ECLI:NL:RBZWB:2020:3385

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
24 juli 2020
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4297
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in functie van Operationeel Begeleider B na bezwaar tegen functie van Docent B binnen de politie

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 juli 2020, werd het beroep van eiser tegen de korpschef van politie gegrond verklaard. Eiser was in 2017 geplaatst in de functie van Docent B, maar stelde dat hij in aanmerking kwam voor de functie van Operationeel Begeleider B. De rechtbank oordeelde dat de korpschef onvoldoende had gemotiveerd waarom eiser niet in de functie van Operationeel Begeleider B geplaatst kon worden, ondanks dat hij niet beschikte over het diploma Allround Politiemedewerker. De rechtbank stelde vast dat de werkzaamheden van eiser als Docent B gelijk waren aan die van Operationeel Begeleider B en dat er onbillijkheden van overwegende aard waren, waardoor de hardheidsclausule van toepassing was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en plaatste eiser met terugwerkende kracht in de functie van Operationeel Begeleider B, met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing, en kende hem een schadevergoeding toe wegens overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De proceskosten werden vastgesteld op € 2.100,- en de korpschef werd veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/4297 AW

uitspraak van de meervoudige kamer van 23 juli 2020 in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. W. de Klein,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 24 augustus 2017 (primaire besluit) heeft de korpschef eiser geplaatst in de functie van Docent B met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing, gewaardeerd op schaal 9.
In het besluit van 16 mei 2018 (bestreden besluit) heeft de korpschef het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De korpschef heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 18 juni 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en mr. N.J. Mathura namens de korpschef van politie.

Overwegingen

1. Conform de afspraken in het Arbeidsvoorwaardenakkoord (CAO) Politie 2008 - 2010 zijn alle organieke functies binnen de gehele politie opnieuw beschreven en ondergebracht in het Landelijk Functiehuis Nederlandse Politie (LFNP). Dit functiehuis, waarbij de functies van de docenten zijn ondergebracht in de kolom ondersteuning, is in de vergadering van het georganiseerd overleg met de politievakorganisaties (CGOP) van 10 november 2011 vastgesteld.
De medewerkers van de politie hebben bij besluit van 16 december 2013 een LFNP functie toegekend gekregen, in het geval van eiser die van Docent B. Aangezien de functie van docent is ondergebracht in de kolom ondersteuning en deze functie van docent daarmee geen executieve functie is, is tegen dit besluit door veel docenten bezwaar, beroep en hoger beroep aangetekend. De docenten zijn van mening waren dat zij hun werkzaamheden verrichten in het publiek domein waarvoor de executieve status noodzakelijk is, met dezelfde verzwarende werkomstandigheden als andere executieve politieambtenaren. In diverse uitspraken heeft de Centrale Raad van Beroep (CRVB) de beroepen afgewezen omdat de matching in 2013 met de functie van docent, waarvan het kernelement kennisoverdracht is, als juist is beoordeeld (zie onder meer ECLI:NL:CRVB:2017:3801 en ECLI:NL:CRVB:2018:892).
In de tussentijd is er vanuit de docenten op gewezen dat het functiehuis zou moeten
worden aangepast omdat daarin geen rekening was gehouden met het geven van politieonderwijs in de operationele uitvoeringspraktijk door executieve politieambtenaren.
De Minister van Justitie en Veiligheid heeft deze kwestie ingebracht in het overleg met
het CGOP omdat zij moeten instemmen met een wijziging van het functiehuis. Dit leidde tot een procedure tot aanpassing van het functiehuis, waarbij de functies van Operationeel Begeleider A en B zijn ontwikkeld. De kerntaak van deze functies is het trainen, begeleiden en coachen van politie-medewerkers en teams tijdens de uitvoering van de politietaken. De functie is een executieve functie met aanspraak op een toelage wegens onvermijdelijk verzwarende werkomstandigheden (OVW).
In de Regeling tot wijziging van het LFNP-functiegebouw van 11 april 2017
zijn de functies van Operationeel begeleider A en B (met salarisschalen 8 en 9) met
terugwerkende kracht tot 7 juli 2016 toegevoegd aan het LNFP.
In het CGOP zijn afspraken gemaakt rondom de reorganisatie van de afdeling Operationele Begeleiding en Training (OBT). Daarbij is het reorganisatiegebied vastgesteld. Deze bestaat uit de functies Docenten A en B en de functie Bedrijfsvoeringspecialist B, met de inzet Integrale beroepsvaardigheidstraining (IBT). Voorts zijn de nieuwe functies uit het vakgebied Operationele Begeleiding aan het LFNP ingericht in de nieuwe Organisatie, samen met de reeds in het LFNP bestaande functie van Operationeel Specialist B.
2. Tussen partijen is in geschil of eiser terecht is geplaatst in de functie van Docent B met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing en niet in de functie van Operationeel Begeleider B.
3. Eiser stelt dat hij geplaatst had moeten worden in de functie van Operationeel Begeleider B. De korpschef stelt zich op het standpunt dat eiser terecht is geplaatst in de functie van Docent B, nu hij niet over een diploma Allround Politiemedewerker beschikt.
4. Eiser voert aan dat de omstandigheid dat hij niet beschikt over het diploma Allround Politiemedewerker, niet betekent dat hij niet voor de plaatsing in de functie van Operationeel Begeleider B in aanmerking komt. Eiser stelt dat bij de IBT Elst, EBT Zutphen, IBT Gooi en Vechtstreek en bij de Landelijke Eenheid medewerkers in de functie van Operationeel Begeleider zijn geplaatst die evenmin beschikken over dit diploma. Eiser gaat ervan uit dat ook zonder het genoemde diploma plaatsing in de functie van Operationeel Begeleider tot de mogelijkheden behoort. Eiser overlegt een vacaturetekst voor de functie van Operationeel Begeleider B waaruit blijkt dat een MBO-4 niveau moet worden aangetoond en dat dit ook kan op een andere wijze dan louter door overlegging van een MBO-4 Politiediploma. Eiser kan dit aantonen. De werkzaamheden die eiser verricht als Docent gevaarbeheersing en de wijze waarop hij deze werkzaamheden in de uitvoeringspraktijk verricht, zijn identiek aan de wijze waarop collega’s die wel in de functie Operationeel Begeleider B zijn geplaatst hun werkzaamheden verrichten. De bezwaarschriftencommissie heeft terecht de vraag opgeworpen of de door eiser gevolgde opleidingen in dit verband niet vergelijkbaar of uitwisselbaar zijn met het politiediploma. Eiser wijst op de Conversietabel. Voorts is eiser van oordeel dat de hardheidsclausule moet worden toegepast om de redenen als genoemd door de bezwaarschriftencommissie. Volgens eiser doen zich in dit geval onbillijkheden van overwegende aard voor. Eiser stelt gekwalificeerd te zijn om de functie Operationeel Begeleider B te vervullen.
5. Op grond van artikel l, onder j, van het Regeling landelijk sociaal statuut (LSS) dient de oorspronkelijke functie van de medewerker te worden vastgesteld. Dit is de LFNP-functie waarop de medewerker de dag voor de reorganisatie is aangesteld.
Ingevolge artikel 55lb, eerste lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) wordt de ambtenaar met een vergelijkbare of uitwisselbare functie in het kader van een reorganisatie geplaatst op deze vergelijkbare of uitwisselbare functie al dan niet in een andere plaats van tewerkstelling, met inachtneming van het bepaalde in artikel 55l.
Bij het Besluit plaatsingssystematiek reorganisatie OBT van 16 juni 2017 (Besluit plaatsingssystematiek) heeft de korpschef besloten dat voor de reorganisatie OBT geldt dat er sprake is van een vergelijkbare of uitwisselbare functie (artikel 55lb):
- als de oorspronkelijke functie ongewijzigd terugkomt in de nieuwe organisatie, tenzij
- de medewerker voldoet aan de functie-eisen (o.a. politiediploma) voor de functie van Operationeel Begeleider B. In dat geval wordt de functie van Docent B als vergelijkbare of uitwisselbare functie aangemerkt voor de functie Operationeel Begeleider B.
6. Op grond van vaste rechtspraak van de CRvB wordt een beslissing van een bestuursorgaan een ambtenaar in het kader van een reorganisatie als functievolger aan te merken, vol getoetst (vergelijk de uitspraak van de CRvB van 28 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3864). De rechtbank staat dan ook voor de vraag of eiser op juiste gronden is geplaatst als functievolger op de functie van Docent B.
Vast staat dat eiser in het kader van de zogenoemde fase 1 van de reorganisatie Politiewet 2012 in 2016 is aangewezen als functievolger voor de functie Docent B in het domein Ondersteuning. Vast staat ook dat tijdens deze fase de functie van onder meer Operationeel Begeleider B nog niet aan het LFNP was toegevoegd. Bij de functievergelijking in fase 1 kon de functie van Operationeel Begeleider B dan ook niet in de beoordeling worden betrokken. Het gevolg hiervan is geweest dat alle IBT-docenten in fase 1 zijn geplaatst op de functies van respectievelijk Docent A of Docent B.
Voor de reorganisatie van de afdeling OBT heeft de korpschef met het Besluit plaatsingssystematiek besloten dat de functie van Docent B als vergelijkbare of uitwisselbare functie in de zin van artikel 55lb van het Barp wordt aangemerkt voor de functie Operationeel Begeleider B, als wordt voldaan aan de functie-eisen. In dit besluit is, onder verwijzing naar het opleidingsprofiel van de functie Operationeel Begeleider B, wel als strikte voorwaarde gesteld dat de medewerker in het bezit moet zijn van een diploma Allround Politiemedewerker. IBT-docenten bij de afdeling OBT met de LFNP-functie Docent B, in het bezit van een allround politiediploma, zijn geplaatst op de nieuwe functie van Operationeel Begeleider B. IBT-docenten bij de afdeling OBT met de LFNP-functie Docent B zonder een allround politiediploma, zoals eiser die een andere vooropleiding heeft, zijn geplaatst (gebleven) op de functie Docent B.
De rechtbank overweegt dat het geen onredelijke eis is dat voor een directe plaatsing in een reorganisatietraject een medewerker aan de voorwaarden moet voldoen, zoals hier het bezit van een allround politiediploma. Gezien de werkzaamheden die op grond van het functieprofiel van de Operationeel Begeleider B worden verwacht, kan deze eis naar het oordeel van de rechtbank ook niet als onterecht worden aangemerkt.
Tussen partijen is niet in geschil dat eiser niet beschikt over het hierboven bedoelde politiediploma, zodat eiser niet voldoet aan de functie-eisen, zoals genoemd in het Besluit plaatsingssystematiek. Hierdoor kan de functie van Operationeel Begeleider B niet als uitwisselbaar worden aangemerkt. Gelet op eisers oorspronkelijke functie is eiser in beginsel dan ook terecht geplaatst in de functie van Docent B.
7. Ten aanzien van eisers beroep op de hardheidsclausule overweegt de rechtbank als volgt.
Ingevolge artikel 55v van het Barp kan, indien de toepassing van dit hoofdstuk of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk in individuele gevallen leidt tot onbillijkheden van overwegende aard of indien er sprake is van een bijzondere situatie van een individuele herplaatsingskandidaat, het bevoegd gezag, na afweging van de belangen van het individu en van de organisatie afwijken van dit hoofdstuk of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk of de nadere regels ter uitvoering van dit hoofdstuk worden afgeweken.
Eiser heeft in het kader van de hardheidsclausule onder andere een beroep gedaan op de Conversietabel (vastgesteld door de directeur politie middels de circulaire Conversietabel op 1 februari 2007, 2007-0000036231). Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij de POPS opleiding (Primaire Opleiding Politie Surveillant) heeft afgerond en meer dan 4 jaar werkervaring heeft op functieschaal 8. Dit is in de Conversietabel gelijkgesteld met niveau 4, zijnde het niveau van het diploma Allround Politiemedewerker, hetgeen vereist is om geplaatst te kunnen worden in de functie Operationeel Begeleider B.
De korpschef betwist dit niet, maar heeft op de zitting gesteld dat deze Conversietabel is bedoeld om te worden gebruikt bij sollicitaties voor functies waaraan door korpsen een initiële kwalificatie-eis van het vernieuwde politieonderwijs wordt gesteld. Voor medewerkers die voor 2002 hun opleiding hebben afgerond en daardoor niet beschikken over een diploma Allround Politiemedewerker, is de Conversietabel wel toegepast bij de vraag of plaatsing in de functie van Operationeel Begeleider B mogelijk was. De korpschef heeft, daarnaar gevraagd, niet overtuigend kunnen toelichten waarom voor medewerkers die vóór 2002 hun opleiding hebben afgerond wèl de conversietabel is toegepast en voor medewerkers die vanaf 2002 hun opleiding hebben afgerond niet. Immers, ook voor die eerste groep geldt dat de conversietabel is toegepast zonder dat sprake was van een sollicitatie. Dit betekent dat een objectieve rechtvaardiging voor het gemaakte onderscheid ontbreekt.
Als de Conversietabel in de situatie van eiser wordt toegepast, is niet in geschil dat eiser over een vergelijke opleiding beschikt als de opleiding tot Allround Politiemedewerker, evenals over de vereiste ervaring. Dit blijkt ook uit het advies van de bezwaarschriftencommissie. Door de Conversietabel in eisers situatie niet toe te passen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van een onbillijkheid van overwegende aard. Het beroep op de hardheidsclausule slaagt dan ook.
Nu uit het Besluit Plaatsingssystematiek voor de reorganisatie van de afdeling OBT volgt dat de functie van Docent B als vergelijkbare of uitwisselbare functie kan worden aangemerkt voor de functie Operationeel Begeleider B en eisers opleidingsniveau gelijk kan worden gesteld met niveau 4, is de rechtbank van oordeel dat eiser geplaatst had moeten worden in de functie van Operationeel Begeleider B, gelijk zijn collega’s met een allround politiediploma.
8. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit omdat dit berust op een ondeugdelijke motivering. Uit het oogpunt van definitieve geschilbeslechting ziet de rechtbank aanleiding met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb, zelf in de zaak te voorzien en eiser met ingang van 1 juli 2016 te plaatsen in de functie van Operationeel Begeleider B met als werkterrein Gewelds- en Gevaarsbeheersing, salarisschaal 9.
9. Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank aan de beoordeling van de andere door eiser aangevoerde beroepsgronden niet toe.
10. Nu namens de korpschef ter zitting is toegezegd dat op korte termijn een dwangsombeschikking zal worden afgegeven, waarbij een dwangsom voor de volledig volgelopen dwangsomtermijn zal worden toegekend, zal de rechtbank hierover met instemming van partijen geen oordeel geven.
11. Eiser heeft tot slot verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Gelet op de uitgangspunten in de jurisprudentie bedraagt de redelijke termijn voor de berechting in eerste feitelijke aanleg twee jaar. In deze termijn is de duur van de bezwaarfase inbegrepen. Het bezwaarschrift is gedateerd 2 oktober 2017 en op 16 mei 2018 is het besluit op bezwaar genomen. Eind juli 2020 doet de rechtbank uitspraak. De berechting heeft daarmee twee jaar en 9 maanden geduurd. De overschrijding bedraagt, naar boven afgerond op halve jaren, een jaar en eiser heeft daarmee recht op een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn van € 1.000,-.
Nu het besluit op bezwaar is genomen na 7,5 maanden, is de termijn daarvoor overschreden met 1,5 maand. De uitspraak van de rechtbank is gedaan na 25,5 maanden, zodat de termijn voor het doen van een uitspraak met 7,5 maanden is overschreden. De overschrijding van de redelijke termijn is derhalve zowel aan de korpschef als de Staat der Nederlanden toe te rekenen. De rechtbank merkt de Staat in zoverre mede aan als partij in dit geding. Naar evenredigheid van de overschrijding van de redelijke termijn moet de korpschef daarom € 167,- betalen en de Staat € 833,-,
Anders dan door de gemachtigde van de korpschef is gesteld, staat de verschuldigdheid van een dwangsom los van het recht op schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
12. De rechtbank veroordeelt de korpschef in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 525,00 en een wegingsfactor 1).
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de korpschef aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit van 24 augustus 2017;
  • plaatst eiser met ingang van 1 juli 2016 in de functie van Operationeel Begeleider B, met als werkterrein Gewelds- en Gevaarbeheersing, salarisschaal 9;
  • bepaalt dat deze uitspraak in plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit van 16 mei 2018;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.100,-;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid) tot betaling aan eiser van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 833,-;
  • veroordeelt de korpschef tot betaling aan eiser van een vergoeding van schade tot een bedrag van € 167,-;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzitter, en mr. P.H.J.G. Römers en mr. V.M. Schotanus, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.M. Zandbergen, op 23 juli 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.