ECLI:NL:RBZWB:2020:4974

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 juli 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
02-270643-19
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van berovingen via chatsite met minderjarigen als doelwit

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich op een chatsite voordeed als een minderjarig meisje. De verdachte heeft verschillende mannen, waaronder de slachtoffers, naar een afgesproken plek gelokt, waar zij met geweld zijn beroofd. De rechtbank heeft de verweren van de verdediging, waaronder het bewijsminimum en het oogmerk van de verdachte, verworpen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de slachtoffers voldoende steun vonden in andere bewijsmiddelen, zoals telefoongesprekken en video-opnames. De verdachte is veroordeeld voor het medeplegen van berovingen en afpersingen, waarbij geweld is gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte een jeugddetentie van 180 dagen opgelegd, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 120 uren. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de impact van de feiten op de slachtoffers en de ernst van de gepleegde feiten. De verdachte is als een ernstige bedreiging voor de samenleving gezien, vooral gezien zijn gedrag en de gevolgen voor de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/270643-19, 02/105126-19 en 02/055457-17 (TUL)
vonnis van de meervoudige kamer van 6 juli 2020
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. M.P.J.W.M. Govers, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld met gesloten deuren op de zitting van 22 juni 2020, waarbij de officier van justitie, mr. Verhoeven-Ivankovic, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook aan de orde gekomen dat op de vordering tot tenuitvoerlegging met bovenvermeld parketnummer nog niet formeel is beslist.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
Inzake parketnummer 02/270643-19
samen met anderen op 21 april 2019 met geweld [slachtoffer 1] heeft beroofd.
Inzake parketnummer 02/105126-19
samen met anderen op 22 april 2019 met geweld [slachtoffer 2] heeft beroofd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Inzake parketnummer 02/270643-19
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de aangifte van [slachtoffer 1] , de aanvullingen op de aangifte, de op de telefoon van verdachte aangetroffen foto’s, video en zoekopdrachten en het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van de herkenning van de stem van verdachte.
Inzake parketnummer 02/105126-19
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde afpersing en diefstal met geweld in vereniging heeft gepleegd. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van aangever [slachtoffer 2] , het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] als getuige bij de rechter-commissaris, de processen-verbaal van bevindingen ten aanzien van het onderzoek naar de bankoverschrijvingen en het verhogen van de paslimiet en de veelvuldige contacten van verdachte met [slachtoffer 2] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
Inzake parketnummer 02/270643-19
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde. Er ontbreekt concreet bewijs waaruit de directe betrokkenheid van verdachte blijkt. De stemherkenning van de verbalisant is onbetrouwbaar. De herkenning van de stem wordt niet ondersteund door andere bewijsstukken in het dossier. De stem van verdachte is niet te horen op de video. Op de video is geen mishandeling te zien. Er is geen fotoconfrontatie met aangever [slachtoffer 1] geweest. Het door aangever gegeven signalement bevat geen specifieke kenmerken. Aangever is tegenstrijdig in zijn verklaringen. Ook de ten laste gelegde geweldscomponent kan niet worden bewezen. Er is tot slot geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
De verdediging verzoekt verdachte dan ook vrij te spreken van het tenlastegelegde.
Inzake parketnummer 02/105126-19
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het tenlastegelegde. De verklaringen van aangever [slachtoffer 2] worden onvoldoende ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Dat de telefoon, de sleutels en de portemonnee van aangever zouden zijn afgenomen, volgt slechts uit de verklaringen van aangever. Niet is komen vast te staan dat aangever is gedwongen tot afgifte van de goederen, waardoor afpersing niet kan worden bewezen. Daarnaast kan diefstal niet worden bewezen, omdat verdachte niet het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening had. Ook de ten laste gelegde geweldscomponent kan niet worden bewezen. Enkel aangever verklaart over het geweld en uit het dossier volgt niet dat bij aangever enig letsel is waargenomen. Er was tot slot geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
De verdediging verzoekt verdachte dan ook vrij te spreken van het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank zal in het navolgende eerst ingaan op het feit met parketnummer 02/105126-19. Daarna zal de rechtbank ingaan op het feit met parketnummer 02/270643-19.
Inzake parketnummer 02/105126-19
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte zag een week voor 22 april 2019 op tv een programma over pedofielen die aangepakt en geconfronteerd werden. Verdachte vond dit interessant en grappig en wilde dit ook wel doen. Verdachte heeft zich op [naam chatsite] , een chatsite, voorgedaan als een minderjarig meisje genaamd [naam 1] . Hij heeft contact gelegd met verschillende mannen, waaronder aangever [slachtoffer 2] . In de avond van 21 april 2019 stelde “ [naam 1] ” voor dat zij naar aangever toe zou kunnen komen.
Toen aangever op 22 april 2019 op de parkeerplaats van [naam 2] aankwam om [naam 1] te treffen, kwamen er twee personen – [medeverdachte] en [verdachte] – naar hem toe. Aangever werd meteen door zowel [medeverdachte] als [verdachte] op een bankje gedrukt. [medeverdachte] pakte de bril van aangever af. [medeverdachte] en [verdachte] droegen aangever op mee te komen naar het bos. Ze probeerden aangever van het bankje af te trekken. Op dat moment kwam er nog een derde persoon bij, die wat hardhandiger was. Deze persoon pakte aangever stevig vast in zijn nek en trok aangever mee naar het bos. Dit deed pijn. Zij zijn toen het bos in gelopen. De jongens vroegen meerdere malen aan aangever wat hij hen te bieden had. Dit werd vooral door de derde persoon gevraagd. Een van de twee jongens die aangever als eerste zag zei “maak je zakken leeg”. [verdachte] heeft een broekzak leeg gehaald. Daarin zat de telefoon van aangever. [medeverdachte] is met de telefoon weggelopen. Hij is een tijd weggeweest. [verdachte] of de derde persoon werd gebeld en [medeverdachte] vroeg telefonisch de codes van het internetbankieren aan aangever. De derde persoon vroeg de pincode van de bankpas. Aangever kreeg maar één kans om het te zeggen. Aangever hoorde ze onderling praten over het verhogen van de paslimiet, zodat ze zoveel mogelijk van de rekening konden opnemen. Op de bankoverschrijving is te zien dat er op 22 april 2019 omstreeks 01:15.17 uur een overschrijving is gedaan van € 10.807,- van de spaarrekening van aangever naar zijn lopende rekening. Die nacht is de paslimiet van de bankpas van aangever tweemaal verhoogd. Dit is gebeurd omstreeks 02.20 uur en 02.22 uur. De derde persoon zei dat ze aangever in elkaar zouden slaan als hij niet zou meewerken en dat hij de dag erna naakt in het bos wakker zou worden. De derde persoon vroeg aangever opnieuw wat hij te bieden had. Op een gegeven moment kwam [medeverdachte] weer terug. Aangever moest toen met [verdachte] en [medeverdachte] mee naar de woning van aangever, omdat ze zijn bankpas wilden hebben. Die heeft hij daar afgegeven. Aangever moest vervolgens met [verdachte] en [medeverdachte] mee terug naar de derde persoon, die in het bos was achtergebleven. Ze hadden van tevoren gezegd dat aangever zijn telefoon terug zou krijgen in ruil voor zijn bankpas en pincode. Op de [straatnaam 2] kwamen zij de politie tegen. [medeverdachte] , naar later blijkt medeverdachte [medeverdachte] , rende weg. De politie spreekt aangever en [verdachte] aan. [verdachte] , naar later blijkt verdachte, heeft zijn identiteitskaart aan de verbalisant gegeven. Hij is daarna ook weggerend. Aangever vertelt tegen de politie dat hij had afgesproken met een meisje, maar dat hij werd opgewacht door drie jongens en dat hij door hen is beroofd. Aangever ziet later als hij wordt thuisgebracht door de politie dat zijn portemonnee – waarin onder meer diverse pasjes, zijn rijbewijs en identiteitskaart en een huissleutel zaten – is verdwenen.
In de dagen na 22 april 2019 is aangever zeer veelvuldig benaderd door verdachte, omdat er nog geld moest worden betaald. [medeverdachte] brengt later het identiteitsbewijs en weer later het rijbewijs terug naar aangever, zodat aangever zijn rekening kan deblokkeren.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 2] op 22 april 2019 is beroofd van zijn telefoon en portemonnee met inhoud en dat aangever [slachtoffer 2] gedwongen is om de inlogcodes van internetbankieren, zijn bankpas en de bij die bankpas behorende pincode af te geven.
Bewijsminimum en alternatief scenario
De verdediging heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken, nu de verklaringen van aangever onvoldoende worden ondersteund door de overige bewijsmiddelen in het dossier. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad ten aanzien van de bewijsminimumregel van artikel 342, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (onder meer HR 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2094) volgt dat deze bepaling ziet op de tenlastelegging in haar geheel, zodat niet ieder onderdeel van de tenlastelegging, waaronder begrepen de kern van de strafrechtelijke gedraging, dubbele bevestiging behoeft. Daarbij is van belang dat er sprake moet zijn van steunbewijs dat niet (alleen) van dezelfde bron afkomstig mag zijn.
De rechtbank gaat uit van de lezing van aangever over het gebeurde op 22 april 2019. Aangever heeft in zijn eerste contact met de politie direct een gedetailleerde beschrijving van de situatie gegeven en heeft ook nagenoeg consistent verklaard. Verdachte daarentegen heeft steeds wisselend verklaard en heeft zijn verklaring steeds aangepast op het moment dat hij werd geconfronteerd met nieuwe informatie om hierna te komen tot een alternatief scenario. De rechtbank overweegt dat de aangifte en de verklaringen van aangever voldoende steun vinden in overige bewijsmiddelen, te weten de processen-verbaal van bevindingen ten aanzien van het aantreffen van aangever en verdachte op de [straatnaam 2] , het Whatsappgesprek van verdachte met aangever, de door aangever opgenomen telefoongesprekken en de uitgewerkte tapgesprekken. Daar waar verdachte stelt dat het aangever was die zijn spullen en geld heeft aangeboden om te voorkomen dat verdachte de politie zou bellen, is de rechtbank van oordeel dat deze stelling wordt ontkracht door het feit dat verdachte en de medeverdachte zijn weggerend toen de politie in beeld kwam terwijl aangever direct tegenover de politie heeft verklaard dat hij dacht te hebben afgesproken met een meisje en door de telefoongesprekken die zijn gevoerd na 22 april 2019. In de dagen na 22 april 2019 is aangever zeer veelvuldig telefonisch door verdachte benaderd. De toon in deze gesprekken is dwingend. Verdachte zegt tegen aangever dat hij hem weet te vinden als hij zijn verklaring niet intrekt. Als aangever zijn aangifte intrekt, dan zou niet bekend worden dat aangever seks wilde met een 15-jarig meisje. Aangever zou dan ook zijn telefoon en portemonnee terugkrijgen. In een Whatsappgesprek zegt verdachte tegen aangever ‘Mattie je maakt me boos’. ‘Ga je nog kk reageren’. ‘Jij wil. Problemen.’ ‘Isgoed’. ‘Jij maakt mij gek’. Aangever wordt daarnaast meermalen verteld wat hij moet doen om toegang te krijgen tot zijn bankgegevens. Verdachte belt ook zelf naar de [naam 3] – de bank waar aangever een bankrekening heeft – om te vragen of hij een bankrekening kan deblokkeren met een rijbewijs. De verdediging heeft aangevoerd dat er ook onvoldoende steunbewijs is voor het gebruik van geweld. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de verklaring van aangever ook ten aanzien van het geweld op relevante punten wordt ondersteund door de bewijsmiddelen, zoals hiervoor en in bijlage II aangehaald. Nu dit het geval is, passeert de rechtbank dit verweer van de verdediging.
Oogmerk
De verdediging heeft betoogd dat het oogmerk van verdachte niet was gericht op de wederrechtelijke toe-eigening van de gsm en de portemonnee met inhoud. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is sprake van wederrechtelijke toe-eigening, indien een persoon zonder daartoe gerechtigd te zijn als heer en meester beschikt over een goed dat aan een ander toebehoort. Zoals hiervoor overwogen gaat de rechtbank uit van de lezing van aangever en de ondersteunende bewijsmiddelen. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de gedragingen van verdachte er naar hun uiterlijke verschijningsvorm onmiskenbaar op wijzen dat verdachte daarmee het oogmerk heeft gehad zich de goederen wederrechtelijk toe te eigenen. Verdachte heeft hierover als heer en meester beschikt. De rechtbank zal het verweer van de verdediging dan ook passeren.
Medeplegen
De verdediging is van oordeel dat er geen sprake is van medeplegen. De vraag waar de rechtbank zich voor ziet gesteld, is of verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad moet er in het geval van medeplegen sprake zijn geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Bij de vorming van het oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechter rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Daarbij verdient overigens opmerking dat aan het zich niet distantiëren op zichzelf geen grote betekenis toekomt. Het gaat erom dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict.
Nu de rechtbank uitgaat van de lezing van aangever gaat de rechtbank ook uit van de rol van verdachte zoals door aangever beschreven en hiervoor door de rechtbank weergegeven: verdachte is degene die het account op [naam chatsite] aanmaakt, die chat met aangever en die vervolgens met aangever afspreekt. Er zijn drie daders betrokken bij de beroving. Vast staat dat verdachte aangever op het bankje heeft gedrukt en dat hij een broekzak van aangever heeft leeggemaakt. In de dagen na 22 april 2019 is het verdachte die veelvuldig contact zoekt met aangever en hem aanspoort, omdat er nog geld moest worden betaald. Daarnaast blijkt uit de verklaring van verdachte dat zij € 3000,- euro per persoon zouden krijgen. Ieder zou derhalve een gelijk deel van het geld van aangever krijgen. Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zo te handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde feit. De rechtbank zal het verweer van de verdediging dan ook passeren.
Conclusie
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 22 april 2019 samen met anderen de ten laste gelegde afpersing en beroving van aangever heeft gepleegd waarbij de inlogcodes van het internetbankieren, de bankpas en de bij die bankpas behorende pincode zijn afgeperst en de gsm en de portemonnee met inhoud zijn weggenomen en geweld is gebruikt.
Inzake parketnummer 02/270643-19
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af. Verdachte zag een week voor 22 april 2019 op tv een programma over pedofielen die aangepakt en geconfronteerd werden. Verdachte vond dit interessant en grappig en wilde dit ook wel doen. Verdachte heeft zich op [naam chatsite] , een chatsite, voorgedaan als een minderjarig meisje genaamd [naam 1] . Hij heeft contact gelegd met verschillende mannen.
Aangever had op 21 april 2019 in Tilburg met [naam 1] , die hij via [naam chatsite] had leren kennen, afgesproken. Toen hij aankwam op de afgesproken plek kwamen er twee jongens op hem aflopen. Aangever hoorde de twee jongens zeggen: "Wat denk je nou dat je aan het doen bent? Met een meisje van 17 afspreken. Dacht je dat je een leuke avond ging hebben?" Ze zeiden dat aangever een pedo was. Er kwam nog een jongen op aangever afgelopen. De jongens kwamen agressief over. Een van de jongens duwde aangever tegen het bankje in het bushokje. De andere jongen pakte zijn rugzak. De derde jongen begon de rugzak van aangever te doorzoeken
.Uit de rugzak haalde hij de Italiaanse identiteitskaart van aangever. De jongens pakten de telefoon van aangever, een iPhone 6Plus. De andere jongens bleven vragen om de pincode van aangever. Aangever hoorde hen zeggen dat ze geld wilden. De JBL charge speaker, portemonnee en powerbank werden door de jongens uit de rugzak van aangever gehaald. Er werd opnieuw om de pincode van aangever gevraagd. Omdat hij zo bang was heeft aangever de inloggegevens van het internetbankieren gegeven. Twee van de jongens zeiden tegen aangever dat hij mee moest lopen. Ze liepen een bospad op. Aangever was doodsbang. De jongens schenen met fel licht in het gezicht van aangever. Op het bospad werd aangever in eerste instantie door drie jongens en daarna door twee jongens overal op zijn lichaam geschopt en geslagen. Aangever had een bloedneus. Hij viel op de grond en werd in zijn buik geschopt. De jongens lieten aangever vervolgens zijn jas en trui uittrekken en hebben geprobeerd zijn borsthaar in brand te steken, wat niet lukte omdat de aansteker het niet deed. Aangever moest een banaan en druiven die hij in zijn tas had zitten in zijn kont stoppen. De druiven moest hij daarna opeten. Dit is gefilmd. Tussendoor zeiden de jongens dat ze het filmpje zouden verspreiden als aangever naar de politie zou gaan en zou zeggen uit welke woning ze kwamen. Ook zouden ze de chatgesprekken bekend maken. Aangever had overal pijn. Hij had een hersenschudding en zat onder het bloed en blauwe plekken.
Tijdens het onderzoek van de politie is de telefoon van verdachte in beslag genomen. Op de telefoon treft de politie een foto van aangever aan. Verbalisant [verbalisant 1] herkent [slachtoffer 1] als de persoon die hij tweemaal als getuige heeft gehoord en voor zich heeft gehad. Op de telefoon van verdachte wordt ook een video aangetroffen, waarop te zien is dat aangever zich moest uitkleden en dat hij een banaan en druiven in zijn kont moest stoppen en daarna een druif moest opeten. Daarbij werd hij voortdurend pedo genoemd. Voormelde verbalisant herkent aangever opnieuw. Op de telefoon van verdachte wordt daarnaast een foto van een telefoon gevonden, waarop op het scherm een plattegrond is te zien, gelijkend op de applicatie 'Google Maps’. In het zoekveld stond: ‘ [straatnaam 1] ’. Onderin zag de verbalisant dat de postcode vermeld stond: ‘ [adres 2] ’. Aangever heeft gewoond op het adres ‘ [adres 2] ’. Op de telefoon van verdachte is ook te zien dat is gezocht naar ‘inrichting [plaatsnaam] ’. Aangever heeft in het verleden in een GGZ-instelling verbleven.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 1] op 21 april 2019 met geweld is beroofd van zijn Italiaanse identiteitskaart, mobiele telefoon, JBL charge speaker, powerbank en portemonnee.
Bewijsminimum
Volgens de verdediging ontbreekt concreet bewijs waaruit de directe betrokkenheid van verdachte blijkt. Aangever is tegenstrijdig in zijn verklaringen. Ook de ten laste gelegde geweldscomponent kan niet worden bewezen.
De rechtbank gaat uit van de lezing van aangever over het gebeurde op 21 april 2019. Ook in deze zaak heeft aangever in zijn eerste contact met de politie direct een gedetailleerde beschrijving van de beroving gegeven. Aangever heeft ook nagenoeg consistent verklaard over het gebeurde met uitzondering van het gebeuren met het fruit. Het feit dat aangever pas na confrontatie met een filmpje heeft verklaard over datgene wat daarop te zien is, maakt het vorenstaande naar het oordeel van de rechtbank niet anders. De rechtbank acht het aannemelijk dat aangever dit stuk in zijn eerdere verklaring heeft weggelaten uit schaamte. De rechtbank overweegt dat de aangifte en de verklaringen van aangever voorts voldoende steun vinden in overige bewijsmiddelen, te weten de processen-verbaal van bevindingen ten aanzien van de op de telefoon van verdachte aangetroffen foto’s, video en zoekopdrachten. Voornoemde bewijsmiddelen vragen nadrukkelijk om uitleg van verdachte. De rechtbank constateert dat verdachte ervoor heeft gekozen geen openheid van zaken te geven. Verdachte heeft in eerste instantie geen antwoord willen geven op de vragen van de politie en heeft zijn verklaringen daarna steeds aangepast op het moment dat hij werd geconfronteerd met nieuwe informatie. De uiteindelijke verklaring van verdachte dat de video en foto van aangever aan hem zijn doorgestuurd, dat hij de video alleen heeft gezien, dat hij de zoekopdracht heeft uitgevoerd naar aanleiding van een gesprek in een WhatsApp groep en dat hij ten tijde van de beroving thuis was, acht de rechtbank gelet op het voorgaande ongeloofwaardig en niet aannemelijk. De rechtbank overweegt daarbij voorts dat de modus operandi van de beroving van aangever [slachtoffer 1] op essentiële punten overeenkomt met de modus operandi van de beroving van aangever [slachtoffer 2] . De rechtbank wijst in dit verband op de combinatie van het benaderen van beide aangevers via [naam chatsite] , het zich voordoen als [naam 1] , het gebruiken van dezelfde foto van deze zogenaamde [naam 1] , het willen hebben van de inloggegevens van internetbankieren en de pincode en het naar een bospad brengen van aangevers. De rechtbank weegt verder mee dat verdachte heeft verklaard dat hij met meerdere pedofielen heeft gepraat en dat verdachte de dag na de beroving van aangever [slachtoffer 1] samen met anderen aangever [slachtoffer 2] heeft beroofd. Bij die laatste beroving is volgens [slachtoffer 2] verwezen naar een soortgelijke beroving een dag eerder en is volgens [slachtoffer 2] tegen hem gezegd dat ze hem in elkaar zouden slaan als hij niet mee zou werken en dat hij de dag erna naakt in het bos wakker zou worden, hetgeen aangever [slachtoffer 1] de dag ervoor ook feitelijk is overkomen. Dit alles in onderling verband en nauwe samenhang bezien maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het niet anders kan dan dat verdachte betrokken en aanwezig is geweest bij de beroving van aangever. Zij zal het verweer van de verdediging daarom passeren.
Medeplegen
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van het medeplegen van het tenlastegelegde.
Onder verwijzing van voormeld beoordelingskader en hetgeen hiervoor is opgemerkt over de modus operandi overweegt de rechtbank dat verdachte degene is die het account op [naam chatsite] aanmaakt, die onder de naam [naam 1] chat met mannen en zich voordoet als een minderjarig meisje om pedofielen te confronteren. Ook is hij degene die een zoekopdracht uitvoert naar ‘inrichting [plaatsnaam] ’. De rechtbank heeft reeds overwogen dat zij ervan uitgaat dat verdachte aanwezig was bij de beroving.
Er waren volgens aangever drie daders betrokken bij de beroving. Uit de handelswijze van de daders leidt de rechtbank af dat er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij door alle daders een substantiële bijdrage is geleverd aan de beroving. Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte door zo te handelen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tenlastegelegde. De rechtbank zal het verweer van de verdediging dan ook passeren.
Conclusie
Gezien het bovenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 april 2019 samen met anderen [slachtoffer 1] met geweld beroofd heeft van de Italiaanse identiteitskaart, mobiele telefoon (iPhone 6Plus), JBL charge speaker, powerbank en portemonnee.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Inzake parketnummer 02/270643-19
op 21 april 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met anderen, een Italiaanse identiteitskaart en een mobiele telefoon (
iPhone6 Plus) en een JBL charge speaker en een powerbank en een portemonnee,
toebehorendeaan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om
dezezich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
engemakkelijk te maken, door
- voornoemde [slachtoffer 1] in een bushokje te duwen en
- vervolgens die [slachtoffer 1] naar een bospad te brengen en
- die [slachtoffer 1] te schoppen en te slaan tegen het lichaam en
- vervolgens (onder druk) die [slachtoffer 1] zich uit te laten kleden en
- vervolgens trachten
hetborsthaar van die [slachtoffer 1] met
devlam van een aansteker in contact te brengen en
- onder dwang die voornoemde [slachtoffer 1] bij zichzelf druiven en een banaan in zijn kont te laten stoppen.
Inzake parketnummer 02/105126-19
op 22 april 2019 te Tilburg, op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam 2] , tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van de inlogcodes van internetbankieren en een bankpas en de bij die bankpas behorende pincode, toebehorende aan die [slachtoffer 2] , en
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een gsm en een portemonnee met inhoud, toebehorende aan [slachtoffer 2] ,
welke werden voorafgegaan van geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden,
welk geweld bestond uit het
  • op een bankje drukken van voornoemde [slachtoffer 2] en
  • afnemen van de bril van voornoemde [slachtoffer 2] en
  • van een bankje trekken van voornoemde [slachtoffer 2] en
  • hardhandig vasthouden bij de nek van die [slachtoffer 2] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten middels cursief in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 73 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals deze door de Raad voor de Kinderbescherming zijn geadviseerd. Daarnaast vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 200 uren. Ook vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde en het jeugdreclasseringstoezicht. De officier van justitie heeft in haar vordering rekening gehouden met verschillende omstandigheden. De bewezenverklaarde feiten betreffen ernstige feiten. Het betreft een jeugdige verdachte. De officier van justitie heeft ook rekening gehouden met het strafblad van verdachte en de richtlijnen van het Openbaar Ministerie.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er ten tijde van de bewezenverklaarde feiten zorgen waren, maar dat het inmiddels goed gaat met verdachte. Verdachte is niet meer in aanraking gekomen met politie en/of justitie. Het is niet nodig een behandeling op te leggen in het kader van de bijzondere voorwaarden. Het jeugdreclasseringstoezicht is goed verlopen. De verdediging vraagt de rechtbank geen behandeling op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan twee ernstige feiten. Verdachte is daarbij planmatig te werk gegaan. Hij heeft zich voorgedaan als een minderjarig meisje en heeft in die hoedanigheid gechat met de slachtoffers. Verdachte heeft de slachtoffers vervolgens naar een afgesproken plek gelokt, waarna zij met (bedreiging van) geweld zijn beroofd. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden gesteld. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij slachtoffers uitkoos die zich – gelet op de aard van de afspraak – in een kwetsbare positie bevonden en die niet genegen zouden zijn aangifte te doen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten zich nog lang onveilig kunnen voelen. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring van [slachtoffer 2] blijkt hoe groot de impact van de gebeurtenis op hem is geweest. [slachtoffer 2] durft in het donker niet goed naar buiten te gaan. Dat verdachte weet waar [slachtoffer 2] woont beangstigt hem. [slachtoffer 2] heeft meermalen overwogen om te verhuizen. Als gevolg van het feit heeft [slachtoffer 2] studievertraging opgelopen. Hij wil de campus van [naam 2] vermijden. Daarnaast heeft aangever [slachtoffer 1] ook zeer angstige en vernederende momenten moeten doorstaan. Verdachte heeft kennelijk in het geheel niet stilgestaan bij de ingrijpende gevolgen voor de slachtoffers. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om – ten koste van anderen – op deze manier snel aan geld proberen te komen. Het gemak waarmee verdachte de ernstig te achten feiten heeft gepleegd, geeft een zeer zorgelijk beeld van verdachte.
Persoonlijke omstandigheden
Naast de ernst van de feiten heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte.
Ook heeft de rechtbank in ogenschouw genomen het rapport van klinisch psycholoog drs. [naam 5] van 3 juli 2019. Er is bij verdachte sprake van een normoverschrijdende gedragsstoornis met deficiënt affect en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling in narcistische en antisociale richting. Ten tijde van het tenlastegelegde was voornoemde problematiek aanwezig. Bij een bewezenverklaring is niet uit te sluiten dat de problematiek heeft doorgewerkt in het tenlastegelegde. Indien het tenlastegelegde wordt bewezen, toont verdachte geen berouw en kost het hem weinig moeite om te liegen over zijn gedrag. Voorts is verdachte mede door beperkte perceptuele intellectuele vermogens minder geneigd en in staat om stil te staan bij de consequenties van zijn gedrag. Het is niet mogelijk gebleken een delictscenario op te stellen, waardoor ook niet kan worden vastgesteld in hoeverre het tenlastegelegde aan verdachte is toe te rekenen. De gedragsstoornis en de narcistisch gekleurde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale trekken en de sociale context waarin verdachte zich begeeft zijn risicofactoren. Verdachte is autoriteitsgevoelig, heeft moeite om adviezen van anderen aan te nemen en op te volgen en om regels en grenzen te accepteren. In de context met vrienden lijkt verdachte zich te willen manifesteren met stoer en zelfbepalend gedrag. Niet is uit te sluiten dat verdachte aan antisociaal gedrag status en eigenwaarde ontleent. Er is sprake van recidiverend delictgedrag, toenemend in de mate van ernst. Er zijn geen argumenten gelegen in de persoonlijkheid en/of ontwikkeling van verdachte die aanleiding geven het meerderjarigenstrafrecht toe te passen. Een forensisch poliklinische behandeling is geïndiceerd. Een ambulante behandeling zonder stringent juridisch kader geeft verdachte te veel speelruimte. De kans op recidive is matig zonder begeleiding, behandeling en juridisch kader. Te overwegen is als bijzondere voorwaarde op te leggen een combinatie van jeugdreclasseringstoezicht, individuele traject begeleiding-harde kern (ITB-HK) en behandeling in een forensische polikliniek in het kader van een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf. Als tweede optie kan de rechtbank overwegen om de vrijheidsbeperkingen (ITB HK), toezicht door de jeugdreclassering en de forensische poliklinische behandeling op te leggen in het kader van een gedragsbeïnvloedende maatregel, aldus de psycholoog.
Verder heeft de rechtbank het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 17 juni 2020 en de toelichting hierop ter zitting meegewogen. School, attitude, vaardigheden en vrije tijd zijn risicofactoren. De ouders hebben geen zicht op wat verdachte buitenshuis doet. Verdachte heeft geen behoefte aan ondersteuning bij de schoolgang. Ook vindt hij psychologische hulp niet nodig. Verdachte heeft aangegeven geen behandeling te zullen accepteren. In de begeleiding door de jeugdreclassering stelt verdachte zich meewerkend op, al probeert hij wel steeds in discussies ruimte te zoeken om meer vrijheden te verkrijgen. Sinds de start van de begeleiding is verdachte niet meer in aanraking geweest met de politie en heeft hij zich aan alle voorwaarden gehouden. ITB-harde kern is op dit moment moeilijk uit te voeren. De Raad adviseert de rechtbank verdachte een (deels) voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte meewerkt aan een behandeling in een forensische polikliniek zoals Fivoor zoals staat beschreven in de rapportage van het NIFP, waarbij aan de jeugdreclassering de opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de minderjarige ten behoeve daarvan te begeleiden. De Raad verzoekt tot slot de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarde en het jeugdreclasseringstoezicht uit te spreken.
Voorts heeft de rechtbank betrokken het rapport van de jeugdreclassering van 27 december 2019 en de toelichting hierop ter zitting. Middels psychologisch onderzoek (Kizoom, juli 2015) is vastgesteld dat verdachte een totaal IQ heeft van 70. Verdachte wil naar school gaan om zijn diploma te halen. De begeleiding van verdachte is redelijk goed verlopen. Verdachte heeft zich meewerkend opgesteld. Hij was goed te bereiken voor de jeugdreclassering. Verdachte is een onderhandelaar. Hij heeft getracht zijn schoolgang weer op te starten, maar dit is nog niet gelukt. De politie heeft in de periode van schorsing geen bijzonderheden opgemerkt. De jeugdreclassering kan zich aansluiten bij het advies van de Raad.
De rechtbank neemt bij het bepalen van de straf de oriëntatiepunten van het LOVS als uitgangspunt. Het oriëntatiepunt voor een diefstal met geweld/afpersing bedraagt minimaal 60 uur werkstraf dan wel (dienovereenkomstig) 1 maand jeugddetentie. De rechtbank merkt daarbij de volgende omstandigheden als strafverzwarend aan, waarbij iedere strafverzwarende omstandigheid daarbij (volgens genoemde oriëntatiepunten) in beginsel telt voor 60 uur werkstraf dan wel 1 maand jeugddetentie: verdachte heeft de feiten samen met mededaders gepleegd. [slachtoffer 1] is geslagen en geschopt, er is getracht zijn borsthaar in brand te steken en hij heeft vernederende handelingen moeten verrichten die ook nog eens zijn gefilmd. Ook ten aanzien van [slachtoffer 2] is fysiek geweld gebruikt en [slachtoffer 2] is dagenlang onder druk gezet met als doel hem geld afhandig te maken. Beiden hebben letsel opgelopen. Daarnaast zijn de feiten in ieder geval gedeeltelijk op of aan de openbare weg gepleegd, waardoor deze hebben bijgedragen aan algemene gevoelens van onveiligheid.
De rechtbank overweegt tevens dat zij in ogenschouw neemt dat verdachte de initiatiefnemer van de berovingen is geweest en dat verdachte het plan ervoor heeft gemaakt.
Jeugddetentie en werkstraf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 180 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest, passend en noodzakelijk is. De rechtbank realiseert zich dat zij hiermee een hogere vrijheidsstraf oplegt dan door de officier van justitie is gevorderd en verdachte terug moet in detentie. Gelet op de ernst van de feiten ziet de rechtbank echter geen ruimte om een lagere of andere straf op te leggen. Daarbij zal de rechtbank verdachte een proeftijd van 2 jaar opleggen waarin hij zich, naast de algemene voorwaarde, aan de bijzondere voorwaarde van een behandeling in een forensische polikliniek zal moeten houden. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie opleggen.
Dadelijk uitvoerbaarheid
De officier van justitie heeft gevorderd de bijzondere voorwaarde en het jeugdreclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Nu verdachte sinds de schorsing van de voorlopige hechtenis niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie wordt naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan het vereiste dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, zodat de rechtbank de op te leggen bijzondere voorwaarde en het toezicht niet dadelijk uitvoerbaar zal verklaren.

7.De benadeelde partij

Inzake parketnummer 02/105126-19
De benadeelde partij de heer [slachtoffer 2] vordert een schadevergoeding € 1.986,27, bestaande
uit € 1.500,- voor immateriële schade en € 486,27 voor materiële schade ter zake van een
portemonnee, identiteitskaart, pinpas, raboscanner, collegekaart, contant geld,
telefoon, geheugenkaart, telefoonhoesje, screenprotector, simkaart, huissleutel, zakdoek,
telefoonkosten en reiskosten.
De rechtbank acht de materiële schade tot een bedrag van € 452,82 ter zake van de
portemonnee, de identiteitskaart, de pinpas, de collegekaart, de telefoon, de geheugenkaart,
het telefoonhoesje, de screenprotector, de simkaart, de huissleutel, de zakdoek en de
reiskosten een rechtstreeks gevolg van het bewezenverklaarde feit en acht verdachte
aansprakelijk voor die schade. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de gevorderde
vergoeding voor materiële schade met betrekking tot de raboscanner, het contante geld en de
telefoonkosten niet voor toewijzing vatbaar is, nu deze onvoldoende in rechtstreeks verband
staan tot het bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de benadeelde partij daarom voor wat
betreft de gevorderde vergoeding van een raboscanner, het contante geld en de
telefoonkosten niet-ontvankelijk verklaren in zijn vordering.
Voorts acht de rechtbank € 750,- ter zake van immateriële schade een rechtstreeks gevolg
van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
De rechtbank ziet geen aanleiding om verdachte hoofdelijk te veroordelen tot betaling van
de door de benadeelde partij geleden schade en zal het toewijsbare deel van de gevorderde
schadevergoeding conform het uitgangspunt dat iedere schuldenaar voor een gelijk deel
verbonden is door twee delen, zodat verdachte en zijn medeverdachte ieder gehouden zijn
een gelijk deel – ieder € 601,41 – te betalen als vergoeding voor de door de benadeelde
partij geleden schade.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de
gevorderde wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel opleggen vanaf het
tijdstip dat het feit is gepleegd.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Blijkens het proces-verbaal van de zitting van 4 februari 2020 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke werkstraf van 15 uur die is opgelegd onder parketnummer 02/055457-17 reeds geheel en onherroepelijk toegewezen. Dit betekent dat al onherroepelijk is beslist dat verdachte de voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 15 uur moet uitvoeren. Het openbaar ministerie heeft gelet hierop geen belang meer bij de onderhavige vordering tot tenuitvoerlegging en dient daarom niet ontvankelijk te worden verklaard in deze vordering. De rechtbank zal dan ook de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie uitspreken.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 57,77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
inzake parketnummer 02/270643-19:Diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd door geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
inzake parketnummer 02/105126-19:Diefstal, voorafgegaan van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen - verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van 180 dagen;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze jeugddetentie groot 90 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de
proeftijd van twee jaarna te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zal meewerken aan een (ambulante) behandeling in een forensische polikliniek van Fivoor of soortgelijke instelling;
- geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het jeugdreclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie;
- veroordeelt verdachte tot
een werkstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen jeugddetentie;
Vordering tenuitvoerlegging
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 02/055457-17;
Benadeelde partijen
Inzake parketnummer 02/105126-19
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij
[slachtoffer 2]van
€ 601,41, waarvan
€ 226,41ter zake van
materiële schadeen
€ 375,-ter zake van
immateriële schadeen vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 22 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2]
€ 601,41te betalen en vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 22 april 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. Combee, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. I. de Graaf en mr. Pellikaan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Saelman, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 juli 2020.
Mr De Graaf, mr. Pellikaan en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

11.Bijlage I

De tenlastelegging
Inzake parketnummer 02/270643-19
hij op of omstreeks 21 april 2019 te Tilburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een (Italiaanse) identiteitskaart en/of een mobiele telefoon (merk Apple Iphone 6 Plus) en/of een JBL charge speaker en/of een powerbank en/of een portemonnee, in elk geval enig(e) goed(eren), dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [slachtoffer 1] in een bushokje te duwen en/of
- (vervolgens) die [slachtoffer 1] naar een bospad te brengen en/of
- (daarbij) die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, te schoppen en/of te slaan en/of te stompen tegen/in/op het lichaam en/of
- (vervolgens) (onder dwang en/of druk) die [slachtoffer 1] (zich) uit te laten kleden en/of
- (vervolgens) trachten de borsthaar van die [slachtoffer 1] met vlam (van een aansteker) in contact te brengen en/of
- (vervolgens) (onder dwang en/of druk) die voornoemde [slachtoffer 1] (bij zichzelf) druiven en/of een banaan in zijn kont te laten duwen/stoppen;
(artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid
Inzake parketnummer 02/105126-19
hij op of omstreeks 22 april 2019 te Tilburg, op of aan de openbare weg, te weten de [straatnaam 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van de inlogcodes van internetbankieren en/of een bankpas en/of de bij die bankpas behorende pincode, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een gsm en/of sleutels en/of een portemonnee met inhoud, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
  • op een bankje drukken van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
  • afnemen van de bril van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
  • van een bankje trekken van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
  • hardhandig vasthouden van/bij de nek van die [slachtoffer 2] ;
(art. 317/312 jo 310 Wetboek van Strafrecht).

12.Bijlage II

De bewijsmiddelen
Wanneer in de bewijsmiddelen hierna wordt verwezen naar een paginanummer, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een pagina van deel 1 van het eindproces-verbaal met dossiernummer ZB4R019041 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 337.
Inzake parketnummer 02/270643-19
Het proces-verbaal van aangifte van dhr. [slachtoffer 1] 28 april 2019, pagina’s 277 tot en met 279, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van het incident dat plaatsvond te Tilburg op 21 april 2019. Ik zou in Tilburg een afspraak met een meisje hebben. Ik had haar een week eerder ontmoet via internet. Het meisje noemde zichzelf [naam 1] . Ik zag het meisje nog niet. Ik zag twee jongens op mij afkomen. Ik hoorde de jongens zeggen: "Wat denk je nou dat je aan het doen bent? Met een meisje van 17 afspreken. Dacht je dat je een leuke avond ging hebben?" Ik had geen idee dat het meisje pas 17 jaar was, tegen mij had ze gezegd dat ze 23 jaar oud was. Ik zag dat er nog een jongen op mij afkwam. De jongens kwamen agressief op mij over. Een van de jongens duwde mij tegen het bankje in het bushokje. De andere jongen pakte mijn rugzak. Ik zag dat nummer 3 mijn rugzak begon te doorzoeken
.Ik zag dat hij uit het vakje onderin mijn rugzak mijn Italiaanse identiteitskaart tevoorschijn haalde. Ik zag dat de jongens mijn telefoon pakte
.De andere jongens bleven vragen om mijn pincode en ik hoorde zij zeggen dat ze geld wilden. Ik was bang. Ik voelde mij geïntimideerd door deze jongens. Ik zag dat mijn speaker, mijn portemonnee en mijn powerbank uit mijn rugzak werden gehaald door de jongens. Ik hoorde dat zij vroegen om mijn pincode. Omdat ik zo bang was heb ik wel de inloggegevens gegeven om te kunnen internet bankieren. Ik hoorde nummer 2 en 3 zeggen dat ik mee moest lopen. We liepen een bospad op. Ik was doodsbang. Ik voelde dat ik overal op mijn lichaam geschopt en geslagen werd. Ik voelde dat ik bloedneus had. Ik voelde dat ik op de grond viel. Ik voelde dat ik in mijn buik geschopt werd. . De jongens lieten mij mijn jas en mijn trui uittrekken. Ik hoorde dat zij een aansteker probeerden aan te krijgen. ik hoorde dat zij mijn borsthaar in de fik wilde steken. Gelukkig deed de aansteker het niet. Ik had overal pijn. Ik had een hersenschudding en zat onder het bloed en blauwe plekken.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever dhr. [slachtoffer 1] 24 juli 2019, pagina 282, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Hoe heb je haar leren kennen?
A: Via [naam chatsite] of [naam chatsite] . Ik kreeg van [naam 1] een ' [naam 4] ' dat zij met mij wilde chatten. Ik heb steeds met haar op deze app contact gehad.
0: Verbalisant toont een foto van een meisje dat mogelijk naar de aangever was gestuurd. Deze foto zal gevoegd worden aan de verklaring.
V: Is dit het meisje waar we het over hebben en waarmee je een afspraak had?
A: Ja, dat is ze. Ik weet het zeker. (…)
V: Jouw telefoon is weggenomen. Wat voor een telefoon was dat?
A: Iphone 6 plus. (…)
Het proces-verbaal van verhoor van aangever dhr. [slachtoffer 1] 6 september 2019, pagina’s 287 tot en met 289, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Door wie werd dit gefilmd?
A: Ik weet het niet. Ik had wel een flits in mijn gezicht, ze hadden alle drie flitsen in mij gezegd gedaan. Ik denk om mij te verblinden.
O: Wij hebben een filmpje in ons bezit waarop we een naakte man in het gras zien liggen.
V: Heeft dat iets te maken met datgene dat is gebeurd.
A: Dat klopt. Ik heb mij toen moeten uitkleden. (…) Ze bleven me maar een pedo noemen, omdat ze zeiden dat het meisje minderjarig was, terwijl ze - toen wij een afspraak maakte - zei dat ze 23 jaar oud was. Ze zeiden dat ze reageerden uit naam van 'Allah'. (…)
O: Ik ga je zo het filmpje laten zien. Dan hoor ik graag of jij dit bent.
V: Wat heb je hierop te zeggen?
A: ja, dat ben ik inderdaad. Ik moest toen nog een banaan in mijn kont stoppen. Daarna moest ik, en dat zie je op het filmpje, ook druiven nog er in stoppen. Die druiven en de banaan had ik in mijn tas zitten en die hebben ze gepakt. Nadat ik die druiven in mijn kont moest stoppen, moest ik ze opeten.
V: Hoe werd je onder druk gezet door dit te doen?
A: Ze hadden het felle licht in mijn gezicht. Ze stonden dicht op mij en noemden mij een pedo. Ook voordat ik de druiven in mijn kont stopte ben ik al geschopt en geslagen. Dat was door alle drie de jongens. Dat kwam bij mij erg bedreigend over en deed ik maar wat ze wilden. Tussen door zeiden ze ook nog dat als ik naar de politie zou gaan en ik zou zeggen uit welke woning ze zouden gaan ze het filmpje zouden verspreiden. Daarnaast zouden ze de chatgesprekken bekend maken.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte in raadkamer 16 mei 2019, losbladig, blad 1, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik vond het interessant en grappig een pedo te pakken. Op internet heb ik alles uitgezocht en van a tot z heb ik gekeken hoe je dat moet doen. Ik heb op internet gedaan alsof ik een 15-jarig meisje was.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte 22 mei 2019, pagina’s 96 tot en met 97, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Hoe gaat dat in zijn werk?
A: Je praat gewoon met die pedofielen en je lokt ze uit. Je lokt ze dan om naar mij toe te komen. Eerlijk gezegd heb ik met meerdere pedofielen gepraat. (…)
V: Wie is het meisje op die foto die je doorstuurt?
A: Ze heet op een lnstagram account [naam 1] of zoiets. Dat meisje heet [naam 1] . Ik ken haar via lnstagram. Ik had het haar gevraagd en zij vond het goed dat ik haar foto door stuurde naar pedofielen. Ze zit op het [naam 6] en ze is 15 jaar oud. (…)
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 267 tot en met 269, inhoudende, zakelijk weergegeven:
In het onderzoek werd de telefoon van verdachte [verdachte] in beslag genomen voor verder onderzoek. Ik zag dat foto 1 (…) overeenkomstig waren met de foto's die door [slachtoffer 2] werden aangeleverd.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] pagina 159, inhoudende, zakelijk weergegeven;
Tijdens de chatgesprekken die ik met [naam 1] voerde, stuurden zij mij namelijk 2 foto’s. Deze foto’s staan nog op mijn computer.
(de foto’s staan op pagina 168 en 169)
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 290 tot en met 291, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 10 mei 2019 werd de inhoud van de telefoon van verdachte [verdachte] onderzocht. Ik zag dat er onder de opgeslagen foto’s een foto stond afgebeeld van aangever [slachtoffer 1] . In het onderzoek heb ik tweemaal aangever [slachtoffer 1] als getuige gehoord en voor mij gehad. Ik kan met grote zekerheid zeggen dat de persoon op de foto de persoon was die ik twee keer voor mij had zitten, [slachtoffer 1] . Tijdens het verhoor met [slachtoffer 1] verklaarde hij dat hij zich moest uitkleden en dat hij een banaan en druiven in zijn kont moest stoppen en daarna een druif moest opeten. Daarbij werd hij voortdurend ‘pedo’ genoemd. Op de telefoon van [verdachte] zag ik dat een video was opgeslagen waarbij een persoon op de grond lag en bovenstaande handeling uitvoerde. Ik herkende de persoon als [slachtoffer 1] . Ik herkende op de video en op de afbeelding [slachtoffer 1] aan de stand van de oren en aan de spitse neus. Tevens werd, in het tweede verhoor met [slachtoffer 1] , hem het filmpje getoond. Daarbij verklaarde hij dat hij dit was. In de lijst met afbeeldingen zag ik dat een foto was opgeslagen van een telefoon. Op het scherm zag ik dat er een plattegrond stond weergegeven, gelijkend op de applicatie 'Google Maps’. In het zoekveld stond: “ [straatnaam 1] ’’. Onderin zag ik dat de postcode vermeld stond, te weten: ‘ [adres 2] '. Uit onderzoek bleek dat een historisch adres van aangever [slachtoffer 1] was: ‘ [adres 2] . Tevens zag ik dat er in de telefoon een zoekopdracht was gegeven naar ‘inrichting [plaatsnaam] ’. Het is mij, uit het onderzoek, bekend dat [slachtoffer 1] in het verleden in een GGZ- instelling heeft gezeten. Dit bleek uit telefonisch contact met zijn advocaat.
Het proces-verbaal van aangifte van dhr. [slachtoffer 2] 22 april 2019, pagina 159 tot en met 163, inhoudende, zakelijk weergegeven:
De derde persoon zei ook dat ze mij in elkaar zouden slaan als ik niet mee zou werken en dat ik de dag erna naakt in het bos wakker zou worden. (….) [verdachte] vertelde mij dat ze gisteren, ik denk dat ze daar zaterdag 20 april 2019 mee bedoelde, ook iemand hadden uitgenodigd op de [adres 1] . Zoals hij het vertelde kwam het erop neer dat ze deze persoon flink te grazen hadden genomen.
Inzake parketnummer 02/105126-19
Het proces-verbaal van aangifte dhr. [slachtoffer 2] 22 april 2019, pagina’s 159 tot en met 163, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik doe aangifte van het incident dat plaatsvond aan de [straatnaam 2] te Tilburg op 22 april 2019. Afgelopen week ben ik online iemand tegen gekomen. Ik gebruikte hiervoor [naam chatsite] . Dit betreft een site waar vooral jongeren op zitten en die je kunt gebruiken om te chatten. Ik leerde een meisje kennen die zich voorstelde als [naam 1] Vanavond, rond middernacht, had ik weer contact met [naam 1] via whatsapp. Hierop stelde [naam 1] voor dat zij naar mij toe zou kunnen komen. Rond 00.45 uur kreeg ik een app'je van [naam 1] . Ze gaf aan dat ze er was. Ze stond op de parkeerplaats van [naam 2] . Ik heb [naam 1] ge'appt dat ik er was en op dat moment kwamen er 2 personen naar mij toe gelopen. De eerste persoon kwam vanaf de parkeerplaats. Deze persoon noem ik verder ' [medeverdachte] '. De andere persoon kwam echt vanaf de zijkant van [naam 7] gelopen. Deze persoon noem ik 'Mo'. Ik studeer aan de universiteit van Tilburg dus zodoende dat ik dit weet. Ik werd meteen door zowel [medeverdachte] als [verdachte] op een soort bankje gedrukt. Volgens mij pakte [medeverdachte] mijn bril af. Ze droegen me op mee te komen naar het bos. Ze probeerde me van de bank te trekken. Op dat moment kwam er nog een derde persoon bij. Deze derde persoon was wel wat hardhandiger. Deze persoon pakte me echt goed stevig vast en trok me mee naar het bos. Hij pakte me vast in mijn nek. Dit deed een beetje pijn. We zijn toen het bos ingelopen. Ze vroegen me meerdere malen wat ik hen te bieden had. Een van de twee jongens die ik als eerste zag zei "maak je zakken leeg", of woorden van gelijke strekking. Ik heb toen zelf mijn sleutels uit mijn rechter broekzak gehaald. Toen heeft [verdachte] mijn andere broekzak leeg gehaald. In mijn linker broekzak had ik mijn mobiele telefoon. Op een gegeven moment is [medeverdachte] met mijn telefoon naar het terrein van de universiteit gelopen. Hij is een tijd weggeweest. Op een gegeven moment werd of [verdachte] of de derde persoon gebeld. Ik kreeg toen de telefoon in mijn handen geduwd. [medeverdachte] vroeg mij de codes van internetbankieren en de derde persoon vroeg mij de pincode van mijn bankpas
.Ik kreeg maar een kans om het te zeggen. Ik hoorde ze onderling tegen elkaar praten dat ze de limiet van mijn internetbankieren gingen ophogen zodat ze zoveel mogelijk over konden maken. Die derde persoon dat ze mij in elkaar zouden slaan als ik niet mee zou werken en dat ik de dag erna naakt in het bos wakker zou worden. De derde persoon vroeg mij toen opnieuw wat ik ze te bieden had. Het werd mij toen wel duidelijk dat het hen te doen was om veel geld. Op een gegeven moment kwam [medeverdachte] weer terug. [verdachte] en de derde persoon noemde [medeverdachte] bij naam, zodoende dat ik weet hoe hij heet. Ik moest toen met [verdachte] en [medeverdachte] mee naar mijn huis omdat ze mijn bankpas wilden. Ik gaf mijn bankpas af. Ik moest vervolgens met [verdachte] en [medeverdachte] terug naar de derde persoon die in het bos was achtergebleven. Ze hadden van te voren gezegd dat ik mijn telefoon terug zou krijgen in ruil voor mijn bankpas en pincode. We kwamen toen op een weg uit. Op die weg kwam ik de politie tegen. Ze zijn op dit moment nog steeds in het bezit van mijn mobiele telefoon en mijn bankpas. Telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Bankpas van de [naam 3] . Rekeningnummer is [nummer 1] . Mijn pasnummer is [nummer 2] . De derde persoon heb ik alleen in het bos gezien.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever dhr. [slachtoffer 2] 22 april 2019, pagina 166, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Nu zie ik dat mijn portemonnee is verdwenen. In mijn portemonnee zaten diverse pasjes, mijn rijbewijs en mijn identiteitskaart.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever dhr. [slachtoffer 2] , pagina’s 170 en 172, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Hoe gaat het nu met u?
A: Ja het gaat wel (…). Ik ben wel geschrokken en het ergste wat er is, is een blauwe plek die ik op mijn arm heb overgehouden. Verder toch wel heftig allemaal. (…)
V: Ook mijn telefoon uit mijn broekzak gepakt. Volgens mij deed [verdachte] dat. Op de overschrijving is te zien dat er op 22 april 2019, omstreeks 01.15.17 uur, een overschrijving vanuit mijn spaarrekening voor een bedrag van 10.807,00 euro naar mijn lopende rekening is gedaan. Deze overschrijving moet met mijn telefoon zijn gedaan want dat is precies het moment dat [medeverdachte] met mijn telefoon is weggeweest en ik mijn internet bankgegevens heb moeten geven, dus dat was voor dat zij mijn bankpas hebben gekregen. Via mijn bank heb ik de informatie gekregen dat er die nacht 2 keer mijn paslimiet is verhoogd. Dat is een keer op 22 april 2019, omstreeks 02.20 uur gebeurd en een tweede keer op 22 april 2019, omstreeks 02.22 uur gebeurd. Ik heb de afgelopen dagen naar een collega van u enkele aanvullingen voor wat betreft de goederen die men van mijn heeft weggenomen gemaild. Dat betreft de navolgende goederen: • Kleine zwartleren portemonnee. Aan de binnenkant zit rechts een vakje met: • Huissleutel van mijn vaders huis • Identiteitskaart • Rijbewijs • University card van [naam 2] ,
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [verdachte] 22 mei 2019, pagina’s 92 tot en met 94, 96 tot en met 98, inhoudende, zakelijk weergegeven:
O = opmerking V = vraag A = antwoord
Het begon een week van tevoren. Ik zat een avond tv te kijken en ik zag een programma over pedofielen die aangepakt en geconfronteerd werden. Ik vond dat interessant en ook wel grappig. Ik wilde dat ook wel doen. Ik ging kijken hoe ze dat deden en ik heb gekeken op [naam chatsite] . Ik kwam een man tegen van 24 jaar, daar ben ik een gesprek mee begonnen. Ik heb twee jongens mee genomen voor mijn veiligheid. Hij had zijn telefoon bij. Ik ben er met een andere jongen naar toe gelopen, een van die jongens bleef op afstand. Wij sloten hem toen met tweeën in. V: Jij hebt contact gehad met hem via [naam chatsite] . Wat was zijn naam daar?
A: [naam 8] .
V: Wat was jouw naam daar?
A: [naam 9] , of met vier of vijf x-en. Na [naam chatsite] hadden wij ook contact via de app, daarmee bedoel ik via WhatsApp. .
V: Hoe heet die jongen?
A: [slachtoffer 2] . (…)
O: Verbalisanten lezen het uitgewerkte tapgesprek van 25 april 2019 23.39 uur gedeeltelijk voor.
V: Dan zeg je in het gesprek:
"Jij zegt tegen mij Wollah, als jij het niet goed hebt gedaan he, dan gaat er 500 euro van jouw deel af." (…) Wat bedoel je met 500 Euro van jouw deel?
A: We zouden 3000 Euro per man krijgen en dan zou er 500 Euro van zijn gedeelte af gaan.
V: Hebben jullie nog veel met [slachtoffer 2] gebeld?
A: Ja best veel. (…) ongeveer 90 keer of zo. (…)
V: Hoe gaat dat in zijn werk?
A: Je praat gewoon met die pedofielen en je lokt ze uit. Je lokt ze dan om naar mij toe te komen. Eerlijk gezegd heb ik met meerdere pedofielen gepraat. Om naar mij toe te komen was [slachtoffer 2] er een van.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte 22 november 2019, pagina 135,inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Wij willen jou nog wat vragen stellen over het incident, op 22 april 2019 met [slachtoffer 2] . Wat hoe onderhield jij contact met hem?
A: Whatsapp. Met mijn eigen telefoonnummer, + [telefoonnummer 2]
V: Van wie is het telefoonnummer van + [telefoonnummer 3] ?
A: Dat was een telefoonnummer dat ik gebruikte, na het incident, om met [slachtoffer 2] te appen. Alleen voor [slachtoffer 2] en niets anders.
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , pagina 141, inhoudende, zakelijk weergegeven:
V = vraag A = antwoord
V: Wat is jouw telefoonnummer?
A: [telefoonnummer 4] .
Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] bij de rechter-commissaris 4 juni 2020, losbladig, blad 2 tot en met blad 3, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik was met [verdachte] en nog een jongen in het [straatnaam 3] . Daar is een confrontatie geweest met een man. (…) We hadden daar afgesproken met een man. Ik was daarbij. (…) U houdt mij voor dat [verdachte] twee vrienden mee heeft genomen u vraagt mij of dat klopt. Hij heeft mij meegevraagd. (…) U vraagt mij of ik het ID-bewijs van [slachtoffer 2] in zijn brievenbus heb gedaan. Ja
.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 178 tot en met 179 en 183 tot en met 184, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Aangever [slachtoffer 2] verklaarde op 25 april 2019 dat hij door de verdachten was gebeld. Deze telefoongesprekken had hij opgenomen en hij stelde deze op 25 april 2019 ter beschikking aan het onderzoeksteam.
Geluidsfragment 1
[slachtoffer 2] wordt gebeld door [naam 19] .
NN: Ik ben [naam 10] (fonetisch). (…) Maar ja [naam 11] zegt wel dat de boete nog openstaat.
Geluidsfragment 3
[slachtoffer 2] wordt gebeld door [naam 19] .
NN: Hallo, met [naam 10] (fonetisch). Ik wilde even zeggen dat een van ons is opgepakt en als je de aangifte nou terugtrekt dan zorg ik ervoor dat hij niet opnoemt dat je met een vijftien(15)-jarige meisje wilde neuken of wat dan ook. En als je hem terugtrekt, zorg ik ook ervoor dat je jouw telefoon terugkrijgt, zoals afgesproken. (…) als je die aangifte niet terugtrekt, ik weet je te vinden.
[slachtoffer 2] : Oké.
NN: Snap je?
[slachtoffer 2] : Ja.
Het geschrift, zijnde screenshots van een Whatsappgesprek tussen de telefoon van aangever en + [telefoonnummer 3] , pagina’s 197 tot en met 202, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Gisteren
+ [telefoonnummer 3] 15:06: Maar wanneer ga je is fucking opnemen.
+ [telefoonnummer 3] 15:46: Mattie je maakt me boos.
+ [telefoonnummer 3] 16:26: [slachtoffer 2] .
+ [telefoonnummer 3] 17:07: Waar de fuck ben je (…)
+ [telefoonnummer 3] 19:05: Ga je nog kk reageren
Vandaag
+ [telefoonnummer 3] 00:24: Jij wil. Problemen
+ [telefoonnummer 3] 00:24: Isgoed
+ [telefoonnummer 3] 01:16: [slachtoffer 2] je telefoon gaat over waarom de fack neem jij Nierop
+ [telefoonnummer 3] 01:16: Niet op
+ [telefoonnummer 3] 01:16: Hallo (…)
+ [telefoonnummer 3] 01:20: Jij maakt mij gek
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 220 tot en met 221, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Vandaag, maandag 22 april 2019, waren wij belast met een dienst incidentenafhandeling. Omstreeks 02.56 uur werden wij gestuurd naar de [straatnaam 2] in Tilburg waar zich een verdachte situatie had afgespeeld. Wij hoorden de centralist zeggen dat een melder drie jongeren, in het zwart gekleed, had zien lopen langs de bosrand bij de [straatnaam 2] en dat zij in de richting van het bos hadden gefloten. Omstreeks 03.10 uur kwamen wij ter plaatse. Toen wij terug reden over de [straatnaam 2] in de richting van de Bredaseweg zagen wij drie jongeren, volledig donker gekleed, over de [straatnaam 2] in de richting van ons politievoertuig lopen. Wij zagen dat bij het zien van ons voertuig twee van de jongeren bleven staan en er een direct de bosrand in rende. Ik, [verbalisant 2] , zag dat een van de jongeren mijn richting uit kwam gelopen en zijn identiteitskaart omhoog hield. De persoon overhandigde mij een Nederlandse identiteitskaart en gaf mij op te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] , woonachtig aan de [adres 1] . Ik, [verbalisant 2] , zag dat de persoon welke mij de identiteitskaart overhandigde overeenkwam met de persoon welke afgebeeld stond op de identiteitskaart. Ik, [verbalisant 2] , pakte de identiteitskaart aan en wilde in de richting van de onbekende persoon welke de bosrand in was gerend rennen. Ik, [verbalisant 3] , sprak de andere persoon aan en dirigeerde hem richting ons dienstvoertuig. Ik vroeg de persoon naar zijn identiteitsbewijs en hoorde hem zeggen dat hij deze niet bij zich had. Deze zou thuis liggen. Voordat ik, [verbalisant 2] , verdachte [verdachte] vast kon pakken zag ik dat verdachte [verdachte] plots hard weg rende in de richting van de parkeerplaats van [naam 2] . Na de zoekslag naar de verdachten sprak ik, [verbalisant 3] , met de achtergebleven jongen welke zich bekend maakte als; [slachtoffer 2] . Ik, [verbalisant 3] , hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat hij af had gesproken middels internet chat met een meisje maar dat hij op werd gewacht op de parkeerplaats door drie jongeren. Deze jongeren hadden hem onder dreiging van geweld, zijn telefoon, zijn inlogcode voor internet bankieren op zijn telefoon, zijn bankpas en pincode afgenomen. Dit zou zich in het bos en op zijn adres af hebben gespeeld.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 229 tot en met 231, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door de officier van justitie werden vorderingen gedaan betreffende de verkeersgegevens van al het telefoonverkeer dat had plaatsgevonden met het telefoonnummer van de verdachte [verdachte] . Van hem werden de telefoonnummers [telefoonnummer 2] bevraagd binnen de periode van 26 januari 2019 tot en met 26 april 2019.
Telefoonnummer [telefoonnummer 1]
Uit het onderzoek is gebleken dat dit telefoonnummer in gebruik is bij aangever [slachtoffer 2] . Hij verklaarde dat het contact een week voor het incident begon, maandag 15 april 2019. Ik zag dat op 19 april 2019, om 18:58 uur, een uitgaand gesprek werd geregistreerd vanaf het bevraagd nummer ( [telefoonnummer 2] ) naar het nummer van [slachtoffer 2] ( [telefoonnummer 1] ) met een duur van 10 seconden. Ik zag dat vanaf 24 april 2019 tot en met 26 april 2019, 16 uitgaande verbindingen werden geregistreerd. Ik zag dat de tijdstuur varieerden van 0 seconden tot en met 855 seconden. Ik zag dat 8 van de 16 gesprekken een langere tijdsduur hadden dan 120 seconden.
Telefoonnummer [telefoonnummer 4]
Binnen de bevraagde periode werden 107 verbindingen geregistreerd, zowel inkomend als uitgaand, tussen het telefoonnummer + [telefoonnummer 4] en het bevraagde nummer + [telefoonnummer 2] . Op 22 april 2019, van 01:51 uur tot en met 04:42 uur werden 7 inkomende verbindingen geregistreerd tussen deze nummers met een duur van 0 tot en met 74 seconden. Op 22 april 2019, van 01:14 uur tot en met 04:32 uur werden 17 uitgaande gesprekken geregistreerd tussen deze nummers met een duur van 0 tot en met 394 seconden. Uit de verklaring die [slachtoffer 2] deed op 22 april 2019, bleek dat de verdachten meerdere keren met elkaar belden.
Het proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 235 tot en met 244, 248 tot en met 250, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Door de officier van justitie werd tot de opname van telecommunicatie op het telefoonnummer + [telefoonnummer 2] in gebruik bij verdachte [verdachte] . In dit proces verbaal wordt gesproken over [naam 12] en over [naam 13] . Tijdens het onderzoek is gebleken dat dit een en dezelfde persoon betrof. De gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer 2] gaf zich richting het slachtoffer (gebruiker telefoonnummer 3162090499) uit als zijnde [naam 10] , maar bleek te zijn verdachte [verdachte] .
Op 25 april om 23.39 uur vond er een uitgaand gesprek plaats met telefoonnummer [telefoonnummer 4] , op naam [naam 14] , [adres 3] . Hierdoor is ook bij dit gesprek de stem van de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] later herkend als die van [verdachte] . Het gesprek werd nagenoeg woordelijk uitgewerkt
[naam 13] (stem herkenning) belt uit met [naam 16] (…)
: Euh. Wij zijn gewoon allebei op vrije voeten weet je?
[naam 13] : Ja, maar ze hebben mijn ID, dus ik snap niet waarom ze mij niet als eerst hebben opgepakt.
[naam 16] : (…) Hou me op de hoogte, dat was jij. (…)-
[naam 13] : Hij gaat morgen, hij gaat morgen de bank bellen en deblokkeren alles.
[naam 16] : Maar heeft hij hem wel? (…) [nummer 3] toch? (…)
[naam 13] : Wat zeg je? Wat [nummer 3]
[naam 16] : Ja
[naam 13] : [nummer 4] he mongool! (schreeuwt)
[naam 16] : Woh eu of [nummer 5] , ja [nummer 4] bedoel ik
[naam 13] : Waarom maak jij grapjes?
[naam 16] : Ik weet niet meer maat.
[naam 13] : (niet te verstaan) Jij weet niet eens meer of jij hem erin hebt gedaan.
[naam 16] : Jawel, ik heb hem erin gedaan. (…)
[naam 13] : Op Allah als dit mis gaat he wollah.
[naam 16] : Haal die uit deze kankerbrievenbus (…)
[naam 13] : Jij zegt tegen mij dat het [nummer 3] terwijl het [nummer 4] is. (schreeuwt)
[naam 16] : Nee jongen, [nummer 4] volgens mij. Ik zei toch tegen jou.
[naam 13] : Hoe kom jij nou aan [nummer 3] ?
[naam 16] : Wat denk je, flikker op. Welk nummer zei ik?
[naam 13] : Jij zei tegen mij [nummer 5] toch?
[naam 16] : Ja [nummer 4]
[naam 13] : Dan is het goed. Jij zei eerst tegen mij welke nummer en daarna zei ik [nummer 4] .
[naam 16] : Ja, dan is het goed.
[naam 13] : Wollah, als jij het niet goed gedaan hebt he, dan gaat er 500 euro van jouw deel af.
[naam 16] : Ja, er gaat shit af, kankerhoer wie denk je dat je bent, he gast.
[naam 13] : Ja, is goed ik ga hem straks wel bellen, kijk of hij het heeft he.
[naam 16] : Nee bel hem morgen, niet hem mee lastig vallen maat.
[naam 13] : Ik wil hem wel lastig vallen, want hij is een pedofiel.
Op 25 april om 23.44 uur vond er een uitgaand gesprek plaats met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , op naam [slachtoffer 2] , [adres 4] . Het gesprek werd samengevat. Door opsporingsambtenaar [verbalisant 4] werd door de gebruiker van telefoonnummer [telefoonnummer 2] de naam [naam 17] gehoord. Ik hoorde dat de gebruiker de naam [naam 10] zei maar herkende zijn stem als zijnde die van verdachte [verdachte] . [naam 12] (fonetisch, naam genoemd) belt uit met [naam 18] (naam genoemd) [naam 17] zegt dat hij iemand de opdracht heeft gegeven om de ID van [slachtoffer 2] in de brievenbus te doen, maar dat hij denkt dat het verkeerd is gegaan. Mogelijk is deze bij [nummer 3] in de brievenbus gedaan in plaats van [nummer 4] . [naam 17] vraagt wanneer [slachtoffer 2] thuis is zodat hij kan kijken en deze eruit kan halen.
Op 26 april om 14.48 uur vond er een uitgaand gesprek plaats met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , op naam [slachtoffer 2] , [adres 4] . Het gesprek werd nagenoeg woordelijk uitgewerkt.
[naam 12] (fonetisch, stem herkenning) belt uit met [naam 18] (naam genoemd)
[slachtoffer 2] : Met [slachtoffer 2]
[verdachte] : Hallo heb je al gekeken?
[slachtoffer 2] : Ik ben nog niet thuis. (…)
[verdachte] : (…) hij ligt in, bij de tweede deur he, bij [nummer 3] . (…) Ja dan weet je dat alvast en uh als je die hebt dan uh, uh bel je... Heb je al de bank uberhaubt gebeld?
[slachtoffer 2] : Uh ja.
[verdachte] : En wat zeiden ze tegen jou? (…)
: (…) Heb je gewoon tegen hun gezegd dat wij aan jouw rekening hebben gezeten?
[slachtoffer 2] : Nee
[verdachte] : Nou dan ga je toch gewoon tegen hun zeggen wat valt er te onderzoeken aan mijn rekening? Er is niks met mijn rekening gebeurd. Ik wou gewoon uh een nieuwe auto kopen met uh 10.000 euro die ik van mijn moeder heb gekregen. En uh ja, die heb ik gewoon naar mijn normale rekening gestuurd. Dus wat valt er te onderzoeken? (…)
[slachtoffer 2] : Nou dat is midden in de nacht gebeurd op het moment dat ook mijn telefoon en mijn portemonnee zijn gestolen dus dat zullen ze wel redelijk verdacht vinden.
[verdachte] : Oh dus uh ze hadden dat... Ok zo. Ja, ja klopt, klopt ok. Ja is goed dan moet we maar gewoon uh geduld hebben, maar ik wil wel datje heel snel erachteraan gaat. (…) nou [nummer 3] heb je je ID, kan voor dingen regelen wat je wil ja.
Op 26 april om 16.17 uur vond er een uitgaand gesprek plaats met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , op naam [slachtoffer 2] , [adres 4] . Het gesprek werd nagenoeg woordelijk uitgewerkt.
[naam 12] (fonetisch, stem herkenning) belt uit met [naam 18] (naam genoemd)
Letterlijk:
[slachtoffer 2] : Met [slachtoffer 2]
[verdachte] : Hallo, heb je het gevonden jonge?
[slachtoffer 2] : Nee
[verdachte] : Ook niet op [nummer 3] ?
[slachtoffer 2] : Nee (…)
[verdachte] Uh heb je ook wat aan je rijbewijs?
[slachtoffer 2] : Ja dat zat ook in mijn portemonnee. (…)
[verdachte] : Ok. Ok is goed, ik bel je zo wel weer ja. (…) ik ga even vragen gewoon wat er aan de hand was want die mongolen die kunnen niks.
Op 26 april om 16.21 uur vond er een uitgaand gesprek plaats met telefoonnummer [telefoonnummer 1] , op naam [slachtoffer 2] , [adres 4] . Het gesprek werd nagenoeg woordelijk uitgewerkt.
[naam 12] (fonetisch, stem herkenning) belt uit met [naam 18] (stem herkenning)
Letterlijk:
[slachtoffer 2] : Ja
[verdachte] : Ja. Ja hij zegt echt dat hij hem op [nummer 3] heeft gedaan.
[slachtoffer 2] : Ja dan zal ik het binnenkort wel horen van degene die er woont.
[verdachte] : Ja, maar uh, maar uh kan je wel jouw rekening deblokkeren zonder dat?
[slachtoffer 2] : Ja de bank is tot uh 17.00 uur open, dus ik denk niet dat dat gaat lukken en zaterdag is het Koningsdag, dan zijn ze niet open en zondag is het zondag, dan zijn ze ook niet open.
[verdachte] : Als je nou even belt? (…) Nou gewoon even belt?
[slachtoffer 2] : Ja maar ik heb nog geen ID-kaart. (…)(…) Maar wie heeft dat erin gegooid dan?
[verdachte] : Ja een maatje van me. (…)
: (…) ik stel voor uh datje gewoon even nog een keer jouw bank belt en uh, en uh datje gewoon heel direct vraagt van wanneer kan ik mijn rekening gebruiken. (…) Zeg je ik heb gewoon alles weer. Ik heb mijn rijbewijs, mijn identiteitskaart, ik heb alles weer terug. (…)
[slachtoffer 2] : Ja dat kan ik wel zeggen, maar dat moet ik ook kunnen laten zien als ik daar kom he. (…) zij willen het ook zeker weten. (…)
[verdachte] : (…) ik stel voor dat je even je bank belt en zegt (…) Je moet sowieso, je moet gewoon zeggen ik ga als het niet zo snel mogelijk wordt geregeld ga ik liever naar een andere bank, want uh ik heb mijn spullen terug en uh ik wil weer gewoon gebruik maken van mijn geld. Ja? (…)
Op 29 april om 22.47 uur vond er een uitgaand gesprek plaats met telefoonnummer [telefoonnummer 4] , op naam [naam 14] , [adres 3] . (…) Het gesprek werd grotendeels woordelijk uitgewerkt.
[naam 13] (stem herkenning) belt uit met [naam 15] (stem herkenning)
[medeverdachte] = [medeverdachte] [verdachte] = [verdachte]
[medeverdachte] : je bent kanker irritante met je kanker telefoon. [nummer 3] .. [nummer 3] ..neemt niet..doet niet open man. Neemt niet op, niks.
[verdachte] : en [nummer 4] ?
[medeverdachte] : [nummer 4] daar ben ik nu.
[verdachte] : sta je voor die deur?
[medeverdachte] : ja. Zal ik die gewoon erin doen of aanbellen?
[verdachte] : oke is goed, bel aan. (…)
: ben je binnen in zijn kamertje?
[medeverdachte] : nee in die ding.
[verdachte] : ja (niet te verstaan) bel aan bel aan bij hem.
[medeverdachte] : hoezo? (…) wacht ik zie hier een huisnummer.
[verdachte] : zeg je moet opnemen en dan ciao. (…)
[medeverdachte] : [nummer 4] he? Hier luister. (…)
[verdachte] : ja hoor je de deur of niet?
[medeverdachte] : ik ben niet boven jongen, ben je gek? Ik ben gewoon beneden.
[verdachte] : ohh zo. Bel eerst aan voordat je het erin gooit. (…)
[medeverdachte] : gebruiker antwoordt niet zie je hij is niet thuis. (…)Dus doe hem gewoon in die [nummer 4] he?
[verdachte] : ja.
[medeverdachte] : ik heb hem erin gedaan (…) [nummer 4] , nee hij is niet thuis.
[verdachte] : saf is goed, [nummer 4] . Saf rust (…)
Op 29 april om 22.50 uur vond er een inkomend gesprek plaats met telefoonnummer [telefoonnummer 4] , op naam [naam 14] , [adres 3] (…) Het gesprek werd samengevat. [naam 13] (stem herkenning) wordt gebeld door [naam 15] (stem herkenning). [verdachte] (…) heeft nog niets tegen [slachtoffer 2] gezegd. [verdachte] is [slachtoffer 2] zat, omdat hij niet reageert. [verdachte] gaat thuis kijken of [slachtoffer 2] heeft gereageerd. [medeverdachte] zegt dat [verdachte] moet doorgeven aan [slachtoffer 2] dat alles in zijn brievenbus ligt. [verdachte] bevestigd. (…)
Op 30 april om 12.47 uur vond er een uitgaand gesprek plaats met telefoonnummer [telefoonnummer 5] , op naam [naam 3] (…) Het gesprek werd samengevat. [naam 13] (stem herkenning) belt uit met [naam 3] . [verdachte] belt naar de [naam 3] met de vraag of hij een bankrekening kan deblokkeren met een rijbewijs.