Op 31 juli 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van 23 juli 2020, waarin een omgevingsvergunning werd verleend voor het realiseren van indoor jeu de boules banen, een prison island en ondersteunende horeca in Tilburg. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen onverwijlde spoed was die een zitting vereiste. De vergunninghoudster was voornemens om op 1 augustus 2020 te openen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de belangen van de verzoekers niet in het geding waren, aangezien de gemachtigde van verzoekers had ingestemd met een afdoening zonder zitting.
De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen de feiten uiteengezet, waaronder de aanvraag van de vergunninghoudster en de bezwaren van de verzoekers. De verzoekers stelden dat het bestreden besluit in strijd was met bestemmingsplannen en dat de horeca-activiteit niet voldeed aan de definitie van 'ondersteunende horeca'. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders in het bestreden besluit erkende dat de horeca-activiteit niet aan de definitie voldeed, maar toch toestemming verleende op basis van de kruimelgevallenregeling. De voorzieningenrechter concludeerde dat de motivering van het college onvoldoende was en dat de verzoekers niet met objectieve gegevens hadden onderbouwd dat de horeca-activiteit meer dan 33% van het totale verkoopvloeroppervlak in beslag nam.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat de verlening van de omgevingsvergunning in bezwaar naar verwachting in stand zal blijven. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.