ECLI:NL:RBZWB:2020:4808

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 oktober 2020
Publicatiedatum
7 oktober 2020
Zaaknummer
AWB 19_5245, 19_5248 & 19_5249
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake geluidsoverlast en bestuursdwang door de burgemeester van Schouwen-Duiveland

Op 6 oktober 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland. De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.E. de Glopper en mr. drs. N. Wouters, had beroep ingesteld tegen drie besluiten van de burgemeester, die betrekking hadden op de toepassing van bestuursdwang en de kosten daarvan. De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 27 augustus 2020.

De eiser had eerder waarschuwingen ontvangen van de burgemeester wegens geluidsoverlast en was op 24 januari 2019 en 17 april 2019 onderworpen aan bestuursdwang, waarbij geluidsapparatuur uit zijn woning werd verwijderd. De burgemeester had de kosten van deze bestuursdwang vastgesteld en de eiser had hiertegen bezwaar gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester het bezwaar van de eiser tegen de kostenbeschikking van 4 maart 2019 ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard, omdat het bezwaar tijdig was ingediend. De rechtbank vernietigde dit besluit en droeg de burgemeester op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen.

Daarnaast verklaarde de rechtbank het beroep tegen de machtiging tot binnentreden van de woning ongegrond, omdat de burgemeester bevoegd was om deze machtiging af te geven op basis van de constatering van geluidsoverlast door de politie. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester voldoende bewijs had om de machtiging te rechtvaardigen. Ten slotte oordeelde de rechtbank dat de kosten van de bestuursdwang in stand bleven, met uitzondering van enkele goederen die onterecht in beslag waren genomen. De burgemeester werd veroordeeld tot het vergoeden van griffierechten en proceskosten aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 19/5245 WET, BRE 19/5248 GEMWT en BRE 19/5249 GEMWT

uitspraak van 6 oktober 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

gemachtigden: mr. J.E. de Glopper en mr. drs. N. Wouters,
en

de burgemeester van de gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen de volgende besluiten:
  • het besluit van de burgemeester van 4 september 2019 over de vaststelling van de hoogte van de kosten van toegepaste bestuursdwang op 24 januari 2019
  • het besluit van de burgemeester van 4 september 2019 over het op 15 april 2019 afgeven van een machtiging voor het zonder toestemming van bewoner(s) binnentreden van de woning op het adres [adres] te [naam woonplaats]
  • het besluit van de burgemeester van 4 september 2019 over de vaststelling van de hoogte van de kosten van toegepaste bestuursdwang op 17 april 2019
Het beroep is besproken op zitting in Middelburg op 27 augustus 2020. Eiser was daarbij aanwezig samen met mr. J.E. de Glopper en [naam gemachtigde] . Namens de burgemeester was aanwezig J.F. Okma.

Overwegingen

1. Feiten

Eiser was huurder van de woning aan de [adres] in [naam woonplaats] (hierna: woning).
Bij brief van 1 september 2017 heeft de burgemeester eiser een waarschuwingsbrief gestuurd waarin staat dat eiser meermalen burengerucht en overlast heeft veroorzaakt in en om de woning. Aan eiser is medegedeeld dat hij met dat gedrag de openbare orde verstoort.
Bij brief van 28 februari 2018 heeft de burgemeester opnieuw een waarschuwingsbrief gestuurd aan eiser. Opnieuw wordt aan eiser medegedeeld dat hij overlast veroorzaakt voor de omwonenden door geluidsoverlast tussen 22:00 uur en 07:00 uur. De burgemeester deelt eiser mee dat verdere overlast moet worden voorkomen. Indien de overlast aanhoudt, zal de burgemeester overgaan tot het opleggen van een gedragsaanwijzing op grond van de Wet aanpak Woningoverlast dan wel tot sluiting van de woning op grond van de Opiumwet.
De politie heeft een bestuurlijke rapportage opgesteld op 30 augustus 2018. In de rapportage staat dat de politie in de periode van 2 januari 2018 tot de datum van de rapportage verschillende meldingen heeft ontvangen van geluidsoverlast vanuit de woning en een aantal keer geluidsoverlast heeft geconstateerd.
Bij brief van 23 oktober 2018 heeft de burgemeester aan eiser medegedeeld voornemens te zijn om een gedragsaanwijzing in combinatie met een last onder bestuursdwang op te leggen vanwege de overlast.
Bij besluit van 12 november 2018 heeft de burgemeester aan eiser een gedragsaanwijzing in combinatie met een last onder bestuursdwang opgelegd. De burgemeester heeft eiser gelast:
  • Geen verdere geluidsoverlast meer te veroorzaken in of bij zijn woning;
  • Tussen 22:00 en 07:00 uur geen werkzaamheden uit te voeren aan, in of bij zijn woning;
  • Tussen 22:00 en 07:00 uur alleen gebruik te maken van een geluidsinstallatie, televisie of anderszins via een hoofdtelefoon.
De last onder bestuursdwang houdt in: indien eiser wederom geluidsoverlast veroorzaakt waarbij de politie verbaliserend optreedt, wordt de installatie of de apparatuur / middelen waarmee de geluidsoverlast veroorzaakt wordt of verdere geluidsoverlast veroorzaakt kan worden op kosten van eiser afgevoerd en opgeslagen.
De politie heeft op 13 januari 2019 per e-mail aan de burgemeester medegedeeld dat op 11 januari 2019 geluidsoverlast is geconstateerd in de woning van eiser. Daar is een proces-verbaal van bevindingen van opgemaakt.
Op 24 januari 2019 heeft de burgemeester een machtiging tot binnentreden in de woning afgegeven aan een toezichthouder/buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, ter uitvoering van de aan eiser opgelegde last onder bestuursdwang.
Op 24 januari 2019 (11:26 uur) heeft de toezichthouder 100 stuks geluidsapparatuur uit de woning verwijderd. Daar is een proces-verbaal tot binnentreden woning en een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming van opgemaakt. Bij brief van 4 februari 2019 zijn deze stukken aan eiser toegezonden.
Bij kostenbeschikking van 4 maart 2019 (primair besluit I) heeft de burgemeester de kosten van de toegepaste bestuursdwang vastgesteld op € 1.897,10. De opslagkosten bedragen € 2,60 per dag. Ook heeft de burgemeester besloten de teruggave van de goederen op te schorten totdat de verschuldigde kosten zijn voldaan.
Op 8 april 2019 (00.40 uur) heeft de politie geconstateerd dat harde muziek (zware bas) afkomstig was uit de woning van eiser. Daar is een proces-verbaal van bevindingen van opgemaakt.
Op 8 april 2019 heeft [naam vertegenwoordiger eiser] namens eiser een brief gestuurd aan het college van burgemeester en wethouders (hierna: college).
Op 15 april 2019 heeft de burgemeester een machtiging tot binnentreden in de woning afgegeven aan een toezichthouder/buitengewoon opsporingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, ter uitvoering van de bij besluit van 12 november 2018 aan eiser opgelegde last onder bestuursdwang (primair besluit II).
Op 17 april 2019 heeft de toezichthouder de woning betreden en heeft de toezichthouder alle geluidsdragers uit de woning verwijderd. Daar is een proces-verbaal tot binnentreden woning en een proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming van opgemaakt. Bij brief van 18 april 2019 zijn deze stukken aan eiser toegezonden.
Op 7 mei 2019 heeft mr. J. Wouters namens eiser bezwaar gemaakt tegen de kostenbeschikking van 4 maart 2019. Bij afzonderlijke brief van 7 mei 2019 heeft mr. J. Wouters namens eiser bezwaar gemaakt tegen de machtiging van 15 april 2019 tot het binnentreden van de woning.
Bij kostenbeschikking van 22 mei 2019 (primair besluit III) heeft de burgemeester de kosten van de toegepaste bestuursdwang op 17 april 2019 vastgesteld op € 587,25. De opslagkosten bedragen € 2,60 per dag. Ook heeft de burgemeester besloten de teruggave van de goederen op te schorten totdat de verschuldigde kosten zijn voldaan.
Bij brief van 1 juli 2019 heeft [naam vertegenwoordiger eiser] namens eiser bezwaar gemaakt tegen de kostenbeschikking van 22 mei 2019.
Bij bestreden besluit I heeft de burgemeester het bezwaar van eiser tegen de kostenbeschikking van 4 maart 2019 niet-ontvankelijk verklaard, wegens het niet tijdig indienen van het bezwaar.
Bij bestreden besluit II heeft de burgemeester het bezwaar van eiser tegen de machtiging tot binnentreden van de woning ongegrond verklaard.
Bij bestreden besluit III heeft de burgemeester het bezwaar van eiser tegen de kostenbeschikking van 22 mei 2019 ongegrond verklaard.
Bij afzonderlijke beroepschriften van 14 oktober 2019 hebben mr. drs. N. Wouters en mr. J.E. de Glopper namens eiser beroep ingesteld tegen de bestreden besluiten.

2. Wettelijk kader

De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in een bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.

3. Bestreden besluit I (BRE 19/5248; kosten bestuursdwang 24 januari 2019)

Het bestreden besluit
3.1
Op 24 januari 2019 heeft de burgemeester bestuursdwang toegepast. De kosten daarvan zijn door de burgemeester vastgesteld bij kostenbeschikking van 4 maart 2019 (primair besluit I). Eiser stelt daar bezwaar tegen te hebben gemaakt bij brief van 8 april 2019. De burgemeester stelt dat pas op 7 mei 2019 bezwaar is gemaakt. De bezwaarschriftencommissie heeft geadviseerd om het bezwaar ontvankelijk en gegrond te verklaren. Bij bestreden besluit I heeft de burgemeester het bezwaar van eiser, in afwijking van dat advies, niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig indienen van het bezwaar. De burgemeester stelt dat eiser pas bij brief van 7 mei 2019 bezwaar heeft gemaakt tegen de kostenbeschikking en dat het bezwaar te laat is ingediend. De brief van 8 april 2019 kan volgens de burgemeester niet worden aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de kostenbeschikking. Daarbij heeft de burgemeester in aanmerking genomen dat [naam vertegenwoordiger eiser] bekend is met het voeren van bezwaarprocedures, dat de brief is gericht aan het college, dat de brief geen omschrijving of een kopie van het besluit bevat waartegen het bezwaar zou zijn gericht, dat de brief geen gronden van bezwaar bevat en dat in de brief ook niet wordt verzocht om een nadere termijn voor het indienen van die gronden.
De beroepsgronden
3.2
Eiser heeft aangevoerd dat de burgemeester zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Namens eiser heeft [naam vertegenwoordiger eiser] op 8 april 2019 tijdig pro forma bezwaar gemaakt tegen de kostenbeschikking van 4 maart 2019. Die brief heeft hij naar zowel de burgemeester als het college verzonden. Het college is ook verplicht om de brief door te sturen naar het bevoegd gezag. Eiser kan niet worden verweten dat hij geen volledige omschrijving van het besluit heeft gegeven in de brief van 8 april 2019, omdat hij daar nog niet toe in staat was. Bij het opstellen van het pro forma bezwaar was eiser nog niet in bezit van het kostenoverzicht. Het bezwaar bevatte nog geen bezwaargronden, omdat het een pro forma bezwaar was. Eiser heeft verzocht om nadere stukken zodat hij zijn bezwaar aan kon vullen.
Het toetsingskader
3.3
Het maken van bezwaar geschiedt door het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. [1] Het bezwaarschrift bevat de gronden van bezwaar en een omschrijving van het besluit waartegen bezwaar wordt ingesteld. [2] De termijn voor het indienen van het bezwaarschrift bedraagt zes weken, met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. [3]
De beoordeling
3.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het bezwaarschrift van eiser tegen de kostenbeschikking van 4 maart 2019 ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De kostenbeschikking is op 6 maart 2019 bekend gemaakt. Dat betekent dat de bezwaartermijn liep tot uiterlijk 17 april 2019. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam vertegenwoordiger eiser] namens eiser een brief van 8 april 2019 heeft verstuurd aan het college. De rechtbank is van oordeel dat die brief aangemerkt kan worden als een bezwaarschrift en dat eiser door middel van die brief tijdig bezwaar heeft gemaakt tegen de kostenbeschikking. Uit die brief blijkt namelijk wel degelijk dat de brief aangemerkt moet worden als een bezwaarschrift. In de aanhef van de brief staat bijvoorbeeld ‘aantekening van voorlopig bezwaar’ en op pagina 2 van de brief staat dat eiser bezwaar aantekent. Ook wordt in de brief uitgebreid verwezen naar de (uitvoering van) de last onder bestuursdwang. Dat het bezwaarschrift is ingediend bij het college en niet bij de burgemeester, maakt die conclusie niet anders. In de Awb [4] staat namelijk dat een bezwaarschrift moet worden doorgezonden naar het bevoegde bestuursorgaan. Bovendien is deze brief ook naar de burgemeester gemaild.
Aan het oordeel dat de brief moet worden aangemerkt als bezwaarschrift doet ook niet af dat de brief geen duidelijke verwijzing bevat naar het besluit waartegen het bezwaar zich richt en dat de brief geen bezwaargronden bevat. Uit die omstandigheden kan alleen worden afgeleid dat het bezwaarschrift niet voldoet aan de minimumeisen die de Awb aan een bezwaarschrift stelt. [5] De burgemeester had eiser op grond van de Awb een termijn moeten bieden om die gebreken te herstellen. [6] Dat is een verplichting die op grond van de Awb op de burgemeester rust. Eiser hoeft daar niet om te verzoeken.
Het gevolg
3.5
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard wegens het niet tijdig indienen van het bezwaarschrift. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit I gegrond verklaren en zal dit besluit vernietigen. De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien nu dit een inhoudelijke beoordeling vraagt en het in eerste instantie aan de burgemeester is om die beoordeling te maken. De burgemeester zal daarom een nieuwe beslissing op bezwaar moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
4. Bestreden besluit II (19/5245; machtiging binnentreden woning)
Het bestreden besluit
4.1
Op 15 april 2019 heeft de burgemeester een machtiging binnentreden woning afgegeven (primair besluit II). Eiser heeft daar bij brief van 7 mei 2019 bezwaar tegen gemaakt. Bij bestreden besluit II heeft de burgemeester dat bezwaar ongegrond verklaard.
De beroepsgronden4.2 Eiser heeft tegen bestreden besluit II aangevoerd dat de machtiging onrechtmatig is afgegeven, omdat de burgemeester door middel van het proces-verbaal van 8 april 2019 onvoldoende met bewijs heeft onderbouwd dat sprake is geweest van geluidsoverlast. Dat proces-verbaal is niet ondertekend door de verbalisant. Daarnaast vormt één proces-verbaal onvoldoende bewijs dat geluidsoverlast heeft plaatsgevonden. Eiser betwist dat hij op 8 april 2019 heeft verklaard dat hij muziek gedraaid heeft. Die enkele verklaring vormt ook geen bewijs dat geluidsoverlast heeft plaatsgevonden. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal niet hoeveel decibel door eiser is geproduceerd.
Daar heeft eiser aan toegevoegd dat de burgemeester heeft gehandeld in strijd met het beginsel van fair play, het rechtszekerheidsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Het proces-verbaal van 8 april 2019 is het gevolg van een melding van geluidsoverlast door zijn buurvrouw. Zij heeft een persoonlijke vete jegens eiser. Bij de meeste meldingen die zij heeft gedaan, is geen geluidsoverlast geconstateerd. De burgemeester had onderzoek moeten doen naar de juistheid van de meldingen. De burgemeester heeft gehandeld in strijd met het beginsel van fair play, omdat het proces-verbaal van 8 april 2019 pas na het indienen van het bezwaarschrift is verstrekt.
Daarnaast meent eiser dat de burgemeester onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen. Gelet op de mogelijke psychische problemen is het voor eiser niet te begrijpen dat bestuursdwang en gedragsmaatregelen worden gerealiseerd.
Het toetsingskader
4.3
Om bestuursdwang toe te passen hebben door het bestuursorgaan toegewezen personen toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is. [7] Voor het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner gelden als uitvloeisel van artikel 12 van de Grondwet extra waarborgen. Daar is een machtiging als bedoeld in de Algemene wet op het binnentreden (Awbi) voor vereist van het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast. [8]
De beoordeling
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank was de burgemeester bevoegd om op 15 april 2019 een machtiging tot binnentreden van de woning van eiser af te geven.
De burgemeester heeft op 12 november 2018 aan eiser een last onder bestuursdwang opgelegd, waarin eiser wordt gelast om geen verdere geluidsoverlast te veroorzaken in of bij zijn woning. In de last staat dat de burgemeester over gaat tot het toepassen van bestuursdwang, wanneer eiser zich niet aan die last houdt. Anders dan eiser stelt, blijk uit het proces-verbaal van de politie van 8 april 2019 genoegzaam dat eiser die last heeft overtreden. De rechtbank heeft daarbij het volgende in aanmerking genomen.
In dit proces-verbaal staat dat de politie op 8 april 2019 om 00.40 uur geluidsoverlast heeft geconstateerd. De geluidsoverlast was afkomstig uit de woning van eiser en bestond uit harde muziek en een zware bas. Onverminderd de eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van het bewijs, mag de burgemeester in beginsel afgaan op de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal, voor zover deze eigen waarnemingen van de opsteller van het proces-verbaal weergeven. Naar het oordeel van de rechtbank mocht de burgemeester van het proces-verbaal uitgaan. Uit het dossier blijkt dat de politieagenten objectief hebben vastgesteld of al dan niet sprake was van geluidsoverlast, ondanks dat zij de geluidssterkte niet hebben gemeten. De politieagenten hebben voldoende kennis en ervaring om ook zonder geluidsmeting vast te stellen wanneer sprake is van overlast. Zij hebben voldoende objectiviteit getoond. Immers, niet na iedere melding hebben zij gerapporteerd dat sprake was van geluidsoverlast; de politie heeft ook vaak ter plaatse geconstateerd dat geen sprake is geweest van geluidsoverlast. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken van wet- of regelgeving waarin staat opgenomen dat het aantal decibel moet worden gemeten alvorens kan worden vastgesteld of sprake is van geluidsoverlast. Of eiser al dan niet heeft verklaard aan de politie dat hij muziek heeft gedraaid op 8 april 2019 en of al dan niet sprake is van een persoonlijke vete van de buurvrouw doet niet ter zake. De machtiging is namelijk op de constatering van de politie gebaseerd en niet op die verklaring van eiser of op verklaringen van de buurvrouw. Dat de politie mogelijk ter plaatse is gaan luisteren naar aanleiding van een melding van de buurvrouw, maakt dat niet anders.
Daar voegt de rechtbank aan toe dat het voor de burgemeester noodzakelijk was om de machtiging af te geven om bestuursdwang toe te kunnen passen. De burgemeester kon alleen bereiken dat eiser niet langer geluidsoverlast zou veroorzaken, door de woning te betreden en de geluidsoverlast veroorzakende apparatuur te verwijderen uit de woning. [9] De door eiser gestelde persoonlijke belangen kunnen in het beroep tegen de machtiging tot binnentreden van de woning geen rol spelen, omdat het belangen zijn die door de burgemeester zijn meegewogen bij het besluit tot het opleggen van de last onder bestuursdwang en de kostenbeschikking.
4.5
Voor zover de burgemeester het proces-verbaal pas in de bezwaarfase aan eiser heeft verstrekt, merkt de rechtbank op dat dit gebrek in de bezwaarfase is hersteld. Dat de burgemeester pas een ondertekend exemplaar van het proces-verbaal in beroep heeft verstrekt, is een gebrek aan het bestreden besluit II dat gepasseerd kan worden met toepassing van artikel 6:22 van de Awb. De rechtbank is niet gebleken dat eiser als gevolg van dat gebrek is benadeeld.
Het gevolg
4.6
De rechtbank zal het beroep ongegrond verklaren.
5. Bestreden besluit III (19/5249; kosten bestuursdwang 17 april 2019)
Het bestreden besluit
5.1
Op 17 april 2019 heeft de burgemeester bestuursdwang toegepast. De hoogte van de kosten daarvan heeft de burgemeester vastgesteld bij kostenbeschikking van 22 mei 2019. Eiser heeft daar op 1 juli 2019 bezwaar tegen gemaakt. De bezwaarschriften-commissie heeft geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren. Bij bestreden besluit III heeft de burgemeester het bezwaar van eiser, in afwijking van dat advies, ongegrond verklaard.
De beroepsgronden
5.2
Eiser stelt dat de burgemeester zijn bezwaar ten onrechte ongegrond heeft verklaard. De burgemeester heeft volgens eiser in strijd met de behoorlijke procesorde bepaalde stukken en informatie niet (tijdig) verstrekt. Dat leidt tot een grote inbreuk op de procespositie van eiser. De burgemeester heeft volgens eiser onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een overtreding van de last. De gestelde geluidsoverlast is onvoldoende onderbouwd en de meldingen zijn het gevolg van een persoonlijke vete van zijn buurvrouw jegens eiser. Verschillende goederen zijn volgens eiser onrechtmatig in beslag genomen. Dat maakt de inbeslagname disproportioneel, waardoor de kosten niet op eiser kunnen worden verhaald. De last onder bestuursdwang ziet op apparaten waarmee geluidsoverlast kan worden veroorzaakt, terwijl ook goederen in beslag zijn genomen die geen geluidsoverlast kunnen veroorzaken.
De burgemeester heeft daarnaast ten onrechte geen rekening gehouden met de psychische problemen en beperkingen van eiser. Eiser is het ook niet eens met de hoogte van de gerekende kosten, omdat geen specificatie is bijgevoegd van de gewerkte uren. Het is volgens eiser opmerkelijk dat voor de eerste inbeslagname € 1.897,10 wordt gerekend en dat voor de tweede inbeslagname € 587,25. Bij de tweede inbeslagname is men slechts een half uur binnen geweest volgens eiser.
Het toetsingskader
5.3
Hoofdregel is dat de overtreder de kosten verbonden aan de toepassing van bestuursdwang aan het bestuursorgaan dient te vergoeden. [10] Het gaat om de kosten die het bestuursorgaan heeft moeten maken nadat de belanghebbende zelf passief is gebleven de maatregelen ten uitvoer te leggen. Bij de kosten in de zin van het artikel moet worden gedacht aan de directe kosten van feitelijk optreden door of vanwege het bestuursorgaan. Tot de kosten van bestuursdwang behoren ook de kosten van voorbereiding van bestuursdwang, voor zover deze zijn gemaakt na het verstrijken van de termijn waarbinnen de last had moeten worden uitgevoerd. [11] Op grond van de Awb komen de kosten niet voor rekening van de overtreder, indien de kosten redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen. [12] Dat kan aan de orde zijn als:
fouten zijn gemaakt in de procedure of bij de feitelijke uitvoering van de bestuursdwang;
als de overtreder geen verwijt kan worden gemaakt van de ontstane situatie en een algemeen belang gemoeid is met de toepassing van bestuursdwang [13] ; en
als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven.
5.4
In de procedure tegen de kostenbeschikking kan volgens jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) aan de orde komen: de vraag of de last is overtreden. Die vraag kan immers niet aan de orde komen in de procedure tegen de last onder bestuursdwang. [14]
De beoordeling
5.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het bezwaar van eiser ten onrechte ongegrond verklaard.
De rechtbank stelt voorop dat de burgemeester de vastgestelde kosten voldoende inzichtelijk heeft gemaakt door middel van een kostenoverzicht. Uit dat overzicht blijkt dat de kosten samenhangen met de toepassing van de bestuursdwang. Daarnaast acht de rechtbank het uurtarief en het aantal gewerkt uren op zichzelf niet onredelijk.
De rechtbank is echter van oordeel dat – geringe – fouten zijn gemaakt bij de feitelijke uitvoering van de bestuursdwang. Omdat eiser de last heeft overtreden was de burgemeester bevoegd om bestuursdwang toe te passen, bestaande uit het door feitelijk handelen onmogelijk maken van geluidsoverlast. Gelet op het proportionaliteitsbeginsel, mocht de toegepaste bestuursdwang niet verder strekken. Uit het proces-verbaal van inbeslagneming blijkt echter dat ook goederen in beslag zijn genomen en opgeslagen, waarmee redelijkerwijs geen ernstige geluidsoverlast geproduceerd kan worden. Uit het proces-verbaal blijkt bijvoorbeeld dat een computer [15] en een spelcomputer [16] in beslag zijn genomen. Door middel van die goederen kan op zichzelf geen geluidsoverlast worden veroorzaakt. Die goederen produceren pas geluid als daar een geluidsinstallatie aan wordt gekoppeld. Het standpunt van de burgemeester dat deze apparaten ook preventief in beslag zijn genomen omdat je er makkelijk een geluidsinstallatie op kan aansluiten, overtuigt de rechtbank niet. Dat betekent dat de toepassing van de bestuursdwang in zoverre strijd met het proportionaliteitsbeginsel heeft plaatsgevonden.
Daarnaast zijn er meerdere laptops en een wekkerradio in beslag genomen. Ook ten aanzien van deze apparaten betwijfelt de rechtbank of daarmee geluidsoverlast kan worden veroorzaakt. Gelet op de omstandigheid dat eiser de last al eerder had overtreden en na enkele weken wederom een zeer grote hoeveelheid geluidsapparatuur in zijn woning voorhanden had, vindt de rechtbank het in dit geval niet disproportioneel dat de politie ook deze apparaten in beslag heeft genomen.
5.6
De rechtbank overweegt verder dat niet is gebleken van andere feiten en omstandigheden, die maken dat de kosten redelijkerwijs niet voor rekening van eiser behoren te komen. Eiser kan wel degelijk een verwijt worden gemaakt van de ontstane situatie. Onder 4.4 heeft de rechtbank gemotiveerd waarom voldoende vast staat dat de last door eiser is overtreden. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van andere bijzondere omstandigheden. Dat eiser psychische klachten of beperkingen heeft, brengt niet automatisch met zich mee dat de kosten dan niet voor zijn rekening behoren te komen. De geestelijke gesteldheid van eiser ontslaat hem niet van zijn verantwoordelijkheid om bij te dragen aan het voorkomen, beperken dan wel opheffen van de geluidsoverlast. [17] Daarnaast is niet gebleken dat de burgemeester in strijd met de behoorlijke procesorde bepaalde stukken en informatie heeft achtergehouden.
Het gevolg
5.7
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester het bezwaar van eiser ten onrechte ongegrond verklaard. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit III gegrond verklaren en zal het bestreden besluit vernietigen. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien. Door de toezichthouder is een grote hoeveelheid geluidsdragers rechtmatig uit de woning van eiser verwijderd. Slechts twee apparaten zijn in strijd met het proportionaliteitsbeginsel in beslag genomen. Dat kan redelijkerwijs geen invloed hebben op de hoogte van de kosten van de bestuursdwang die bestaat uit het aantal gewerkte uren. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet aannemelijk dat het handelen in strijd met het proportionaliteitsbeginsel consequenties zal hebben voor de hoogte van de kostenbeschikking.
6. Proceskosten en griffierecht
6.1
Omdat de beroepen met zaaknummer 19/5248 en 19/5249 gegrond worden verklaard, dient het in het beroep met zaaknummer 19/5248 betaalde griffierecht aan eiser te worden vergoed. In het beroep met zaaknummer 19/5249 is geen griffierecht geheven. Omdat de rechtbank in het beroep met zaaknummer 19/5245 toepassing heeft gegeven aan artikel 6:22 van de Awb, ziet de rechtbank ook aanleiding om de burgemeester op te dragen het griffierecht in dat beroep aan eiser te vergoeden. In totaal dient de burgemeester dus twee keer € 174,- te betalen.
6.2
De rechtbank zal de burgemeester daarnaast veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525, en wegingsfactor 1, waarbij de zaken worden aangemerkt als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit I
  • vernietigt bestreden besluit I;
  • draagt de burgemeester op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser van 8 april 2019 tegen de kostenbeschikking van 4 maart 2020 met inachtneming van deze uitspraak;
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit II
  • verklaart het beroep tegen bestreden besluit III
  • vernietigt bestreden besluit III;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit III in stand blijven;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van in totaal € 348,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.050,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 6 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Bijlage

Wettelijk kader

1. Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Onder last onder bestuursdwang wordt op grond van
artikel 5:21 van de Awbverstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
De toepassing van bestuursdwang geschiedt op grond van
artikel 5:25, eerste lid, van de Awbop kosten van de overtreder, tenzij deze kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
Het bestuursorgaan stelt op grond van het zesde lid de hoogte van de verschuldigde kosten vast.
In
artikel 5:27, eerste lid, van de Awbstaat: Om bestuursdwang toe te passen, hebben door het bestuursorgaan aangewezen personen toegang tot elke plaats, voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van hun taak nodig is.
Het tweede lid voegt daar aan toe: Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het geven van een machtiging als bedoeld in artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden.
Het maken van bezwaar geschiedt op grond van
artikel 6:4, eerste lid, van de Awbdoor het indienen van een bezwaarschrift bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
In
artikel 6:5 van de Awbstaat:
1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
2. Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.
3. Indien het bezwaar- of beroepschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor een goede behandeling van het bezwaar of beroep noodzakelijk is, dient de indiener zorg te dragen voor een vertaling.
Het bezwaar of beroep kan op grond van
artikel 6:6 van de Awbniet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, of
het bezwaar- of beroepschrift geheel of gedeeltelijk is geweigerd op grond van artikel 2:15,
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt op grond van
artikel 6:7 van de Awbzes weken.
De termijn vangt op grond van
artikel 6:8, eerste lid, van de Awbaan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
In
artikel 6:22 van de Awbstaat: een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, kan, ondanks schending van een geschreven of ongeschreven rechtsregel of algemeen rechtsbeginsel, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist in stand worden gelaten indien aannemelijk is dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.

2. Algemene wet op het binnentreden (Awbi)

Voor het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner is op grond van
artikel 2, eerste lid, van de Awbieen schriftelijke machtiging vereist, tenzij en voor zover bij wet aan rechters, rechterlijke colleges, leden van het openbaar ministerie, burgemeesters, gerechtsdeurwaarders en belastingdeurwaarders de bevoegdheid is toegekend tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. De machtiging wordt zo mogelijk getoond.
Degene die bevoegd is een machtiging te geven, gaat daartoe op grond van
artikel 3, derde lid, van de Awbislechts over, indien het doel waartoe wordt binnengetreden het binnentreden zonder toestemming van de bewoner redelijkerwijs vereist.

Voetnoten

1.Artikel 6:4, eerste lid, van de Awb.
2.Artikel 6:5, eerste lid, onder c en d, van de Awb.
3.Artikel 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 6:15, eerste lid, van de Awb.
5.Artikel 6:5, eerste lid, onder c en d van de Awb.
6.Artikel 6:6 van de Awb.
7.Artikel 5:27, eerste lid, van de Awb.
8.Artikel 5:27, tweede lid, van de Awb.
9.Artikel 3, derde lid, van de Awbi.
10.Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.
11.Artikel 5:25, derde lid, van de Awb.
12.Artikel 5:25, eerste lid, van de Awb.
14.AbRS 5 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY5132.
15.Voorwerpnummer 11.
16.Voorwerpnummer 27.
17.AbRS 19 april 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1062, r.o. 8.1.