ECLI:NL:RBZWB:2020:3565

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 juli 2020
Publicatiedatum
31 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 20_46
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen weigering verlaging eigen bijdrage zorg op grond van de Wet langdurige zorg

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) dat de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) niet wilde verlagen. Het primaire besluit van 26 juli 2019 weigerde de verlaging van de eigen bijdrage, en het bestreden besluit van 27 december 2019 verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond. Eiseres had een indicatie voor ZZP6 en verbleef in een particuliere instelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op basis van informatie van het klantcontactcentrum (KCC) van het CAK een gerechtvaardigde verwachting had dat de eigen bijdrage voor haar verblijf in de particuliere instelling aanzienlijk lager zou zijn dan deze uiteindelijk bleek te zijn. De rechtbank oordeelde dat het CAK niet had mogen weigeren om de eigen bijdrage te verlagen naar het bedrag dat hoort bij een modulair pakket thuis (mpt). De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat het CAK de eigen bijdrage voor de periode van 28 december 2018 tot 7 maart 2020 moest verlagen naar het bedrag dat hoort bij een mpt. Eiseres had nadeel ondervonden door de hoge eigen bijdrage, en de rechtbank oordeelde dat er geen zwaarwegende belangen waren die in de weg stonden aan het voldoen aan de gerechtvaardigde verwachtingen van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/46 WLZ

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juli 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaatsnaam], eiseres

gemachtigde: [gemachtigde], (dochter)
en

het Centraal Administratie Kantoor (CAK), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 juli 2019 (primaire besluit) heeft het CAK geweigerd om de eigen bijdrage voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) te verlagen.
In het besluit van 27 december 2019 (bestreden besluit) heeft het CAK het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het CAK heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 23 juni 2020.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en de echtgenoot van de gemachtigde, en [vertegenwoordiger CAK] en mr. A.J. Schipper namens het CAK.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres heeft een indicatie voor ZZP6 op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Zij is op 15 oktober 2018 opgenomen in een logeerkamer in een reguliere Wlz-instelling. Zij betaalde daarvoor de lage eigen bijdrage, welke in 2018 € 319,71 per maand bedroeg.
Eiseres is op 28 december 2018 verhuisd van de reguliere instelling naar een particuliere instelling.
In een besluit van 11 januari 2019 heeft het CAK aan eiseres, vanuit de veronderstelling dat zij nog in een reguliere instelling verbleef, voor de periode van 1 januari tot en met 4 april 2019 de lage eigen bijdrage van € 310,74 per maand opgelegd.
In een besluit van 22 februari 2019 heeft het CAK, naar aanleiding van het bericht dat eiseres op 28 december 2018 was verhuisd uit de reguliere instelling, bepaald dat de eigen bijdrage voor het verblijf in de reguliere instelling over de periode van 28 tot en met 31 december 2018 en over de periode van 1 tot en met 31 januari 2019 ten onrechte in rekening was gebracht.
In een besluit van 8 maart 2019 heeft het CAK aan eiseres in verband met zorg in de particuliere instelling in de vorm van een volledig pakket thuis (vpt) voor het jaar 2018 met ingang van 28 december 2018 de lage eigen bijdrage van € 319,71 per maand opgelegd.
In een ander besluit van 8 maart 2019 heeft het CAK aan eiseres in verband met zorg in de particuliere instelling in de vorm van een vpt voor het jaar 2019 met ingang van 1 januari 2019 de lage eigen bijdrage van € 310,74 per maand opgelegd.
In een brief van 11 maart 2019 heeft de gemachtigde van eiseres aan het CAK laten weten dat zij op basis van telefoongesprekken met het klantcontactcentrum (KCC) ervan uitging dat de eigen bijdrage voor het verblijf in de particuliere instelling ongeveer € 120,00 per maand zou bedragen. Op basis van die informatie heeft eiseres zich in december 2018 laten opnemen in de particuliere instelling, in plaats van in een reguliere instelling waar in dezelfde periode ook een kamer beschikbaar kwam.
Het CAK heeft de brief van 11 maart 2019 opgevat als een klacht en daarop met een brief van 12 april 2018 [de rechtbank leest: 2019] gereageerd.
Eiseres heeft het CAK in een brief van 18 juli 2019 gevraagd om de eigen bijdrage lager vast te stellen op het bedrag behorend bij een modulair pakket thuis (mpt), omdat zij er op basis van de telefoongesprekken van haar gemachtigde met het CAK op mocht vertrouwen dat de proefberekening op basis van het juiste pakket zou zijn gedaan.
In het primaire besluit heeft het CAK geweigerd om de eigen bijdrage voor het vpt te verlagen naar het bedrag van de eigen bijdrage voor een mpt, omdat de eigen bijdrage op grond van de wet- en regelgeving op tijd in rekening is gebracht. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan een uitspraak van een medewerker van een KCC.
2.
Standpunt van het CAK
Het CAK heeft in het bestreden besluit de bezwaren ongegrond verklaard. Volgens de regelgeving is eiseres, omdat zij een vpt ontvangt, de lage eigen bijdrage daarvoor verschuldigd. Het CAK vindt het aannemelijk dat het bedrag dat de medewerker van het KCC op 7 december 2018 telefonisch noemde rond de € 121,28 lag. Die berekening is echter gemaakt op basis van de veronderstelling dat eiseres een mpt zou ontvangen. De toezegging kan niet worden toegerekend aan het CAK omdat ze is gedaan door een medewerker van het KCC die onder meer advies en informatie aan de klanten geeft. De medewerker is niet bevoegd om een (bindend) besluit te nemen over de hoogte van de eigen bijdrage en heeft ook niet de indruk gewekt dat ze bevoegd was. Daarom is het vertrouwensbeginsel niet geschonden.
3.
Standpunt van eiseres
Eiseres voert aan dat dat zij mocht vertrouwen dat de (proef)berekening die het KCC op 7 december 2018 gemaakt heeft juist was. De beslissingen van het CAK van januari en februari 2019 hebben dat beeld versterkt. Pas drie maanden na de telefonische informatie kwamen de beslissingen van 8 maart 2019. Toen woonde eiseres al ruim twee maanden in de particuliere instelling. De gemachtigde van eiseres mocht erop vertrouwen dat de herhaalde toezeggingen van de medewerker de opvattingen van het CAK vertolkten. Niet alleen het vertrouwensbeginsel is geschonden maar ook het beginsel dat ambtenaren en bestuurders aan hun gegeven woord zijn gebonden.
4.
Juridisch kader
Artikel 3.2.5, eerste lid, van de Wlz bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het recht op zorg slechts tot gelding kan worden gebracht indien de verzekerde de kosten daarvan gedeeltelijk draagt. De eigen bijdrage kan verschillen naar gelang de groep waartoe de verzekerde behoort, de zorg die verstrekt wordt en de wijze waarop het recht op zorg tot gelding wordt gebracht, en kan mede afhankelijk gesteld worden van het inkomen en vermogen van de verzekerde en diens echtgenoot.
In artikel 3.3.1.1 van het Blz is bepaald:
1. De verzekerde van achttien jaar of ouder draagt bij in de kosten van de zorg.
2. De eigen bijdrage is mede afhankelijk van het inkomen en het vermogen van de verzekerde en diens echtgenoot.
In het Blz is verder uitgewerkt hoe de hoogte van de eigen bijdrage wordt berekend.
5.
Oordeel van de rechtbank
5.1
De rechtbank moet beoordelen of het CAK terecht heeft geweigerd om de hoogte van de eigen bijdrage die is gebaseerd op een vpt te verlagen naar de hoogte van de eigen bijdrage voor een mpt.
5.2
Niet in geschil is dat de gemachtigde van eiseres, met het oog op de verhuizing uit de ‘logeerkamer’, op 7 december 2018 heeft gebeld met het KCC om een proefberekening van de eigen bijdrage te laten maken en dat haar is verteld dat de eigen bijdrage voor een opname in een particuliere instelling voor 2019 zo rond de € 121,00 zou gaan bedragen.
Evenmin is in geschil dat volgens de toepasselijke regelgeving de lage eigen bijdrage voor een mpt in 2019 ongeveer € 121,00 bedroeg, terwijl de lage eigen bijdrage voor een vpt ongeveer € 310,00 bedroeg. De bedragen in 2018 waren vergelijkbaar.
5.3
Eiseres heeft een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel. In een uitspraak van 29 mei 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1694) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (RVS), in navolging van de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal van 20 maart 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:896), geoordeeld dat bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen. De Centrale Raad van Beroep heeft de RVS in deze lijn gevolgd (zie de uitspraak van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351).
5.3.1
In deze lijn is voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel in de eerste plaats vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen.
De rechtbank stelt vast dat uit de notities van de medewerker van het KCC van het telefoongesprek van 5 december 2018 met de gemachtigde van eiseres blijkt dat de gemachtigde een proefberekening vroeg met betrekking tot de eigen bijdrage voor 2019 in verband met de keuze of eiseres wel of niet naar een particuliere instelling zou gaan. Op dat moment kon echter geen proefberekening gemaakt worden omdat de rekenmodule nog niet beschikbaar was.
De medewerker van het KCC heeft over het telefoongesprek op 7 december 2018 met de gemachtigde van eiseres het volgende genoteerd:

Gesproken met [gemachtigde]
(…) Vraag: ik wil de eb 2019 checken.
Antwoord: bedragen 2019 genoemd voor mevrouw onder voorbehoud.
Proefberekening mpt gemaakt voor als mvr evt een particulier instelling zou verblijven.”
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit niet dat de gemachtigde van eiseres de woorden ‘mpt’ of ‘vpt’ in de mond genomen heeft.
Verder blijkt uit de brief van 12 april 2019 van de manager Klantadvies van het CAK dat het CAK vindt dat de medewerker van het KCC een fout heeft gemaakt. Het CAK schrijft immers: “
Wij betreuren het dat u niet de informatie heeft ontvangen die passend was voor de situatie van uw moeder.” Bovendien wordt vermeld dat er een voorstel is gedaan aan de betreffende afdeling om de informatievoorziening voor de medewerkers te verbeteren over de leveringsvormen vpt of mpt bij opname in een particuliere instelling. Ook staat er dat er feedback is gegeven aan de medewerker waarmee de gemachtigde begin december heeft gesproken.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het voldoende aannemelijk dat de medewerker van het KCC zich op 7 december 2018 dusdanig heeft uitgelaten dat de gemachtigde van eiseres daaruit redelijkerwijs kon en mocht afleiden dat de eigen bijdrage bij opname van eiseres in een particuliere instelling in 2019 ongeveer € 121,00 per maand zou bedragen.
5.3.2
Het tweede vereiste voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval wanneer de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Uitgangspunt daarbij is dat de taak van een medewerker van een KCC strekt tot algemene voorlichting en dat uitlatingen van dergelijke medewerkers in beginsel niet aan het bestuursorgaan kunnen worden toegerekend.
De rechtbank overweegt dat de medewerker, gelet op het verslag van het telefoongesprek van 5 december 2018, wist dan wel redelijkerwijs had moeten weten dat de keuze om wel of niet te verhuizen naar een particuliere instelling afhankelijk was van de uitkomst van de proefberekening. Bovendien heeft eiseres tijdens de zitting op de rechtbank verteld dat zij zelf op 7 december 2018 het woord ‘mpt’ niet gebruikt heeft, maar dat zij gezegd heeft dat eiseres overwoog om naar een particuliere instelling te gaan. De rechtbank vindt dit gelet op de telefoonnotities van 5 en 7 december 2018 ook aannemelijk. Als het de medewerker niet duidelijk was of de zorg in de particuliere instelling in de vorm van een mpt of vpt geleverd zou worden, had de medewerker daarnaar moeten door-vragen of het moeten uitzoeken (een blik op de website van de instelling had in dit geval meteen duidelijkheid verschaft) en/of er later weer contact over opnemen met de gemachtigde. De rechtbank vindt daarbij ook van belang dat uit de brief van 12 april 2019 van de manager Klantadvies blijkt dat beide vormen van zorg mogelijk zijn in een particuliere instelling. De rechtbank vindt het gelet op het voorgaande voldoende aannemelijk dat de medewerker van het KCC zelf de keuze heeft gemaakt om de proefberekening te maken op basis van zorg in de vorm van een mpt.
Weliswaar wist de gemachtigde van eiseres dat het een berekening onder voorbehoud betrof, maar was ook duidelijk dat het uiteindelijke bedrag zou afhangen van fiscale gegevens en de tarieven voor 2019, die op dat moment nog niet exact bekend waren, maar waarvan wel duidelijk was dat het verschil met de tarieven voor 2018 niet meer dan enkele euro’s zou bedragen.
De gemachtigde van eiseres vertelde bovendien tijdens de zitting op de rechtbank dat zij voorafgaand aan het telefoongesprek van 7 december 2018 contact heeft gehad met het zorgkantoor, en dat het zorgkantoor had aangegeven dat het een contract had met de betreffende particuliere instelling. Voor inzicht in de kosten verwees het zorgkantoor haar naar het CAK. De rechtbank ziet daarom niet in wat de gemachtigde méér had kunnen doen dan zij gedaan heeft om, voordat besloten werd om te verhuizen naar de particuliere instelling, zich voldoende te laten informeren over de kosten. Eiseres kon – bezien vanuit haar perspectief – dan ook menen dat in 2019 de eigen bijdrage voor het verblijf in de particuliere instelling ongeveer € 121,00 zou bedragen. Zij hoefde niet te verwachten dat die eigen bijdrage meer dan twee maal zo hoog zou zijn.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een uitzondering moet worden gemaakt op het algemene uitgangspunt dat uitlatingen van een medewerker van een KCC niet aan het bestuursorgaan kunnen worden toegerekend. Met het oog op de rechtsbescherming voor de burger moet ervoor worden gewaakt dat een betrokkene geen enkele waarde meer mag hechten aan mededelingen van een medewerker van een KCC. Zeker wanneer duidelijk is dat er een verstrekkende beslissing op basis van die mededelingen zal worden gemaakt, moet de medewerker van het KCC zich ervan vergewissen of de mededeling die hij/zij doet, wel juist is. De uitlating van de medewerker van het KCC dat de eigen bijdrage ongeveer € 121,00 zou bedragen kan daarom in deze zaak aan het CAK worden toegerekend.
Eiseres mocht, gelet op wat in 5.3.1 en 5.3.2 is overwogen, de gerechtvaardigde verwachting hebben dat de eigen bijdrage voor het verblijf in de particuliere instelling in 2019 ongeveer € 121,00 zou bedragen, dat wil zeggen het bedrag behorend bij een mpt. Dit geldt ook voor de periode in december 2018 waarin zij in de particuliere instelling verbleef.
5.3.3
Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of de betrokkene op basis van de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan hij schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden.
In dit geval is de rechtbank van oordeel dat het CAK aan de gerechtvaardigde verwachtingen moet voldoen. Eiseres heeft immers nadeel ondervonden, omdat zij op basis van de verwachting dat de eigen bijdrage ongeveer € 121,00 per maand zou bedragen, heeft besloten te verhuizen van de logeerplek in de reguliere instelling naar de particuliere instelling, terwijl er op dat moment ook een vaste plaats in een reguliere instelling voor haar beschikbaar was. Zij had slechts enkele dagen om te kiezen. Als zij had geweten dat de eigen bijdrage € 310,00 zou bedragen, zou zij de plaats in de reguliere instelling aanvaard hebben, omdat zij bij zo’n hoge eigen bijdrage het verblijf in de particuliere instelling niet had kunnen betalen. Het CAK heeft dit niet betwist. Ook is van belang dat eiseres al geruime tijd in de particuliere instelling woonde toen zij er achter kwam dat de eigen bijdrage € 310,00 bedroeg. Op dat moment was de plaats in de reguliere instelling niet meer voor haar beschikbaar.
Bovendien gaat het hier om een beperkte en afgesloten periode in het verleden, omdat tijdens de zitting is gebleken dat eiseres op 7 maart 2020 van de particuliere instelling is verhuisd naar een reguliere instelling. Er zijn verder geen tegengestelde belangen van derden in het geding. Evenmin zijn er signalen van fraude of onoprechte bedoelingen van eiseres of haar gemachtigde. Het CAK heeft ook geen zwaarwegende belangen gesteld die maken dat niet aan de gerechtvaardigde verwachting hoeft te worden voldaan.
5.3.4
Uit het voorgaande volgt dat het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt.
5.4
Het CAK had daarom niet mogen weigeren om de eigen bijdrage die is gebaseerd op een vpt te verlagen naar de hoogte van de eigen bijdrage voor een mpt.
6.
Conclusie
Het beroep is gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien, in die zin dat wordt bepaald dat het CAK over de periode dat eiseres in de particuliere instelling verbleef, namelijk de periode van 28 december 2018 tot 7 maart 2020, de eigen bijdrage voor een vpt moet verlagen naar de eigen bijdrage die hoort bij een mpt.
7.
Griffierecht en proceskosten
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het CAK aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat het CAK over de periode dat eiseres in de particuliere instelling verbleef, te weten de periode van 28 december 2018 tot 7 maart 2020, de eigen bijdrage voor een vpt moet verlagen naar de eigen bijdrage die hoort bij een mpt;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het CAK op het betaalde griffierecht van € 48,00 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier op 30 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.