ECLI:NL:RBZWB:2020:5230

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
27 oktober 2020
Publicatiedatum
28 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 20_4862
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot buiten behandelingstelling van aanvraag bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 27 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering, maar het college had deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Dit gebeurde in een besluit van 12 juni 2019, omdat de eiser niet tijdig alle gevraagde gegevens had ingeleverd. Het college verklaarde het bezwaar van de eiser tegen dit besluit ongegrond in een bestreden besluit van 30 januari 2020.

De rechtbank heeft het beroep van de eiser tegen het bestreden besluit behandeld op een zitting op 15 oktober 2020, waar de eiser en zijn gemachtigde niet verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser tot februari 2019 bijzondere bijstand ontving, maar dat hij in mei 2019 een nieuwe aanvraag indiende. Het college had de eiser verzocht om aanvullende gegevens, maar deze waren niet tijdig ingediend. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen, omdat de eiser niet alle gevraagde gegevens binnen de hersteltermijn had ingediend.

De rechtbank concludeert dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de hersteltermijn onredelijk kort was en dat hij niet in staat was om de gegevens tijdig aan te leveren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/4862 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 oktober 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. C. van der Ent,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 12 juni 2019 (primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering buiten behandeling gesteld.
In een besluit van 30 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 15 oktober 2020.
Eiser en zijn gemachtigde zijn (met voorafgaand bericht) niet verschenen. Namens het college was [naam vertegenwoordiger college] aanwezig.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser ontving tot februari 2019 bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van bewindvoering.
Op 14 mei 2019 heeft eiser een nieuwe aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering per 1 februari 2019.
In een brief van 21 mei 2019 heeft het college eiser verzocht om uiterlijk op 1 juni 2019 de volgende ontbrekende gegevens in te leveren:
- nota kosten bewindvoering
- afschriften van al zijn bankrekeningen van de laatste 3 maanden
- bewijzen schulden
In de brief wordt tevens vermeld welke consequenties aan het niet tijdig indienen van de aanvullende gegevens zijn verbonden.
Per e-mail van 27 mei 2019 heeft bewindvoerder [naam bewindvoerder] haar nota’s voor eiser aan het college verstuurd.
In het primaire besluit van 12 juni 2019 heeft het college de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet (tijdig) alle gevraagde gegevens aan het college heeft gestuurd. Het college stelt dat het daardoor te weinig gegevens heeft om de aanvraag te kunnen behandelen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit. Eiser heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om zijn bezwaar mondeling toe te lichten tijdens een hoorzitting.
2.
Geschil
Tussen partijen is in geschil of het college de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering terecht niet in behandeling heeft genomen.
3.
Beoordeling
3.1
Het college heeft de aanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat eiser heeft nagelaten om binnen de geboden hersteltermijn alle door het college gevraagde aanvullende gegevens in te leveren.
3.2
Eiser stelt dat de door het college geboden hersteltermijn onredelijk kort is. De bewindvoerder heeft de nota’s binnen de termijn ingediend, maar het is niet gelukt om alle aanvullende gegevens tijdig in te dienen. De overige aanvullende gegevens zijn volgens eiser door de bewindvoerder op 10 juni 2019 aan het college verzonden. Er was daarom geen grond om de aanvraag niet in behandeling te nemen, aldus eiser.
3.3
Artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, indien:
(..)
c. de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking,
mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
3.4
Vast staat dat eiser niet alle gevraagde aanvullende gegevens binnen de hersteltermijn heeft ingediend. Deze gegevens waren relevant, nu het college onbetwist heeft gesteld dat eiser geen algemene bijstand ontvangt, zodat bij iedere aanvraag een inkomens- en vermogenstoets noodzakelijk is. Dat hij redelijkerwijs niet in staat was om de gegevens binnen de hersteltermijn in te dienen, is niet gebleken. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de gegeven hersteltermijn te kort was. Voor een professionele partij als [naam bewindvoerder] moet het mogelijk zijn om binnen acht werkdagen afschriften van bankrekeningen van de laatste 3 maanden en bewijzen van schulden te overleggen. Als de termijn te kort was, had het bovendien op de weg van eiser gelegen om dit binnen de gegunde termijn aan het college kenbaar te maken (zie CRvB 28 augustus 2012, ECLI:NL:CRVB:2012:BX6158).
3.5
Eiser heeft verder aangevoerd dat hij een deel van de gevraagde aanvullende gegevens weliswaar niet voor het verstrijken van de hersteltermijn heeft overgelegd, maar wel vóórdat het college op 12 juni 2019 heeft besloten zijn aanvraag buiten behandeling te laten. De rechtbank overweegt dat de stelling van eiser dat deze aanvullende gegevens door de bewindvoerder op 10 juni 2019 aan het college zouden zijn verzonden niet met stukken is onderbouwd. Nu het college bovendien heeft betwist dat zij op die datum of op enige andere datum aanvullende stukken heeft ontvangen, gaat de rechtbank er vanuit dat eiser de betreffende aanvullende gegevens niet, althans in ieder geval niet voorafgaand aan het primaire besluit, aan het college heeft verstrekt.
3.6
De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat het college de aanvraag van eiser om bijzondere bijstand voor de kosten van bewindvoering terecht buiten behandeling heeft gelaten.
4.
Conclusie
4.1
Het beroep is ongegrond.
4.2
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van mr. C.F.E.M. Mes, griffier op 27 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.