ECLI:NL:RBZWB:2020:5380

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5451
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van subsidie voor studiekosten door DUO na beëindiging opleiding en niet behalen van studiepunten

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) over de terugvordering van een subsidie voor studiekosten. Eiser ontving een lerarenbeurs voor de studiejaren 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013, maar stopte met zijn opleiding en behaalde geen studiepunten. DUO stelde dat eiser een terugbetalingsplicht had van in totaal € 19.100,-, omdat hij niet voldeed aan de voorwaarden van de subsidie, waaronder het behalen van minimaal 90 studiepunten binnen de gestelde termijn. Eiser voerde aan dat hij verwarrende informatie had ontvangen van DUO en dat zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder gezondheidsproblemen, hem belemmerden in het behalen van studiepunten.

De rechtbank oordeelde dat DUO zich terecht op het standpunt stelde dat de behaalde vrijstellingen niet meetellen voor het aantal vereiste studiepunten. De rechtbank concludeerde dat de informatie die DUO had verstrekt niet onduidelijk was en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij op basis van deze informatie had gehandeld. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de persoonlijke omstandigheden van eiser geen bijzondere reden vormden om van de Regeling af te wijken. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de terugvordering van de subsidie door DUO.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5451 WSFBSF

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 oktober 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

en
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 4 juli 2017 (primaire besluit) heeft DUO aangegeven dat de terugbetalingsplicht voor de door eiser ontvangen subsidie voor studiekosten (lerarenbeurs) over de jaren 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013 blijft bestaan, dat het beroep op de hardheidsclausule wordt afgewezen en dat het door eiser betaalde collegegeld niet op de terugbetalingsplicht in mindering wordt gebracht.
In het besluit van 15 september 2019 (bestreden besluit) heeft DUO het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 17 september 2020.
Hierbij was eiser aanwezig. Namens DUO was aanwezig [vertegenwoordiger] .

Overwegingen

Feiten
Eiser heeft in de studiejaren 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013 een subsidie ontvangen voor de studiekosten van de opleiding tot leraar wiskunde tweede graad voor het voortgezet onderwijs aan de Hogeschool te Rotterdam. Deze subsidie van in totaal € 19.100,- werd als voorschot aan eiser uitbetaald. Eiser is gestopt met de opleiding.
Op 21 november 2016 heeft DUO bewijsstukken opgevraagd waaruit blijkt hoeveel ECTS (studiepunten) eiser heeft behaald. DUO geeft daarbij aan:
“… als u stopt met uw opleiding ontstaat in principe een terugbetalingsplicht van het door u ontvangen bedrag. Echter voor iedere 30 ECTS die u heeft behaald voor uw opleiding (vrijstellingen tellen hierbij ook mee) brengen wij één jaar op de totale terugbetalingsverplichting in mindering. Heeft u minimaal 30 ETCS behaald, dan ontvangen wij graag de volgende bewijsstukken …”
Bij besluit van 30 november 2016 heeft DUO de subsidie over de studiejaren 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013 vastgesteld op nihil. Een bedrag van in totaal € 19.100,- wordt van eiser teruggevorderd.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt. Het bezwaar is bij besluit van 30 maart 2017 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. Het daartegen ingestelde beroep is ingetrokken.
Eiser heeft op 12 juni 2017 verzocht om herziening van de beslissing van 30 november 2016.
In het primaire besluit van 4 juli 2017 heeft DUO aangegeven dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij in de studiejaren 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013 niet of nauwelijks heeft kunnen studeren. Het beroep op de hardheidsclausule wordt afgewezen. Het betaalde collegegeld wordt niet op de terugbetalingsplicht in mindering gebracht. De terugbetalingsplicht blijft bestaan.
Tegen dit besluit heeft eiser tijdig bezwaar gemaakt.
Op 27 mei 2019 heeft medisch adviseur [medische adviseur] na onderzoek geconcludeerd dat eiser in de studiejaren 2012-2013 en 2013-2014 niet in staat was te studeren. Voor de studiejaren 2014-2015 en 2015-2016 geldt dat eiser wel in staat was te studeren.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. DUO wijst erop dat eiser niet vóór 1 september 2016 de noodzakelijke 90 studiepunten heeft behaald om de lerarenbeurs in een gift om te kunnen zetten. Eiser heeft in totaal 52 studiepunten behaald, uitsluitend door vrijstellingen. Eiser heeft geen studiepunten voor een studieprestatie in de subsidiejaren gehaald en geen studiepunten in de uitloopperiode van 1 september 2013 tot 1 september 2016. DUO geeft aan dat in het besluit van 30 november 2016 al is vastgesteld dat de vrijstellingspunten niet meetellen. De bezwaren hiertegen kunnen in onderhavige bezwaarprocedure geen rol meer spelen. Het beroep op de hardheidsclausule wordt afgewezen, omdat de door eiser aangegeven gezinsomstandigheden en de fusieperiode bij zijn werkgever onvoldoende zwaarwegend zijn om te rechtvaardigen dat eiser zonder studiepunten te hebben gehaald de subsidie niet hoeft terug te betalen. De medisch adviseur heeft geconcludeerd dat eiser in de studiejaren 2012-2013 en 2013-2014 om gezondheidsredenen niet in staat was om te studeren. Dit betekent dat eiser in de studiejaren 2011-2012, 2014-2015 en 2015-2016 wel voldoende in staat was om het vereiste aantal van 90 studiepunten te halen. DUO ziet daarom geen reden om de terugvordering kwijt te schelden of te matigen.
Beroepsgronden
Eiser stelt zich op het standpunt dat DUO verwarrende informatiestromen hanteert. In brief van DUO van 21 november 2016, waarin bewijsstukken worden opgevraagd, wordt melding gemaakt van het feit dat de vrijstellingen meetellen bij het aantal studiepunten. DUO heeft niet aangegeven dat het niet louter vrijstellingen mogen betreffen. In een later stadium is dit wel vermeld. Op basis van deze verkeerde informatie van DUO, waaronder ook telefonisch verkregen informatie, heeft eiser aangenomen dat hij (door omstandigheden) geen moeite meer hoefde te steken in het behalen van meer studiepunten.
Wettelijk kader
De van toepassing zijnde wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage behorende bij deze uitspraak.
Oordeel van de rechtbank
Studiepunten en vrijstellingen
DUO heeft aangegeven dat ten aanzien van de vraag of de vrijstellingen meewegen bij het behalen van het aantal studiepunten reeds in de vorige procedure is geoordeeld dat vrijstellingspunten niet meetellen. Volgens DUO betekent dit, zoals ter zitting is toegelicht, dat thans sprake is van een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dat geval is eiser gehouden nieuwe feiten of omstandigheden aan te dragen.
De rechtbank is van oordeel dat in het besluit van 30 november 2016 niet duidelijk en ondubbelzinnig is aangegeven dat de behaalde vrijstellingen niet zouden meetellen voor het benodigde aantal studiepunten. Daarom ziet de rechtbank anders dan DUO, niet in dat op
30 november 2016 al zou zijn beslist op de vraag of vrijstellingen meetellen. Er is dan ook geen sprake van een herhaalde aanvraag waarop artikel 4:6 van de Awb van toepassing is. Zou er al sprake zijn van een herhaalde aanvraag, dan heeft DUO er in ieder geval niet voor gekozen om de aanvraag af te doen met een verwijzing naar de eerdere afwijzende beschikking. In plaats daarvan heeft DUO een inhoudelijk oordeel gegeven over de vraag of vrijstellingen meetellen. Nu DUO het verzoek op inhoudelijke gronden heeft afgewezen, toetst de rechtbank het besluit ook inhoudelijk [1] .
De rechtbank zal dan ook over gaan tot een inhoudelijke beoordeling van dit geschilpunt.
Inhoudelijke beoordeling
Op de toekenning van de lerarenbeurs is de Regeling Lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009-2011 (Regeling) van toepassing. Op grond van deze Regeling kan DUO voor ten hoogste drie jaar subsidie verlenen voor opleidingen. De subsidie wordt verstrekt als voorschot. Voor een jaar subsidie staan 30 studiepunten. De studiepunten moeten worden behaald binnen een termijn van zes jaar.
Eiser heeft voor de studiejaren 2010-2011, 2011-2012 en 2012-2013 een lerarenbeurs ontvangen. Hij is gestopt met de opleiding. Eiser heeft geen studiepunten behaald, maar hij had wel vrijstellingen vanwege een eerdere opleiding ter waarde van 52 studiepunten.
DUO heeft aangegeven dat uit de Nota van Toelichting op de Regeling volgt dat de lerarenbeurs is bedoeld voor het volgen van een opleiding, die resulteert in een andere bevoegdheid of graad of extra bekwaamheden. Het is niet logisch om aan te nemen dat de subsidie is bedoeld voor studiepunten die zijn behaald in een periode die voor de subsidieverlening ligt. De subsidie is juist bedoeld om leraren in staat te stellen een nieuwe opleiding te bekostigen. DUO voert beleid dat vrijstellingen meetellen voor het benodigde aantal studiepunten naast de tijdens de subsidie- en uitloopperiode behaalde studiepunten. Dit beleid is zo vorm gegeven om te voorkomen dat een leraar wegens vrijstellingen voor vakken vanwege een eerder behaalde opleiding niet voldoende studiepunten kan behalen om aan zijn subsidieverplichting te voldoen. Het beleid is uitdrukkelijk niet bedoeld om subsidie te verstrekken voor opleidingen die reeds zijn gevolgd voorafgaand aan de subsidieperiode. Dat zou volgens DUO in strijd zijn met het doel en de strekking van de Regeling.
De rechtbank acht het beleid [2] van DUO over de wijze waarop met vrijstellingen wordt omgegaan, niet onredelijk en in overeenstemming met het doel en de strekking van de Regeling. Eiser heeft in een periode van zes jaar geen enkel studiepunt behaald. Het feit dat hij in een voorafgaande periode een andere opleiding heeft gevolgd en daarom voor vrijstellingen ten waarde van 52 studiepunten in aanmerking kwam, doet hieraan niet af. Het is immers niet logisch en ook niet de bedoeling om studiepunten die reeds in het verleden zijn behaald (achteraf) alsnog te subsidiëren.
Vertrouwensbeginsel
Ten aanzien van het betoog van eiser dat hij van een medewerker van DUO telefonisch had begrepen dat de studiepunten uit vrijstelling zouden meetellen, overweegt de rechtbank het volgende. Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel moet volgens vaste rechtspraak sprake moet zijn van een aan het bestuursorgaan toe te rekenen concrete, ondubbelzinnige toezegging gedaan door een daartoe bevoegd persoon. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hiervan sprake is.
Voor zover eiser heeft verwezen naar de brief van DUO van 21 november 2016, waaruit zou blijken dat vrijstelling mee tellen bij het totale aantal studiepunten, overweegt de rechtbank dat in deze brief weliswaar staat vermeld dat vrijstellingen meetellen, maar uit de tekst van de brief kan geenszins worden opgemaakt dat er in het geheel geen studiepunten behoeven te worden behaald om te voldoen aan de subsidievoorwaarden. Bovendien is de brief pas verstuurd na afloop van de subsidie- en uitloopperiode, waardoor het niet mogelijk is dat eiser gehandeld zou hebben op grond van informatie uit deze brief.
Hardheidsclausule
In artikel 33 van de Regeling is bepaald dat de minister voor bepaalde gevallen de Regeling buiten toepassing kan verklaren of daarvan kan afwijken, voor zover deze toepassing, gelet op het belang dat deze Regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard. Uit de toelichting op deze volgt dat de hardheidsclausule bedoeld is voor bijzondere omstandigheden gelegen in de persoonlijke levenssfeer van een betrokkene, zoals ziekte en overlijden in de familie, of bijzonderheden in de opleiding, zoals een afwijkend studieritme. Gelet op de tekst van dit artikel komt DUO bij de toepassing daarvan beleids- en beoordelingsruimte toe. Dit betekent dat de rechtbank de aanwending van die bevoegdheid terughoudend dient te toetsen.
Eiser heeft gewezen op zijn bijzondere medische omstandigheden, die maken dat hij niet in staat is geweest om voldoende studiepunten te behalen
DUO heeft de medisch adviseur gevraagd in hoeverre het eiser niet is aan te rekenen dat hij in de periode van 1 september 2012 tot 1 september 2016 geen 30 studiepunten heeft gehaald. Op 27 mei 2019 heeft medisch adviseur [medische adviseur] advies uitgebracht en aangegeven dat eiser in de studiejaren 2012-2013 en 2013-2014 niet in staat om te studeren.
De rechtbank is van oordeel dat DUO zich, onder verwijzing naar het advies van de medisch adviseur, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de persoonlijke situatie van eiser geen bijzondere omstandigheid oplevert, op grond waarvan moet worden afgeweken van de Regeling.
Conclusie
DUO heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat de door eiser behaalde vrijstellingspunten niet meetellen voor het aantal studiepunten voor de opleiding. Daaruit volgt dat DUO op grond van artikel 4:57 van de Awb de onverschuldigd betaalde lerarenbeurs van eiser kan terugvorderen. Niet gebleken is dat de terugvordering van het bedrag van € 19.100,- gelet op eisers persoonlijke en/of financiële situatie onevenredig is. Ter zitting heeft de gemachtigde van DUO toegelicht dat het mogelijk is om op verzoek van eiser een betalingsregeling te treffen, waarbij rekening wordt gehouden met de draagkracht van eiser. DUO heeft daarom geen aanleiding hoeven zien om de terugvordering te matigen.
Het beroep is ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 29 oktober 2020 en wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Op de toekenning van de lerarenbeurs aan eiser is de
Regeling Lerarenbeurs voor scholing en zij-instroom 2009-2011van toepassing (hierna: de Regeling).
Op grond van artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Regeling kan de minister subsidie verstrekken aan de leraar voor studiekosten.
Op grond van artikel 3, vijfde lid, van de Regeling kan de minister voor ten hoogte drie jaar subsidie, bedoeld in het eerste lid, verlenen voor opleidingen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a, b en d, met dien verstande dat voor:
a. 1 tot en met 30 studiepunten een jaar subsidie, bedoeld in het eerste lid, staat;
b. 31 tot en met 60 studiepunten twee jaar subsidie, bedoeld in het eerste lid, staat; en
c. 61 tot en met 90 studiepunten drie jaar subsidie, bedoeld in het eerste lid, staat.
Op grond van artikel 13 van de Regeling behaalt de leraar het aantal in de beschikking tot verlening van de subsidie voor de opleidingen (…) vermelde studiepunten binnen de in artikel 17, eerste lid, bedoelde termijnen.
Op grond van artikel 17, eerste lid, aanhef en onder c, van de Regeling dient de leraar een aanvraag voor vaststelling van de subsidie, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van de opleidingen als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdelen a, b en d, indien de opleiding minstens drie jaar duurt, binnen zes jaar na verlening van de subsidie voor deze opleiding in bij de minister.
Op grond van artikel 33 van de Regeling kan de minister voor bepaalde gevallen de regeling buiten toepassing verklaringen of daarvan afwijken voor zover deze toepassing gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard.
Op grond van artikel 4:46, eerste lid, van de
Algemene wet bestuursrecht (Awb)stelt, indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast.
Op grond van artikel 4:46, tweede lid, van de Awb kan de subsidie lager worden vastgesteld indien:
a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden;
b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;
c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of
d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten.
Op grond van artikel 4:57, eerste lid, van de Awb kan het bestuursorgaan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.
Artikel 4:6 van de Awb bepaalt:
1. Indien na een geheel of gedeeltelijk afwijzende beschikking een nieuwe aanvraag wordt gedaan, is de aanvrager gehouden nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden te vermelden.
2. Wanneer geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden worden vermeld, kan het bestuursorgaan zonder toepassing te geven aan artikel 4:5 de aanvraag afwijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende beschikking.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 20 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4872.
2.Het gaat hier strikt genomen niet over beleid, maar over een bestendige gedragslijn en/of interne afspraken.