevonden en er geen reële kans op herhaling van het geschil was. Eiser sub 1 werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn bezwaren, terwijl het beroep van eiseres sub 2 gegrond werd verklaard voor wat betreft de locatie, maar voor het overige niet-ontvankelijk. De rechtbank veroordeelde de burgemeester tot vergoeding van de proceskosten van eiseres sub 2.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4786 WET

uitspraak van 3 november 2020 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

1. [eiser1]woonachtig in [plaatsnaam] , eiser sub 1;
2. Stichting Nederland Wordt Beterte Amsterdam , eiseres sub 2,
gemachtigde: mr. A.W. Eikelboom
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 6 augustus 2019 (bestreden besluit) inzake enkele voorschriften die ingevolge de Wet openbare manifestaties (Wom) zijn gesteld aan het houden van een demonstratie tegen de aanwezigheid van Zwarte Piet bij de intocht van Sinterklaas in Tilburg op zondag 18 november 2018.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 22 september 2020. Eiser sub 1 is in persoon verschenen. Eiseres sub 2 heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde mr. A.W. Eikelboom en door [naam vertegenwoordiger] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger verweerder] en mr. [naam gemachtigde] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 14 november 2018 heeft [naam vertegenwoordiger] namens Kick Out Zwarte Piet gemeld dat zij op 18 november 2018 op het Pieter Vreedeplein te Tilburg willen protesteren tegen de komst van Zwarte Piet en de instandhouding van Zwarte Piet door het intochtcomité en de driehoek. Kick Out Zwarte Piet is een project van eiseres sub 2.
Deze melding heeft geleid tot een gesprek van [naam gemachtigde] (namens verweerder) en eiser sub 1 (namens de organisatie) op 16 november 2018. In een emailbericht van dezelfde dag, gericht aan eiser sub 1, zijn de gemaakte afspraken vastgelegd. Het Burgemeester Stekelenburgplein is daarin vermeld als locatie waar de demonstratie mag plaatsvinden. Daarnaast zijn nog acht voorschriften aan het houden van de demonstratie verbonden.
Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank gaat er van uit, dat dit emailbericht is aan te merken als het primaire besluit.
Tegen dit besluit hebben eisers op 28 december 2018 bezwaar gemaakt. Zij zijn het niet eens met de aangewezen locatie omdat de demonstratie op het Burgemeester Stekelenburgplein niet zichtbaar en niet hoorbaar was voor het publiek. De locatie is achter het station, ver van de route van de intocht van Sinterklaas.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers ontvankelijk verklaard en deze bezwaren vervolgens, onder verbetering van de motivering, ongegrond verklaard.
2. De rechtbank dient allereerst te beoordelen of verweerder bij het bestreden besluit de bezwaren van eisers terecht ontvankelijk heeft verklaard.
2.1
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een natuurlijk persoon een voldoende objectief bepaalbaar, actueel, eigen en persoonlijk belang te hebben dat hem in voldoende mate onderscheidt van anderen en dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit.
2.2.1
Ter zitting heeft eiser sub 1 verklaard dat hij woordvoerder is van een plaatselijk comité tegen Zwarte Piet, dat hij in de krant had gelezen dat de gemeente Tilburg nog geen melding had ontvangen en dat hij daarna in overleg met [naam vertegenwoordiger] contact heeft opgenomen met de gemeente. Omdat de melding van de demonstratie op dat moment in het ongerede was, is eiser sub 1 uitgenodigd voor het gesprek op 16 november 2018. De afspraken die tijdens het gesprek gemaakt zijn heeft verweerder vastgelegd in het aan eiser sub 1 gerichte primaire besluit. Hieruit leidt de rechtbank af dat eiser sub 1 heeft gehandeld namens [naam vertegenwoordiger] en Kick Out Zwarte Piet. Als zodanig heeft hij geen eigen en persoonlijk belang bij het primaire besluit. Het gegeven dat hij als vrijwilliger heeft meegewerkt aan de organisatie van de demonstratie en zelf ook heeft deelgenomen aan de demonstratie onderscheidt hem in onvoldoende mate van anderen die bij de demonstratie betrokken waren.
2.2.2
Dit betekent dat verweerder bij het bestreden besluit eiser sub 1 ten onrechte ontvankelijk heeft geacht in zijn bezwaren. Het beroep van eiser sub 1 zal daarom gegrond verklaard moeten worden en het bestreden besluit komt in zoverre in aanmerking voor vernietiging. De rechtbank zal op dit punt zelf voorzien in de zaak en eiser sub 1 alsnog niet-ontvankelijk verklaren in zijn bezwaren. Niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. Beide eisende partijen hebben tezamen één keer griffierecht betaald, te weten het bedrag van € 345,00 dat verschuldigd is door eiseres sub 2 als rechtspersoon. Vergoeding van griffierecht aan eiser sub 1 is daarom niet aan de orde.
2.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres sub 2 terecht ontvangen in haar bezwaren. [naam vertegenwoordiger] is voorzitter van eiseres sub 2 en Kick Out Zwarte Piet is een project van eiseres sub 2. Daarmee kan aangenomen worden dat de demonstratie is aangemeld namens eiseres sub 2 en dat zij als zodanig belang heeft bij het primaire besluit.
3. Voorts overweegt de rechtbank dat eiseres sub 2 nog steeds procesbelang heeft. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) is sprake van een belang bij het verkrijgen van een beoordeling van een bezwaar, indien in het bezwaarschrift ten aanzien van de kosten daarvan om toepassing van artikel 7:15 van de Awb is verzocht. De rechtbank verwijst hiervoor naar (onder meer) de uitspraak van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2142. Uit het bezwaarschrift van eiseres sub 2 blijkt dat zij om vergoeding van de proceskosten in de bezwaarfase heeft verzocht. Daarom bestaat naar het oordeel van de rechtbank nog steeds procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling van het bestreden besluit.
4. Eiseres sub 2 heeft in beroep aangevoerd dat verweerder met de in het primaire besluit opgelegde beperking dat de demonstratie niet op het Pieter Vreedeplein gehouden mocht worden een niet-gerechtvaardigde en disproportionele inbreuk heeft gemaakt op het grondwettelijk beschermde recht op betoging. Volgens eiseres sub 2 heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat sprake was van vrees voor wanordelijkheden. Voorts heeft eiseres sub 2 in beroep betoogd dat verweerder, naast de beperking ten aanzien van de plaats, ook ten onrechte enkele voorschriften aan de demonstratie heeft verbonden (over het uiten en meevoeren van teksten, geluidsversterking en het opvolgen van aanwijzingen van de politie).
4.1
Artikel 2 van de Wom bepaalt dat de bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperking van het recht tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging en het recht tot vergadering en betoging, slechts kunnen worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.
4.2
De melding ziet op het houden van de demonstratie op het Pieter Vreedeplein. In het primaire besluit is het Burgemeester Stekelenburgplein aangewezen. Verweerder kan worden nagegeven dat het in de rede had gelegen dat eiseres sub 2 meteen gereclameerd zou hebben over deze wijziging. Dit laat evenwel onverlet dat het eiseres sub 2 vrij staat om tegen die ambtshalve wijziging bezwaar en beroep in te stellen. Daar komt bij dat eiser sub 1 tijdens de zitting verklaard heeft dat hij tijdens het gesprek onder tijdsdruk stond en onder protest akkoord is gegaan met de locatie Burgemeester Stekelenburgplein. Eiseres sub 2 heeft tijdens de zitting aangegeven dat na aanvang van de demonstratie al snel duidelijk werd dat er maar weinig mensen voorbij kwamen en dat ze de demonstratie daarom voortijdig hebben beëindigd. De reden dat verweerder de demonstratie niet op het Pieter Vreedeplein wilde toestaan was gelegen in de vrees voor wanordelijkheden omdat van de politie informatie was ontvangen over dreigende verstoring van de demonstratie door voetbalhooligans, terwijl op dat moment veel ouders en kinderen in de binnenstad aanwezig zouden zijn vanwege de intocht van Sinterklaas.
4.3
Blijkens onder meer de uitspraak van de AbRS van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1361, is in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 2 van de Wom (Kamerstukken II 1985/86, 19 427, nr. 3, blz. 17) vermeld dat de betekenis van de beperkingsgrond "bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden" tot op zekere hoogte wordt beïnvloed door de context waarbinnen de grond wordt ingeroepen. De beoordeling of een samenstel van (verwachte) ongewenste gedragingen zo ernstig is dat van wanordelijkheden kan worden gesproken, hangt niet uitsluitend af van de aard van die gedragingen. Ook de plaats waar de manifestatie wordt gehouden kan hier van betekenis zijn. De mate van orde en rust welke naar algemeen inzicht op een bepaalde plaats behoort te heersen bepaalt mede wanneer de grens van wanordelijkheden wordt overschreden, aldus de geschiedenis.
4.4
De rechtbank is in lijn met het advies van de gemeentelijke bezwaarschriften-commissie van oordeel dat het op de weg van verweerder had gelegen om te onderzoeken of de betoging op de gemelde locatie Pieter Vreedeplein kon worden gefaciliteerd. In dit geval heeft verweerder weliswaar gesteld dat op vrijdag 16 november 2018 van de politie informatie was ontvangen over een concrete dreiging gericht tegen de demonstranten, maar die informatie is niet overgelegd. Blijkens het bestreden besluit zou het gaan om de komst van Willem II-supporters en was in verband daarmee al extra politiecapaciteit ingeroepen, maar concrete gegevens hierover ontbreken eveneens. Aldus kan evenmin geverifieerd worden of sprake was van zogeheten bestuurlijke overmacht vanwege te beperkte politiecapaciteit. Daarnaast heeft verweerder ook niet onderbouwd waarom de demonstratie niet mogelijk was op een alternatieve locatie aan of nabij de route van de Sinterklaas-optocht. De stelling van verweerder dat de demonstratie op het Burgemeester Stekelenburg-plein goed gefaciliteerd kon worden gaat voorbij aan de verplichting om eerst te bezien of de demonstratie op of nabij het Pieter Vreedeplein kon worden gefaciliteerd. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit een deugdelijke motivering ontbeert.
4.5
Het beroep van eiseres sub 2 zal daarom gegrond verklaard worden en het bestreden besluit zal ook in zoverre vernietigd worden. Verweerder zal worden veroordeeld in de proceskosten van eiseres sub 2. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,00 en wegingsfactor 1). Voorts zal verweerder worden opgedragen het betaalde griffierecht te vergoeden.
5. Een veroordeling van verweerder tot vergoeding van de kosten die eiseres sub 2 in bezwaar heeft gemaakt is niet mogelijk. Omdat het beroep van eiseres sub 2 gegrond is vanwege een motiveringsgebrek kan niet worden uitgesloten dat met een nieuwe beslissing op bezwaar dit gebrek gerepareerd kan worden. De rechtbank zal verweerder echter niet opdragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen omdat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten kunnen worden. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
5.1
Artikel 6:13 van de Awb bepaalt, voor zover hier van belang, dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen bezwaar heeft gemaakt.
5.2
Eiseres sub 2 heeft in beroep ook aangevoerd dat verweerder naast de aanduiding van de plaats van de demonstratie ook ten onrechte andere voorschriften aan de demonstratie heeft verbonden. Verweerder heeft in zijn verweerschrift evenwel terecht opgemerkt dat eiseres sub 2 in bezwaar hier niet tegen is opgekomen. Weliswaar heeft de gemeentelijke bezwaarschriftencommissie ten behoeve van de integrale heroverweging ook geadviseerd omtrent de aanvaardbaarheid van die voorschriften, maar dat gedeelte van het advies is door verweerder niet overgenomen in het bestreden besluit. Aangezien de voorschriften in het primaire besluit een apart besluitonderdeel vormen, waar eiseres sub 2 ook bezwaar tegen had kunnen maken, zal het beroep van eiseres sub 2 voor het overige niet-ontvankelijk verklaard worden.
5.3
Het bestreden besluit had betrekking op de demonstratie tegen de aanwezigheid van Zwarte Piet bij de intocht van Sinterklaas in Tilburg in 2018. Die demonstratie is voorbij, tijdens de Sinterklaasintocht in 2019 heeft er geen demonstratie plaatsgevonden en vanwege het coronavirus zal er in 2020 geen Sinterklaasintocht (in traditionele zin) plaatsvinden. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat eiseres sub 2 te kennen heeft gegeven dat zij niet voornemens zijn een nieuwe demonstratie te organiseren omdat de door haar gewenste wijzigingen met betrekking tot de figuur van Zwarte Piet in Tilburg reeds in gang zijn gezet, acht de rechtbank geen reële kans op herhaling van het geschil aanwezig. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres sub 2 daarom geen belang meer bij een nieuwe beslissing op haar bezwaarschrift.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep van eiser sub 1 gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover eiser sub 1 daarbij ontvankelijk is geacht in zijn bezwaarschrift;
  • voorziet zelf in de zaak en verklaart het bezwaarschrift van eiser sub 1 niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
  • verklaart het beroep van eiseres sub 2 gegrond voor zover gericht tegen de weigering om de demonstratie op het Pieter Vreedeplein toe te staan en vernietigt het bestreden besluit in zoverre;
  • verklaart het beroep van eiseres sub 2 voor het overige niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in zoverre in stand blijven;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 345,00 aan eiseres sub 2 te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres sub 2 tot een bedrag van € 1.050,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, voorzitter, en mr. L.P. Hertsig en mr. E.J. Govaers, leden, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier en op 3 november 2020 openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier T. Peters, voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.