22.1.In de enkele stelling van [appellant sub 1A] en anderen dat de verblijfssector een moeilijke tijd doormaakt en verzadiging op de loer ligt behoefde de raad, wat daar ook van zij, geen aanleiding te zien om aan de economische uitvoerbaarheid van het plan te twijfelen.
Volgens de door Heidepol overgelegde brief van bureau Van der Reest Advies van 17 juni 2016 zijn in het plan 240 eenheden opgenomen op een totaal oppervlak van 9,5 ha. Per hectare zijn dit gemiddeld 25 eenheden. Naar de huidige maatstaven is dit een normale dekking voor een combinatie van een bungalowpark en een camping. Deze dekking biedt een goede balans tussen kwaliteit en een rendabele exploitatie van het bedrijf, aldus voormelde brief uit 2016. In de brief is ook berekend dat, uitgaande van 240 recreatieve wooneenheden, er 179.375 overnachtingen verwacht mogen worden. Daaruit volgt echter niet dat dit aantal ook noodzakelijk is voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Volgens de schriftelijke reactie van bureau Van der Reest Advies van 19 juni 2017 heeft de beperking tot 153.300 overnachtingen tot gevolg dat de exploitatie van het park onder druk komt te staan. Hieruit volgt evenmin dat het plan economisch niet uitvoerbaar is. In het door Heidepol opgestelde ontwerpplan is uitgegaan van 153.300 overnachtingen. Ter zitting heeft Heidepol verklaard dat het plan bij dit aantal, ofschoon meer overnachtingen wenselijk zouden zijn, economisch niet onuitvoerbaar is.
Gelet hierop bestaat geen grond voor het oordeel dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan financieel-economisch niet uitvoerbaar is.
23. Het beroep van [appellant sub 2A] is niet-ontvankelijk.
In hetgeen [appellant sub 1A] en anderen hebben aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover in artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels geen maximum breedte is opgenomen voor de brug, is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb.
In hetgeen Heidepol heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit, voor zover het artikel 4, lid 4.4.1, aanhef en onder a, van de planregels betreft, is vastgesteld in strijd met de rechtszekerheid.
De beroepen van [appellant sub 1A] en anderen en Heidepol zijn gegrond, zodat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd.
24. Nu niet aannemelijk is dat derdebelanghebbenden in hun belangen zouden kunnen worden geschaad, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, wat betreft de breedte van de brug in artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels, op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak ten aanzien van dit plandeel in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. Hierbij betrekt de Afdeling dat partijen die een belang kunnen hebben bij dit plandeel ter zitting aanwezig waren en hebben verklaard te kunnen instemmen met het opnemen van een maximum breedte van de brug van 10 m in de planregels. Zoals in 11.3 is overwogen is met een brug van dergelijke omvang in de quick scan ook rekening gehouden.
25. Ten aanzien van [appellant sub 2A] bestaat voor een proceskostenveroordeling geen aanleiding.
De raad dient ten aanzien van [appellant sub 1A] en anderen op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.
Ten aanzien van Heidepol is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen niet gebleken.
26. Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling verder aanleiding de raad op te dragen de hierna in de beslissing nader aangeduide onderdelen van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het beroep van [appellant sub 2A] en [appellante sub 2B] niet-ontvankelijk;
II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1A] en anderen en Heidepol B.V. gegrond;
III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Bergen op Zoom van 21 juli 2016 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitenplaats Bergen op Zoom" voor zover
a. in artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, van de planregels geen maximum breedte is opgenomen voor de brug;
b. het betreft artikel 4, lid 4.4.1, aanhef en onder a, van de planregels;
IV. bepaalt dat aan artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c een zinsdeel wordt toegevoegd, zodat artikel 4, lid 4.1, aanhef en onder c, als volgt komt te luiden:
"een brug met een maximum breedte van 10 m ter plaatse van de aanduiding "brug"";
V. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VI. draagt de raad van de gemeente Bergen op Zoom op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de onderdelen III. IV. en V. worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;
VII. veroordeelt de raad van de gemeente Bergen op Zoom tot vergoeding van bij [appellant sub 1A] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.002,00 (zegge: duizendtwee euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;
VIII. gelast dat de raad van de gemeente Bergen op Zoom aan [appellant sub 1A] en anderen en aan Heidepol B.V. het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 168,00 (zegge: honderdachtenzestig euro) voor [appellant sub 1A] en anderen en € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) voor Heidepol B.V. vergoedt, met dien verstande dat wat het griffierecht van [appellant sub 1A] en anderen betreft bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. F.C.M.A. Michiels en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Kranenburg w.g. Boermans
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 28 februari 2018