10.3De voorzieningenrechter stelt vast dat van de 14 huisbezoeken aan [adres 1] , er 10 plaatsvonden in de ochtend. Nu verzoeker zijn stelling dat hij in de ochtend moeilijk wekbaar is met medische stukken heeft onderbouwd, kan verzoeker niet worden tegengeworpen dat hij op die tijdstippen de deur niet heeft geopend. Dat het college deze verklaring niet aannemelijk acht, doet daar niet aan af.
Aan de omstandigheid dat verzoeker vier keer in de middag niet thuis zou zijn geweest en er steeds een krant uit de brievenbus stak, kan naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter op dit moment niet zonder meer de conclusie worden verbonden dat verzoeker niet op het adres [adres 1] zou wonen.
11. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker ter zitting aannemelijk gemaakt dat het standpunt van het college ten aanzien van de lage meterstanden waarschijnlijk geen stand houdt. Tevens heeft hij een medisch onderbouwde verklaring gegeven voor het feit dat hij in de ochtenden de deur niet heeft geopend voor de controleurs van het college. Onder deze omstandigheden bestaat naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter de reële mogelijkheid dat het college, na een nader onderzoek, een andere afweging en daarmee een andersluidende beslissing op bezwaar zal nemen.
Daarbij heeft de voorzieningenrechter ook meegewogen dat verzoeker door de rechtbank onder beschermingsbewind is gesteld, waardoor het niet op voorhand ongeloofwaardig voorkomt dat verzoeker niet in staat is om zijn administratie goed te verzorgen, niet zelf zijn meterstanden heeft doorgegeven en de post die in de brievenbus is gestopt, ongeopend heeft gelaten.
Van het college wordt verwacht dat het in de bezwaarfase nader onderzoek zal doen naar de meterstanden en dit zal controleren door een huisbezoek af te leggen. De door verzoeker nog aan te dragen informatie, verkregen van de bewindvoerder, en de overgelegde verklaring van de huisarts zullen bij de beoordeling in bezwaar moeten worden betrokken.
12. Nu de bewijslast bij het college ligt en vooralsnog niet de verwachting bestaat dat, bij overlegging van de juiste meterstanden, de verklaring van de huisarts en een verklaring van de bewindvoerder, de intrekking van de bijstandsuitkering in bezwaar zal standhouden, zal de voorzieningenrechter het verzoek toewijzen en bepalen dat de uitkering betaalbaar worden gesteld. Deze voorziening vervalt zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
13. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient het college aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.
De voorzieningenrechter veroordeelt het college in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1).