Op 19 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker bezwaar maakte tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning voor de tijdelijke vestiging van een supermarkt op een specifiek perceel. Verzoeker, die woont tegenover het perceel, vreesde voor geluidshinder en verkeersoverlast door de tijdelijke vestiging van de supermarkt. Hij had eerder bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit van 17 juni 2020, waarin de vergunning was verleend, en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft de zaken gevoegd behandeld op 14 oktober 2020.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de verkeersmaatregelen die door verweerder zijn genomen, zoals het instellen van eenrichtingsverkeer en parkeerverboden, zijn bedoeld om de verkeersoverlast te beperken. Verzoeker voerde aan dat de tijdelijke vestiging van de supermarkt ongeschikt was voor de ontsluitingsweg en dat er alternatieve locaties beschikbaar waren. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de verkeersbesluiten niet in strijd waren met de goede ruimtelijke ordening en dat de belangen van de derde partij, de vergunninghouder, en het algemeen belang van de buurt bij een supermarkt zwaarder wogen.
De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat de tijdelijke vestiging van de supermarkt niet in strijd is met de wetgeving en dat de verzoeken om schorsing van de bestreden besluiten ongegrond zijn. De beroepen van verzoeker zijn afgewezen, en de voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.