ECLI:NL:RBZWB:2020:3081
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake invordering van dwangsommen door waterschap Brabantse Delta
In deze zaak heeft eiseres, een B.V. gevestigd te [plaatsnaam], beroep ingesteld tegen een besluit van het dagelijks bestuur van waterschap Brabantse Delta, dat op 15 augustus 2019 was genomen. Dit besluit betrof de invordering van twee dwangsommen die waren opgelegd wegens het lozen van verontreinigd water op oppervlaktewater. De rechtbank heeft op 5 juni 2020 een zitting gehouden in Breda, waar eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigden, waaronder mr. W.P.N. Remie. De verweerder werd vertegenwoordigd door meerdere toezichthouders van het waterschap.
Eiseres betwistte dat zij op 30 januari en 7 maart 2019 verontreinigd water had geloosd en stelde dat het om hemelwater ging. De rechtbank oordeelde echter dat de monsterafname representatief was en dat de overschrijdingen van de toegelaten normen voor zuurstofverbruik en stikstof niet konden worden genegeerd. De rechtbank concludeerde dat eiseres de opgelegde last onder dwangsom had overtreden, ongeacht de argumenten die zij naar voren had gebracht over de monsterafname en de representativiteit daarvan.
De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd benadrukt dat bij de invordering van een verbeurde dwangsom het belang van invordering zwaarwegend is. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door mr. G.M.J. Kok op 14 juli 2020 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.