In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 augustus 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, wonende in Tilburg, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de besluiten van het college waarin zijn bezwaren tegen de verleende omgevingsvergunningen voor het kappen van bomen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De primaire besluiten betroffen de vergunningen voor het kappen van respectievelijk 50 en 59 bomen op twee locaties in Tilburg. Eiser stelde dat hij als belanghebbende moest worden aangemerkt, maar het college concludeerde dat hij geen zicht had op de bomen en dat de afstand tot de locaties te groot was om als belanghebbende te worden aangemerkt. De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht heeft geoordeeld dat eiser geen belanghebbende is. De rechtbank overweegt dat de afstand tot de locaties, het gebrek aan zicht op de bomen en de context van de woonomgeving van eiser, die zich op een bedrijventerrein bevindt, meebrengen dat eiser niet in voldoende mate wordt geraakt door de besluiten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de besluiten van het college.