ECLI:NL:RBZWB:2020:4748

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 oktober 2020
Publicatiedatum
2 oktober 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4739
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in gezinshereniging

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen. De eiser had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand in verband met een bezwaarprocedure tegen een besluit met betrekking tot gezinshereniging. Het college had deze aanvraag op 18 maart 2019 afgewezen en het bezwaar van de eiser tegen deze afwijzing ongegrond verklaard in een besluit van 31 juli 2019. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank overweegt dat de eiser ten onrechte aanvoert dat de kosten van rechtsbijstand voor de procedure die door zijn echtgenote wordt gevoerd, ook voor hem in aanmerking komen. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin werd geoordeeld dat de aanvraag voor bijstand geen betrekking had op de kosten van het bestaan van de aanvrager zelf. De rechtbank concludeert dat de eiser geen recht heeft op bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand, omdat deze kosten niet zijn gemaakt voor zijn eigen procedure.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en laat het bestreden besluit van het college in stand. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/4739 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 oktober 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: mr. M. Wiersma,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 18 maart 2019 (afwijzingsbesluit) heeft het college eisers aanvraag om bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand afgewezen.
In het besluit van 31 juli 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen het afwijzingsbesluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen zijn uitgenodigd voor de behandeling van het beroep op de zitting van 1 september 2020. Zij zijn, na voorafgaande mededeling, niet verschenen.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 14 november 2018 bij het college een aanvraag om bijzondere bijstand ingediend. Het betreft de kosten van rechtsbijstand in bezwaar tegen een besluit met betrekking tot gezinshereniging. Nadat aanvankelijk de aanvraag buiten behandeling is gelaten en nadat eiser ontbrekende gegevens heeft overgelegd is in het afwijzingsbesluit de aanvraag afgewezen.
Bij het bestreden besluit is eisers bezwaar tegen het afwijzingsbesluit, zoals geadviseerd door de Commissie van advies voor de bezwaarschriften, ongegrond verklaard. Het afwijzingsbesluit is in stand gelaten.
2. Eiser heeft aangevoerd dat het college ten onrechte heeft overwogen dat bijzondere bijstand wordt gevraagd voor de kosten van een procedure voor gezinshereniging die gevoerd wordt door eisers echtgenote, [naam partner eiser] , die in Soedan verblijft. Volgens het college zijn dat geen kosten van eiser, maar volgens eiser wordt die procedure ook door hem zelf gevoerd.
3. Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Participatiewet, heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier ten lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege. Op grond van het tweede lid wordt met de Nederlander, bedoeld in het eerste lid, gelijkgesteld de hier te lande woonachtige vreemdeling die rechtmatig in Nederland verblijf houdt in de zin van artikel 8, onderdeel a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000, met uitzondering van de gevallen, bedoeld in artikel 24, tweede lid, van Richtlijn 2004/38/EG.
In artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat de alleenstaande of het gezin recht heeft op bijzondere bijstand, voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn.
4. Partijen verschillen van mening over de vraag of aan eiser aanspraak heeft op bijzondere bijstand voor kosten van rechtsbijstand in een bezwaarprocedure tegen een besluit met betrekking tot gezinshereniging die wordt gevoerd door eisers echtgenote, een procedure die ook op naam van eiser is gevoerd.
5. De rechtbank volgt het oordeel van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in de uitspraak van 19 augustus 2014 (ECLI:NL:CRVB:2014:2782). Ook die zogenoemde ‘nareisprocedure’ werd gevoerd op naam van de echtgenote, die was uitgesloten van het recht op bijstand. De bijstandaanvragende echtgenoot trad in de nareisprocedure als referent op. De CRvB overwoog dat de aanvraag geen betrekking had op kosten van het bestaan van de aanvrager zelf. Reeds daarom kon naar het oordeel van de CRvB geen bijzondere bijstand worden verleend.
6. Eiser heeft aangevoerd dat de toevoeging, die voor de gevoerde procedure werd verstrekt, op naam stond van eiser. Niet valt in te zien dat die omstandigheid tot een ander dan het door de CRvB gevormde oordeel moet leiden.
7. Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Oudkerk, griffier, op 1 oktober 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.