In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers en eisers, die een bijstandsuitkering ontvingen op basis van de Participatiewet. De zaak betreft de intrekking van de bijstandsuitkering van eisers per 23 april 2009, omdat zij hun inlichtingenplicht hebben geschonden. Baanbrekers had vastgesteld dat eisers niet alle relevante informatie over hun vermogen hadden verstrekt, waaronder de waarde van sieraden en een fotocamera. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers bij de aanvraag van de uitkering in 2009 niet hebben gemeld dat zij in het bezit waren van waardevolle bezittingen, wat in strijd is met artikel 17 van de Participatiewet. De rechtbank oordeelt dat de schending van de inlichtingenplicht een rechtsgrond vormt voor de intrekking van de uitkering en de terugvordering van eerder verstrekte bijstand. De rechtbank heeft het beroep van eisers ongegrond verklaard, omdat zij niet hebben aangetoond dat zij recht hadden op bijstand. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de terugvordering van de bijstand terecht is, omdat de uitkering ten onrechte is verstrekt. De rechtbank heeft geen redenen gevonden om van terugvordering af te zien, ondanks de financiële gevolgen voor eisers. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.