In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 januari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Heiloo. Appellant, die sinds 6 juli 2013 bijstand ontvangt op grond van de Participatiewet, was uitgenodigd voor een sollicitatiegesprek bij bedrijf X. Na het gesprek, dat op 5 maart 2015 plaatsvond, heeft het college een maatregel opgelegd, waarbij de bijstand van appellant met 100% werd verlaagd voor de duur van een maand. Het college stelde dat appellant zich negatief had uitgelaten over de functie en dat zijn lichaamstaal ongemotiveerd was, wat zijn kansen op werk zou hebben belemmerd.
Appellant heeft in hoger beroep betwist dat hij zich negatief heeft uitgelaten en heeft aangevoerd dat het college niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de opgelegde maatregel. De Raad heeft vastgesteld dat het college zijn standpunt niet voldoende heeft onderbouwd en dat de e-mail van bedrijf X niet de betekenis heeft die het college eraan heeft gehecht. De Raad oordeelde dat het college niet aan zijn bewijslast heeft voldaan en dat de maatregel onterecht was opgelegd.
De Raad heeft het bestreden besluit vernietigd en het college veroordeeld in de proceskosten van appellant. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en de noodzaak voor het college om voldoende bewijs te leveren bij het opleggen van sancties op basis van gedrag tijdens sollicitatiegesprekken.