Overwegingen
De feiten
1. Eiser is sinds 2012 werkzaam geweest in dienst van de politie, laatstelijk in de functie van Generalist GGP in de rang van hoofdagent. Hij was verbonden aan Basisteam Leijdal van de eenheid Zeeland-West-Brabant.
Op 9 april 2018 heeft eiser deelgenomen aan een doorzoeking in een woning. Tijdens die doorzoeking is in de ochtend een waardevol horloge aangetroffen. In de middag van 9 april 2018 is geconstateerd dat het horloge verdwenen was. Een zoektocht leverde niets op.
Op 12 april 2018 is het horloge per externe post bezorgd bij de politie. Op de brief was geen afzender vermeld.
Aan de bij de doorzoeking betrokken functionarissen is gevraagd een proces-verbaal van bevindingen over het verloop van de doorzoeking op te maken. Op 14 april 2018 heeft eiser verslag ingediend van zijn bevindingen. Hij heeft het verslag nadien aangevuld en het proces-verbaal, op 22 juni 2018 ondertekend, ingeleverd.
Het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) heeft de envelop waarin het horloge aan de politie is gezonden onderzocht, en er zijn en DNA- en dactyloscopische sporen (vingerafdrukken) op aangetroffen. Op 28 augustus 2018 is aan alle mannelijke betrokkenen bij de huiszoeking, waaronder eiser, gevraagd om materiaal voor DNA- en dactyloscopisch onderzoek af te staan. Eiser heeft dat niet gedaan. Hij heeft zich op 30 augustus 2018 gemeld bij zijn leidinggevenden en hij heeft verklaard dat hij degene is geweest die de envelop met het horloge heeft verstuurd.
Eveneens op 30 augustus 2018 heeft eiser een proces-verbaal opgemaakt en ondertekend waarin hij verklaart over zijn bevindingen op 10 april 2018.
In een brief van 31 augustus 2018 is eiser meegedeeld dat het vermoeden is gerezen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan (zeer) ernstig plichtsverzuim. Er is een disciplinair onderzoek ingesteld, uit te voeren door de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten van de eenheid Zeeland-West-Brabant (VIK). Eiser is buiten functie gesteld en hem is de toegang tot dienstlokalen, -gebouwen en –terreinen ontzegd. Er is een voornemen tot schorsing uitgesproken.
Op 6 september 2018 is eiser als betrokkene gehoord. Hij heeft verklaard dat hij het horloge op 9 april 2018 tijdens de doorzoeking heeft gezien, opgepakt en bekeken en dat hij het heeft teruggelegd. Toen hij in de ochtend van 10 april 2018 langs zijn postvakje op het politiebureau liep zag hij dat het (verdwenen) horloge daar lag. Hij raakte in paniek en was bang dat hij verdacht zou worden. Hij heeft het horloge daarom meegenomen en per post aan de politie gezonden. Hij heeft, volgens zijn verklaring, zonder succes geprobeerd toegang te krijgen tot camerabeelden van het politiebureau, om te achterhalen wie het horloge in zijn postvakje heeft gelegd.
In een besluit van 5 oktober 2018 is eiser geschorst.
Begin december is uit DNA- en dactyloscopisch onderzoek door het NFI naar voren gekomen dat eisers sporen zijn aangetroffen op het horloge en op de envelop.
In een brief van 14 januari 2019 heeft de korpschef eiser voorgehouden dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan ernstig plichtsverzuim, bestaande uit het achterhouden van cruciale informatie over een na een doorzoeking verdwenen en later terugbezorgd horloge en daardoor tevens het frustreren van het onderzoek. Ook is eiser het bewust opmaken van een onvolledig proces-verbaal verweten. Van het ontbreken van toerekenbaarheid is de korpschef niet gebleken.
Aan eiser is het voornemen voorgehouden hem de straf van onvoorwaardelijk disciplinair ontslag op te leggen. Subsidiair is het voornemen tot ongeschiktheidsontslag uitgesproken.
Eiser heeft schriftelijk en mondeling zijn zienswijze op het ontslagvoornemen naar voren gebracht. Hij heeft zijn verontschuldigingen aangeboden voor het anoniem terugsturen van het horloge, in plaats van het direct in te leveren toen hij het aantrof in zijn postvak.
In het ontslagbesluit is aan eiser met onmiddellijke ingang het voorgenomen ontslag opgelegd: disciplinair ontslag, subsidiair ongeschiktheidsontslag.
Het tegen het ontslagbesluit ingediende bezwaar is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard, zoals geadviseerd werd door de Bezwaaradviescommissie HRM.
2. Eiser voert aan dat het ontslagbesluit in geen verhouding staat tot de door hem gemaakte fout, namelijk het terugsturen van het horloge. Een politieambtenaar die iets steelt, kan niet hard genoeg worden gestraft, maar het is belachelijk dat, wanneer de dief niet kan worden gevonden, de persoon die het horloge terugbezorgt zo hard mogelijk wordt gestraft omdat het goed uitkomt en zorgt voor rust bij de politieorganisatie.
De gemaakte fout, het foutief inleveren van het horloge, is ontstaan door eisers zeer slechte relatie met de twee teamchefs, in wie hij geen vertrouwen heeft. Eiser heeft gedacht dat zij betrokken waren bij het in zijn postvak plaatsen van het horloge. Hij is door het horloge in zijn postvak in een onmogelijke situatie terecht gekomen. Hij weet niet wie hij nog kan vertrouwen. Als hij het zou melden bij zijn chefs zou hij hen munitie geven om de genadeklap te geven. Eiser heeft een verklaring overgelegd waarin hij zijn relatie met de teamleiding beschrijft.
Eiser heeft verklaard het horloge niet gestolen te hebben. Het zou ook vreemd zijn geweest om het horloge eerst te stelen en vervolgens weer in te leveren. Het onderzoek is niet zorgvuldig verlopen. Zo heeft de eenheid VIK informatie achtergehouden om eisers onbetrouwbaarheid aan te tonen. Nooit had van alle betrokkenen gevraagd mogen worden om vrijwillig mee te werken aan een dactyloscopisch- en DNA-onderzoek.
Het inleveren van het horloge getuigt van eisers integriteit. Hij stond niet onder druk om naar voren te stappen.
Eisers vrouw was op het moment van de verdwijning hoogzwanger en zij waren druk bezig met de aankoop van een woning. Eiser werd getroffen op het meest kwetsbare moment in zijn leven. Eiser krijgt door het ontslag geen uitkering, terwijl hij een gezin met twee jonge kinderen heeft.
Sollicitaties hebben tot teleurstellingen geleid. Zijn droombaan is hem afgenomen. Hij heeft twaalf jaar dag en nacht klaargestaan.
Verder heeft eiser bij de rechtbank melding gemaakt van onnauwkeurig optreden van de politie in het kader van het onderzoek, van onderzoeken in zijn woning en in de vakantiewoning van zijn ouders en van andere omstandigheden waar eiser uit afleidt dat sprake is van een gerichte actie jegens eiser en zijn familie.
Het toetsingskader en de wijze van toetsen
3. Op grond van artikel 76, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kan de ambtenaar die de hem opgelegde verplichtingen niet nakomt of zich overigens aan plichtsverzuim schuldig maakt, disciplinair worden gestraft.
Volgens het tweede lid omvat plichtsverzuim zowel het overtreden van een voorschrift als het doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Volgens artikel 77, eerste lid, aanhef en onder j, van het Barp is ontslag één van de straffen die kunnen worden opgelegd.
4. Volgens vaste rechtspraak, zoals de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 februari 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BP5986), moet de bestuursrechter in ambtenarenzaken, die moet beslissen over een besluit tot oplegging van een disciplinaire straf, vaststellen of de betrokken ambtenaar zich heeft schuldig gemaakt aan het plichtsverzuim ter zake waarvan het bestuursorgaan hem de straf heeft opgelegd. De overtuiging dat er sprake is van plichtsverzuim zal de rechter moeten kunnen ontlenen aan deugdelijk vastgestelde gegevens die aan het bestuursorgaan ter beschikking hebben gestaan bij het nemen van het strafbesluit. Voorts dient het plichtsverzuim aan de ambtenaar te zijn toe te rekenen en dient de genomen maatregel in verhouding te staan tot het plichtsverzuim. 5. De rechtbank stelt voorop dat het ontslagbesluit niet berust op de verdenking dat eiser het horloge heeft weggenomen. Het berust uitsluitend op het (langdurig) achterhouden van informatie, het daardoor frustreren van het onderzoek en daarnaast het opmaken van een onvolledig proces-verbaal.
Op de zitting van de rechtbank is namens de korpschef verklaard dat in de besluitvorming is aangenomen dat eiser het horloge in zijn postvak heeft gevonden, maar dat het voor het besluit niet relevant is of het daar ook daadwerkelijk lag. Dat is ook voor de rechtbank het uitgangspunt bij de beoordeling van het beroep. Het bestreden besluit berust immers op de in het ontslagbesluit beschreven gedragingen, niet meer en niet minder.
6. Met het oog op de in overweging 4 beschreven toetsing stelt de rechtbank vast dat eiser de door de korpschef vastgestelde feiten niet betwist. Hij heeft het horloge, zonder zich bekend te maken als afzender, aan de politie gestuurd, waar het op 12 april 2018 is ontvangen. Voor het eerst op 30 augustus 2018 heeft eiser verklaard over zijn betrokkenheid bij de toezending van het horloge. In de tussenliggende periode heeft eiser geen inlichtingen verstrekt over die betrokkenheid.
In een proces-verbaal van 22 juni 2018 heeft eiser verklaard over de gang van zaken bij de doorzoeking, maar hij heeft daarin geen melding gemaakt van het aantreffen van het horloge in zijn postvak en van de verzending aan de politie. Dit terwijl het verzoek om verslag te doen ook omvatte ‘bijzonderheden in relatie tot het vermiste horloge’.
Die feiten, namelijk het verzwijgen en verzwegen houden van informatie over het horloge, alsmede het opmaken van een onvolledig proces-verbaal, staan dan ook vast.
Leveren de feiten plichtsverzuim op?
7. Over de vraag of de feiten als plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt overweegt de rechtbank dat eiser volgens de korpschef het onderzoek naar de gebeurtenissen rond het horloge op 10, 11 en 12 april 2018 maximaal heeft belemmerd. Eiser heeft dat niet betwist.
Het belemmeren van een politieonderzoek is aan te merken als een doen of nalaten van iets dat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
De feiten leveren dan ook plichtsverzuim op, en de korpschef heeft dat terecht gekwalificeerd als zeer ernstig.
Is het plichtsverzuim toe te rekenen?
8. In verband met de vraag of het plichtsverzuim eiser is toe te rekenen heeft hij gewezen op zijn relatie met zijn twee teamchefs, die hij als zeer slecht ervaart. Hij heeft geen vertrouwen in hen en hij heeft gedacht dat zij betrokken waren bij het in zijn postvak plaatsen van het horloge. Hij wist niet wie hij nog kon vertrouwen. Eisers vrouw was hoogzwanger, zij waren bezig met de aankoop van een woning en eiser voelde zich kwetsbaar.
Voor de rechtbank is enigszins invoelbaar dat eiser op het moment waarop hij het horloge aantrof in verwarring of paniek is geraakt, dat hij niet onmiddellijk wist hoe te handelen, en dat zijn beleving van de relatie met zijn leidinggevenden een complicerende factor was. Maar uit eisers verklaringen blijkt dat hij vervolgens afwegingen heeft gemaakt, waarbij hij heeft aangenomen dat hij van de diefstal van het horloge zou worden verdacht en dat de financiering van zijn nieuwe woning op problemen zou kunnen stuiten. Op basis van die afwegingen heeft eiser er voor gekozen om de vondst niet te melden, en in die keuze heeft hij van 10 april 2018 tot 30 augustus 2018 volhard. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in die periode niet op enig moment in staat is geweest om een andere keuze te maken en openheid van zaken te verschaffen, ook niet toen hij op 14 april 2018 verslag uitbracht van zijn bevindingen, toen hij dat verslag nadien aanvulde en toen hij het proces-verbaal op 22 juni 2018 ondertekend inleverde. Evenmin is aannemelijk dat de kwetsbaarheid die eiser ervaren heeft in verband met de komst van een tweede kind hem maandenlang verhinderd heeft om openheid van zaken te verschaffen bij, bijvoorbeeld, een vertrouwenspersoon.
Het plichtsverzuim is eiser dan ook toe te rekenen, zodat de korpschef bevoegd was hem disciplinair te bestraffen.
Is strafontslag niet onevenredig?
9. Bij de beoordeling of het strafontslag niet onevenredig is aan het plichtsverzuim realiseert de rechtbank zich dat de consequenties van dat ontslag diep ingrijpen in het leven van eiser en zijn gezin. Daar staat tegenover dat het plichtsverzuim zeer ernstig is. Eiser heeft de politie heel lang in het ongewisse gelaten over de herkomst van het opgestuurde horloge, waardoor het onderzoek maanden langer heeft geduurd dan nodig was en werd gefrustreerd. Eiser heeft in zijn opstelling volhard totdat het net zich om hem sloot toen de uitkomst van onderzoek naar vingerafdrukken en DNA, of het weigeren aan zo’n onderzoek mee te werken, de aandacht op eiser zou vestigen als mogelijke afzender van het horloge.
Verder is de rechtbank niet gebleken dat eiser inmiddels overtuigd is van de onjuistheid van zijn handelen. Op de zitting heeft hij verklaard dat hij niet anders kon handelen dan hij gedaan heeft. De rechtbank begrijpt dat de korpschef ieder vertrouwen in eiser verloren heeft.
Onder die omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank strafontslag niet onevenredig aan het plichtsverzuim.
10. Met het oog op de in overweging 9 bereikte conclusie hoeft de subsidiaire ontslaggrond, ongeschiktheid voor een functie bij de politie, geen bespreking.
11. Het beroep zal ongegrond worden verklaard.