ECLI:NL:CRVB:2016:2162
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand wegens onvoldoende inzicht in financiële situatie
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 juni 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg. Appellant, die van 1 oktober 2013 tot en met 5 juni 2014 in detentie verbleef, had op 18 juni 2014 bijstand aangevraagd op grond van de Wet werk en bijstand (WWB). Het college heeft de aanvraag afgewezen omdat appellant onvoldoende gegevens heeft overgelegd om zijn recht op bijstand vast te stellen. Appellant heeft in zijn bezwaarschrift verklaard dat hij zwart heeft gewerkt, waardoor hij zijn inkomsten niet kan aantonen. Het college heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat onduidelijk was hoe appellant in zijn levensonderhoud heeft voorzien voorafgaand aan zijn detentie.
Appellant heeft later opnieuw bijstand aangevraagd, maar ook deze aanvragen zijn afgewezen omdat hij geen objectieve en verifieerbare gegevens heeft overgelegd. De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging. De Raad heeft vastgesteld dat de periode die beoordeeld moet worden loopt van 22 augustus 2014 tot en met 25 november 2014. De Raad oordeelt dat appellant onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn financiële situatie en dat de door het college gevraagde gegevens noodzakelijk zijn om een compleet beeld te krijgen van zijn financiële situatie.
De Raad bevestigt dat het college terecht van appellant verlangde om inzicht te geven in zijn financiële situatie, ook in de periode voorafgaand aan zijn detentie. De beroepsgrond van appellant dat deze periode geen rol meer zou spelen, wordt verworpen. De Raad concludeert dat het hoger beroep niet slaagt en bevestigt de aangevallen uitspraak. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.