ECLI:NL:RBZWB:2020:5402
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van besluit tot intrekking bijstandsuitkering op basis van nieuwe feiten en omstandigheden
In deze zaak heeft eiser, die sinds 8 november 2013 een bijstandsuitkering ontving, verzocht om herziening van een besluit waarbij zijn recht op uitkering op grond van de Participatiewet was ingetrokken. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had in een eerder besluit van 20 februari 2015 het recht op bijstand ingetrokken, omdat eiser zijn inlichtingenverplichting had geschonden door geen melding te maken van onroerend goed in Turkije. Eiser heeft in zijn herzieningsverzoek aangevoerd dat er nieuwe feiten zijn, namelijk een hypotheekschuld op zijn woning in Nederland, die niet in aanmerking was genomen bij de eerdere besluiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college in het bestreden besluit het verzoek om herziening terecht heeft afgewezen. Eiser had in zijn herzieningsverzoek enkel het negatief vermogen in Nederland als nieuw feit naar voren gebracht. De rechtbank oordeelde dat, zelfs als rekening werd gehouden met dit nieuwe feit, het vermogen van eiser nog steeds boven de vermogensgrens uitkwam, waardoor het intrekkingsbesluit niet onredelijk was. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, die stelt dat nieuwe feiten bij de aanvraag of in bezwaar moeten worden vermeld en dat feiten die pas in de fase van beroep naar voren worden gebracht, niet in de beoordeling kunnen worden meegenomen.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere besluiten van het college in stand blijven. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.