Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 1 september 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam eiseres] (eiseres), wonende te [naam woonplaats]
Procesverloop
mr. M.B.A. van Grinsven.
OverwegingenFeiten en omstandigheden1.Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
ZW-uitkeringen aan haar toegekend per 1 april 2019, respectievelijk 13 mei 2019.
Het zesde lid van dit artikel bepaalt dat het UWV, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan besluiten om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien.
“Geachte mevrouw [naam eiseres] , U ontvangt op dit moment een Ziektewet-uitkering. Op 11 juni 2019 heeft u een gesprek met mij gehad over uw mogelijkheden om te werken. Tijdens dit gesprek is afgesproken dat u vanaf 1 juli 2019 weer arbeidsgeschikt bent.U krijgt vanaf deze datum dus geen Ziektewet-uitkering meer.”. Het door de rechtbank onderstreepte gedeelte van de brief is niet voor misverstand vatbaar. Eiseres had vanaf 1 juli 2019 geen recht meer op ZW-uitkering. Gesteld noch gebleken is dat eiseres het UWV heeft laten weten dat zij het met deze brief niet eens was. Eiseres was ook niet aanwezig op de zitting om hierover meer informatie te geven en de gemachtigde van eiseres kon hier ook niets over zeggen.
€ 362,79.
Voor een proceskostenvergoeding is geen reden.