ECLI:NL:RBZWB:2020:3053

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
14 juli 2020
Zaaknummer
AWB- 20_6876 VV, 20_4882 + 20_6874 VV + 20_5372 + 20_6875 VV + 20_5260 + 20_6910 VV, 20_5373 + 20_6948 VV + 20_5334
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening omgevingsvergunning voor bouwen en brandveilig gebruiken van logiesaccommodatie

Op 26 juni 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand. Dit besluit betrof de verlening van een omgevingsvergunning aan een derde partij voor het bouwen en brandveilig gebruiken van een logiesaccommodatie. De verzoekers, die elk afzonderlijk beroep hadden ingesteld, voerden aan dat zij niet adequaat op de hoogte waren gebracht van de uitbreidingsplannen van de derde partij. Ze stelden dat de kennisgeving in een huis-aan-huisblad onvoldoende was en dat zij geen bericht hadden ontvangen via Overheid.nl, ondanks dat zij een attenderingsservice hadden ingesteld.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit op de juiste wijze had plaatsgevonden, zowel via het gemeentelijke huis-aan-huisblad als via het elektronisch Gemeenteblad. De rechter concludeerde dat de verzoekers niet in verzuim waren, maar dat hen wel een verwijt kon worden gemaakt voor het niet indienen van zienswijzen. Hierdoor werden de beroepen van de verzoekers niet-ontvankelijk verklaard en werden de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 26 juni 2020, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummers: 20/6876 VV, 20/4882 WABO, 20/6874 VV, 20/5372 WABO, 20/6875 VV, 20/5260 WABO, 20/6910 VV, 20/5373 WABO, 20/6948 VV en 20/5334 WABO.
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 26 juni 2020 van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
1. [namen verzoekers sub 1] ,verzoekers sub 1;
2. [namen verzoekers sub 2] ,verzoekers sub 2;
3. [namen verzoekers sub 3] ,verzoekers sub 3;
4. [namen verzoekers sub 4] ,verzoekers sub 4;
5. [namen verzoekers sub 5]verzoekers sub 5
allen woonachtig te [woonplaats]
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, verweerder.
Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde partij], te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. T.I.P. Jeltema.

Procesverloop

Verzoekers hebben elk afzonderlijk beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 27 december 2019 (bestreden besluit) inzake de aan derde partij verleende omgevings-vergunning voor het bouwen en brandveilig gebruiken van een logiesaccommodatie op het perceel [adres] .
Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 26 juni 2020. Verzoeker sub 1 [naam] is verschenen, bijgestaan door E. van Riel. Verzoekers sub 2 hebben laten weten dat zij niet zullen verschijnen. Verzoeker sub 3 [naam] is verschenen. Verzoekers sub 4 [naam] is verschenen. Verzoekers sub 5 zijn beide verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. P.N.E.E. Risamasu en mr. R. van der Meijde. Derde partij is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. T.I.P. Jeltema en haar echtgenoot [naam] .
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter is van oordeel dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de hoofdzaken en doet daarom op grond van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet alleen uitspraak op de verzoeken om voorlopige voorziening, maar ook op de beroepen.
2. Derde partij heeft op 17 juli 2019 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen en brandveilig gebruiken van een logiesaccommodatie op het perceel [adres] .
Deze aanvraag is op 24 juli 2019 gepubliceerd via Overheid.nl in het elektronisch Gemeenteblad. Daarnaast is de aanvraag gepubliceerd in het gemeentelijke huis-aan-huisblad De Duinkoerier van woensdag 7 augustus 2019.
Het bouwplan is in strijd is met het ter plaatse geldende bestemmingsplan, maar verweerder heeft te kennen gegeven dat hij met toepassing van de uniforme openbare voorbereidings-procedure wil afwijken van het bestemmingsplan. Het voornemen om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen is op 30 oktober 2019 gepubliceerd via Overheid.nl in het elektronisch Gemeenteblad. Daarnaast is dit voornemen gepubliceerd in De Duinkoerier van woensdag 30 oktober 2019. Daarbij is aangegeven dat de aanvraag, de ontwerpbeschikking en bijbehorende stukken met ingang van 30 oktober 2019 gedurende 6 weken ter inzage liggen in Het Klavier, Anton Pieckplein 1 te Kaatsheuvel. Tevens is daarbij aangegeven dat tijdens deze periode zowel mondelinge als schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend.
Gedurende deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
Hiertegen hebben verzoekers sub 1 tijdig een bezwaarschrift ingediend. Dit bezwaarschrift is door verweerder doorgezonden naar de rechtbank ter behandeling als beroepschrift. De overige verzoekers hebben zelf beroep ingesteld bij de rechtbank.
Vervolgens is in de beroepsprocedure door de rechtbank aan verzoekers gevraagd waarom zij geen zienswijzen hebben ingediend toen de ontwerpbeschikking ter inzage lag.
Verzoekers hebben in hun reacties aangegeven waarom zij geen zienswijzen hebben ingediend.
Nadat derde partij te kennen had gegeven dat ze op korte termijn uitvoering zou gaan geven aan de vergunning, hebben verzoekers tevens een voorlopige voorziening gevraagd.
Ter zitting heeft de voorzieningenrechter aangegeven dat het de vraag is of de beroepen van verzoekers sub 2 t/m sub 5 tijdig zijn ingediend, maar dat in eerste instantie de verschoonbaarheid van het niet indienen van zienswijzen aan de orde zal komen omdat partijen zich daarover hebben kunnen uitlaten. En dat de rechtmatigheid van de omgevingsvergunning pas beoordeeld kan worden als deze hobbel genomen is.
De voorzieningenrechter zal daarom beoordelen of verzoekers al dan niet redelijkerwijs kan worden verweten dat zij geen zienswijzen hebben ingediend. Alleen als dat het geval is kan namelijk beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld, zo bepaalt artikel 6:13 van de Awb.
3. Verzoekers hebben aangevoerd dat zij niet adequaat op de hoogte gebracht zijn van de uitbreidingsplannen van derde partij. Het betrof slechts een kleine kennisgeving in een huis-aan-huisblad en dat was ook nog in de vakantie. Daar komt bij dat niet alle buurtbewoners het huis-aan-huisblad ontvangen. Voor wat betreft de digitale publicatie hebben verzoekers sub 1 betoogd dat hen niet verweten kan worden dat zij geen zienswijzen ingediend hebben omdat zij daarvan via Overheid.nl geen bericht hebben ontvangen. Zij hebben de attenderingsservice ingesteld op toezending van “omgevingsvergunningen met afwijking van het bestemmingsplan” maar in de ontwerpbeschikking is sprake van “beschikkingen met binnenplanse afwijking”. Verzoekers sub 5 hebben aangevoerd dat de attenderingsservice een tijd is stopgezet zonder dat zij daar weet van hadden.
4.1
Ingevolge artikel 2:14, tweede lid, van de Awb - voor zover hier van belang - geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch.
Artikel 3:12, eerste lid, bepaalt dat voorafgaand aan de terinzagelegging het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis geeft van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud.
4.2
Gelet op artikel 2:14, tweede lid, en artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, gelezen in onderlinge samenhang en voor zover hier van belang, diende van de terinzagelegging van het ontwerpbesluit op ten minste één geschikte analoge wijze als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, kennis te worden gegeven. Dat is gebeurd door publicatie van het voornemen in De Duinkoerier van woensdag 30 oktober 2019. Anders dan verzoekers hebben betoogd viel deze datum niet in een vakantieperiode. De voorzieningenrechter acht voorts niet aannemelijk dat de bezorging van het huis-aan-huisblad De Duinkoerier in het algemeen zodanige gebreken vertoont dat verweerder dit blad niet als middel ter kennisgeving van het ontwerpbesluit had mogen gebruiken. Verweerder heeft dus voldaan aan de verplichting om de ontwerpbeschikking te publiceren via een nieuws- of huis-aan-huisblad. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is deze manier adequaat geweest. Indien verzoekers via De Duinkoerier van de gemeentelijke bekendmakingen op de hoogte willen blijven dan is het hun eigen verantwoordelijkheid om de inhoud ervan te raadplegen. Dit is ook mogelijk door raadpleging van de digitale versie van het huis-aan-huisblad.
4.3
Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 7 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:379) kan een kennisgeving via het internet een geschikte wijze van kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb zijn. De omstandigheid dat niet iedereen over een computer beschikt en niet iedereen geabonneerd is op een digitale nieuwsbrief laat onverlet dat de Awb voorziet in de mogelijkheid van elektronische bekendmaking.
De kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan in het elektronisch Gemeenteblad van 30 oktober 2019 heeft de in artikel 3:12 van de Awb bedoelde inhoud. Gelet hierop heeft de elektronische kennisgeving van de terinzagelegging van het voorgenomen besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze plaatsgevonden.
4.4
De omstandigheid dat het omslachtig en tijdrovend is om zich wekelijks via het huis-aan-huisblad of digitaal te informeren over mogelijk relevante besluiten, zoals verzoekers stellen, maakt niet dat hen geen verwijt kan worden gemaakt van het feit dat zij publicatie van de aanvraag en de ontwerpbeschikking hebben gemist. Het wettelijke systeem van publicatie en kennisneming acht de voorzieningenrechter niet onwerkbaar of onredelijk. Een door verzoekers aangebrachte beperking van de toezending door de attenderingsservice moet voor hun rekening blijven.
4.5
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan dus niet gezegd worden dat verzoekers geen verwijt treft van het feit dat zij geen zienswijze hebben ingediend.
5. Artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat geen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht, geen bezwaar heeft gemaakt of geen administratief beroep heeft ingesteld.
Resumerend overweegt de voorzieningenrechter dat zowel de aanvraag als de ontwerpbeschikking gepubliceerd is. Verzoekers hebben dat niet betwist. Zij hebben de bekendmaking van de ontwerpbeschikking om verschillende redenen gemist. Maar die redenen maken niet dat ze niet in verzuim zijn. Daarom dienen de beroepen van verzoekers niet-ontvankelijk verklaard te worden. Gegeven deze uitkomst zullen de verzoeken om voorlopige voorziening afgewezen moeten worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier op 26 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan voor zover daarbij is beslist op het beroep binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.