Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2020 in de zaak tussen
[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
25 maart 2019. Met ingang van 26 maart 2019 is eiser via uitzendbureau [naam uitzendbureau] gaan werken bij [naam brandbeveiligingsbedrijf] . Deze werkzaamheden zijn met ingang van
26 mei 2019 beëindigd.
Geschil
Beroepsgronden
Wettelijk kader
Beoordeling
31 oktober 2019 bevestigd dat eiser door eigen toedoen werkloos is geworden, omdat hij naar zijn werk had kunnen gaan, maar zelf ervoor koos om thuis te blijven. De naam van de medewerker is bekend bij het college, maar is geanonimiseerd in het e-mailbericht vanwege de door de medewerker ervaren agressie tijdens een telefoongesprek met eiser.
e-mailbericht van 31 oktober 2019 door de medewerker van [naam uitzendbureau] aangegeven dat eiser had kunnen blijven werken bij [naam brandbeveiligingsbedrijf] . De medewerker van [naam uitzendbureau] gaf hierbij aan dat eiser door eigen toedoen werkloos is geworden, omdat hij op eigen initiatief was gestopt met de werkzaamheden en dat hij daardoor is ontslagen. Deze in bezwaar verkregen informatie van de medewerker van [naam uitzendbureau] is tegenstrijdig met de in de primaire fase verkregen informatie van de medewerker van [naam brandbeveiligingsbedrijf] .
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.575,-.
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 29 september 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.