Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 september 2020 in de zaak tussen
[Eiser] , te [Plaatsnaam] , eiser,
Procesverloop
Overwegingen
Feiten
- een inlichtingenformulier (volledig ingevuld en ondertekend);
- indien eiser langer dan drie maanden geen inkomsten heeft: controleerbare en objectieve bewijsstukken waaruit blijkt hoe hij in de periode sinds september 2016 zonder inkomsten in zijn levensonderhoud heeft kunnen voorzien (bewijzen van schenkingen, spaargeld, ondertekende verklaringen van derden inclusief kopie legitimatiebewijs van de betreffende persoon etc.;
- afschriften vanaf september 2016 tot 13 augustus 2019 van al eisers bank- en/of spaarrekeningen, waarop zijn naam, bankrekeningnummer en saldo staan vermeld (van hemzelf, partner en minderjarige kinderen). Indien van toepassing bewijs van blokkering van de rekeningnummers;
- recente bewijzen van vermogen (waardepapieren, kostbare bezittingen);
- recente bewijzen van schulden (schuldeiser, hoogte schuld, aflossing per maand);
- de verklaring(en) omtrent verblijf, specifiek en volledig ingevuld en ondertekend (per nacht het volledige adres, contactgegevens van de hoofdbewoner en handtekening hoofdbewoner);
- een volledig ingevulde en ondertekende inkomstenverklaring over de maand augustus 2019.
Geschil
Beroepsgronden
4. Wettelijk kader
Beoordeling
19 december 2018 en een verklaring van zijn broer [Naam broer 2] van 30 augustus 2019 verstrekt aan het college.
13 augustus 2019 tot en met 28 augustus 2019. Deze verklaring omtrent verblijf voldoet niet aan de eisen die het college bij brief van 13 augustus 2019 aan de verklaring heeft gesteld. Een deel van de maand augustus 2019 ontbreekt immers. Daarnaast is de verklaring niet volledig ingevuld en bevat deze geen contactgegevens en geen handtekeningen van de hoofdbewoners.
19 december 2018. In de verklaring van eisers broer [Naam broer 2] van 30 augustus 2019 geeft deze aan dat hij eiser heeft voorzien in zijn levensonderhoud in de periode vóór
1 september 2018. Hij geeft aan dat hij eiser een tijdelijke slaapplaats, eten en kleding heeft geboden.
van 7 november 2019 aan het college verstrekt. [Naam broer 2] verklaart hierin dat hij eiser van 1 september 2016 tot 7 november 2019 heeft voorzien van:
- primaire levensbehoefte eten en drinken (ontbijt, lunch en diner);
- onderdak om te slapen (+/- 4 dagen in de week);
- zakgeld om te reizen met het openbaar vervoer (variabele bedragen van € 5,- tot € 10,-);
- gebruik van toilet, douche en toiletartikelen.
1 september 2018 tot 31 december 2018 heeft voorzien van:
- eten en drinken (meestal ontbijt en diner);
- kleding (oude kleding);
- slaapplek (+/- 4 dagen in de week);
- 2 à 3 wekelijkse zakgeld (€ 20,-);
- medicijnen (paracetamol en naproxennatrium);
- gebruik van wasruimte (lichamelijk en kleding).
7 november 2019 tegenstrijdigheden wat betreft de maand augustus 2019. Het college heeft zich hierom terecht op het standpunt gesteld dat eiser onvoldoende duidelijkheid heeft verschaft over zijn woon- en verblijfssituatie in de maand augustus 2019.
Conclusie
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover het ziet op de periode van 1 september 2019 tot en met 16 september 2019;
- herroept het primaire besluit in zoverre;
- bepaalt dat eiser recht heeft op een bijstandsuitkering vanaf 1 september 2019;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het bestreden besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.575,-.
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 7 september 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.