ECLI:NL:RBZWB:2020:5403

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
AWB 19_2255
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van de korpschef om toepassing te geven aan de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF)

Op 2 november 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en de korpschef van politie. Eiseres had beroep ingesteld tegen het besluit van 3 april 2019, waarin de korpschef weigerde toepassing te geven aan de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF). Eiseres was sinds 1 juli 2016 werkzaam in de functie van Assistent Intake & Service (I&S) B, maar stelde dat haar feitelijke werkzaamheden wezenlijk afweken van deze functie. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar werkzaamheden wezenlijk afweken van haar functie. De rechtbank overwoog dat de korpschef zich terecht op het standpunt had gesteld dat de werkzaamheden van eiseres niet voldeden aan de niveaubepalende elementen van een andere functie. Eiseres had aangevoerd dat er geen Generalist I&S of hoger binnen het vakgebied I&S aanwezig was, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen betekenis had voor de beoordeling van haar aanvraag. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/2255 AW

uitspraak van 2 november 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. drs. M. Hendriks,
en

de korpschef van politie, verweerder,

gemachtigde: mr. J. Wegen.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 april 2019 (bestreden besluit) over de weigering door de korpschef om toepassing te geven aan de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF).
Partijen hebben, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen bezwaar gemaakt tegen het doen van uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

De feiten

1. Eiseres is met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de LFNP-functie van Assistent Intake & Service (I&S) B, gewaardeerd op schaal 5.
Zij heeft op 6 juli 2017 een aanvraag op grond van de RAAF ingediend om geplaatst te worden in de functie van Medewerker I&S, gewaardeerd op schaal 6.
Haar leidinggevende, teamchef [naam leidinggevende] , heeft naar aanleiding van die aanvraag inlichtingen versterkt over de verrichte werkzaamheden.
Op 1 december 2017 heeft haar leidinggevende aan eiseres het voornemen (van de korpschef) uitgereikt om de aanvraag af te wijzen omdat de aan eiseres opgedragen feitelijke werkzaamheden niet in overwegende mate voldoen aan de niveau-indicatoren van de functie van Medewerker I&S.
Eiseres heeft een zienswijze op het voornemen naar voren gebracht bij de daartoe ingestelde Adviescommissie RAAF (Adviescommissie).
Op 18 juni 2018 heeft de Adviescommissie de korpschef geadviseerd een besluit te nemen conform het voorgenomen besluit en de aanvraag af te wijzen. In een besluit van 20 september 2018 (primair besluit) heeft de korpschef overeenkomstig het advies besloten.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De Bezwaaradviescommissie RAAF heeft partijen gehoord en de korpschef geadviseerd om het bestreden besluit in stand te laten. In het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en is het primaire besluit in stand gelaten.
Strijd met de goede procesorde?
2. In een brief van 7 augustus 2020 heeft de korpschef het op 3 augustus 2020 door eiseres inbrengen van nieuwe gronden en stukken aangemerkt als strijdig met de goede procesorde. De rechtbank overweegt dat het onderzoek op 3 augustus 2020 nog niet was gesloten en dat het eiseres vrij stond om te reageren op een brief van de korpschef van 16 juli 2020. Van strijd met de goede procesorde is niet gebleken, en de brief van 3 augustus 2020 zal dan ook niet buiten beschouwing worden gelaten.
De beroepsgronden
3. Eiseres heeft, samengevat, ten eerste aangevoerd dat een definitie van het begrip ‘meeromvattende werkzaamheden’ ontbreekt. Ten tweede heeft zij aangevoerd dat haar niet kan worden tegengeworpen dat er geen Generalist I&S of hoger binnen het vakgebied I&S aanwezig is als het voormalige korps daar niet over beschikte.
De korpschef houdt vast aan theoretische concepten die geen recht doen aan de dagelijkse praktijk en de werksituatie in de voormalige korpsen. Hij schiet te kort in goed werkgeverschap, redelijkheid en billijkheid, het rechtszekerheids- en het vertrouwensbeginsel.
In aanvulling daarop is aangevoerd dat uit het inrichtingsplan blijkt dat de functie van Generalist (of hoger) I&S niet voorkomt, maar dat er wel Medewerkers I&S zijn ingericht. Eiseres concludeert dat een aanwijzing bestaat dat de Medewerker I&S in haar team geen meeromvattende zaken behandelt. Dan kan de korpschef eisers niet tegenwerpen dat zij geen meeromvattende zaken behandelt. De begeleiding en het behandelen van overgedragen meeromvattende zaken is überhaupt niet weggezet in de functiereeks.
Eisers ontvangt, indien nodig, begeleiding van de Operationeel Coördinator. In andere teams nemen de Generalisten I&S aangiften van bijvoorbeeld huiselijk geweld op omdat het gaat om een bekende dader. Eiseres heeft zoveel kennis en ervaring dat deze zaken aan haar toevertrouwd worden terwijl overdracht geïndiceerd is.
Het toetsingskader
4. De grondslag voor de RAAF wordt gevormd door artikel 6, negende lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp). Daar is, sinds 24 mei 2016, bepaald dat de ambtenaar een aanvraag kan indienen bij het bevoegd gezag wanneer zijn feitelijke werkzaamheden ten minste één jaar wezenlijk afwijken van de huidige, aan hem opgedragen LFNP-functie, om de feitelijke werkzaamheden overeen te laten komen met een andere LFNP-functie. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld. Die ministeriële regeling is de RAAF.
In artikel 1, aanhef en onderdeel i, van de RAAF wordt onder ‘wezenlijk afwijken’ verstaan: in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie als omschreven in het onderdeel ‘kern van de functie’ van de betreffende functie, dan wel overeenkomen met de definitie van het werkterrein, het aandachtsgebied of de specifieke functionaliteit behorende bij de huidige functie opgenomen in de bijlage 4, horende bij artikel 3, vierde lid, van de Regeling vaststelling LFNP.
In artikel 2, eerste lid, van de RAAF is bepaald dat de ambtenaar in de aanvraag aannemelijk maakt dat hij gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag, feitelijke werkzaamheden heeft verricht die wezenlijk afwijken van zijn huidige functie dan wel overeenkomen met een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit.
In artikel 3, eerste lid, van de RAAF is bepaald dat het bevoegd gezag de aanvraag toewijst indien de feitelijke werkzaamheden, bedoeld in artikel 2:
a. zijn opgedragen;
b. gedurende ten minste één jaar voorafgaand aan de aanvraag tot wijziging van de functie dan wel wijziging of toekenning van het werkterrein, aandachtsgebied of specifieke functionaliteit zijn verricht;
c. wezenlijk afwijken van de huidige functie dan wel van een werkterrein, een aandachtsgebied of een specifieke functionaliteit van de ambtenaar, en
d. niet van kennelijk tijdelijke aard zijn.
In artikel 7 van de RAAF is bepaald dat het bevoegd gezag een bijzondere voorziening kan treffen in individuele gevallen waarin de RAAF niet of niet naar billijkheid voorziet.
Het geschil
5. Partijen verschillen van mening over de vraag of is voldaan aan het vereiste dat is beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de RAAF, dus over de vraag of de door eiseres feitelijk verrichte werkzaamheden wezenlijk afwijken van haar functie Assistent I&S B, op de manier die is beschreven in artikel 1, aanhef en onderdeel i van de RAAF. Het gaat om werkzaamheden in de periode van ten minste een jaar voorafgaand aan 10 juli 2017.
De wijze van toetsen
6. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken, waaronder die van 11 november 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:4959) en 14 november 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:4959), geoordeeld dat het bij de beoordeling van een RAAF-aanvraag niet gaat om onderhoud van de voor de ambtenaar geldende LFNP-functie, maar om de vraag of de ambtenaar thuishoort in een andere LFNP-functie. Immers: volgens de RAAF-definitie van ‘wezenlijk afwijken’ gaat het niet alleen om de vraag of andere werkzaamheden worden verricht dan bij de geldende functie behoren, maar is doorslaggevend of in overwegende mate wordt voldaan aan de niveaubepalende elementen van een andere functie. De oude functie verandert niet, de nieuwe evenmin. Bij een dergelijke beoordeling is naar het oordeel van de rechtbank een terughoudende toetsing overeenkomstig de inpassingsjurisprudentie op zijn plaats. Gedoeld wordt op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) die tot uitdrukking komt in de uitspraken van 17 maart 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BP9661) en van 13 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY6084).
De betekenis van ‘wezenlijk afwijken’
7. Volgens artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF wordt onder ‘wezenlijk afwijken’ verstaan: ‘het in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie (…)’. De rechtbank heeft in de hiervoor genoemde uitspraken overwogen dat de tekst van de toelichting van de RAAF niet strijdig is met de tekst van de RAAF zelf. Uitgangspunt is dat de aanvrager aantoont dat aan alle niveaubepalende elementen van een andere functie wordt voldaan.
Daarvan kan worden afgeweken wanneer zich de situatie voordoet als beschreven vanaf de zesde alinea van de toelichting bij artikel 1 van de RAAF. Het gaat hierbij om situaties waarbij op grond van bedrijfsvoeringsargumenten aan alle in de organisatorische eenheid van de aanvrager werkzame collega’s (met dezelfde LFNP-functie als de aangevraagde functie) bepaalde niveaubepalende elementen niet zijn opgedragen omdat deze werkzaamheden bij een hogere (of andere) functie zijn neergelegd. Het ligt op de weg van de aanvrager om dat aan te tonen.
De kern van de functie Medewerker I&S
8. In de LFNP-functiebeschrijving van de Medewerker I&S staat de kern van de functie als volgt omschreven:

De Medewerker Intake & Service draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding) en van de openbare orde, en aan veiligheid en leefbaarheid in de samenleving door het zelfstandig uitvoeren van routinematige Intake & Servicewerkzaamheden. Hij wordt ten aanzien van onderstaande activiteiten en resultaten begeleid door ten minste een Generalist Intake & Service en kan meeromvattende zaken overdragen.”
9. Gelet op deze functiebeschrijving dient door eiseres aannemelijk gemaakt te worden dat de aan haar feitelijk opgedragen werkzaamheden in overwegende mate overeenkomen met de volgende niveaubepalende elementen:
a. Het zelfstandig uitvoeren van routinematige I&S-werkzaamheden.
b. Het ten aanzien van de in de functie genoemde activiteiten en resultaten begeleid worden door ten minste een Generalist I&S of hoger.
c. Het kunnen overdragen van meeromvattende zaken.
Bespreking van de beroepsgronden
10. De rechtbank stelt voorop dat aan de afwijzing van de aanvraag primair ten grondslag is gelegd dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar werkzaamheden wezenlijk afwijken van haar functie van Assistent I&S. De door eiseres beschreven en door haar leidinggevende herkende werkzaamheden leiden niet tot een andere functie dan die van Assistent I&S B.
Daarnaast is overwogen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij I&S-werkzaamheden verricht waarbij overdracht of begeleiding benodigd is.
11. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat het begrip ‘meeromvattende zaken’ in de laatste volzin van de omschrijving van de kern van de functie onduidelijk is. Het gaat om zaken die meer omvatten dan de in de eerste volzin genoemde routinematige I&S-werkzaamheden. Aan de meer algemene betekenis van ‘meeromvattend’ in het spraakgebruik, die eiseres ontleent aan de Dikke van Dale, komt in dit verband geen betekenis toe.
12. De korpschef heeft, in navolging van de commissie, overwogen dat weliswaar producten worden overgedragen aan een generalist, maar dat dat geen I&S-werkzaamheden zijn. Op het gebied van I&S verricht eiseres werkzaamheden volgens de gestandaardiseerde werkwijzen en richtlijnen.
Eiseres heeft dat niet betwist, en zij heeft niet aangetoond dat zij werkzaamheden verricht die worden overgedragen aan, of waarin zijn begeleid moet worden door een Generalist Intake & Service.
13. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar werkzaamheden wezenlijk afwijken van haar functie van Assistent I&S B. Aan wat zij heeft aangevoerd over de redenen waarom er geen Generalist I&S of hoger is binnen het vakgebied I&S aanwezig komt daarom geen betekenis toe.
14. Nu eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar werkzaamheden wezenlijk afwijken van haar functie van Assistent I&S B hoeft ook haar stelling dat zij hetzelfde werk doet als een Medewerker I&S geen bespreking, evenmin als het beroep op het gelijkheidsbeginsel.
15. De hardheidsclausule ziet naar zijn aard op bijzondere individuele omstandigheden. Die omstandigheden zijn in de zaak van eiseres niet gebleken. Eiseres verkeert niet in een situatie die bij de totstandkoming van de RAAF niet is voorzien. Haar beroep op de hardheidsclausule slaagt daarom niet.
Slotoverwegingen
16. Gelet op alles wat hierboven is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
17. Er is geen reden een proceskostenveroordeling uit te spreken.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier, op 2 november 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.