ECLI:NL:RVS:2018:379

Raad van State

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
7 februari 2018
Zaaknummer
201700251/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bestemmingsplan OBS De Wildschut niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding zienswijze

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 7 februari 2018 uitspraak gedaan over het beroep van een appellant tegen het bestemmingsplan "OBS De Wildschut" dat door de raad van de gemeente Gilze en Rijen was vastgesteld op 19 december 2016. De appellant, wonend te Gilze, stelde dat de bouwmogelijkheden in het plan onaanvaardbare gevolgen zouden hebben voor het woon- en leefklimaat en de brandveiligheid van zijn pand.

De appellant had zijn zienswijze over het ontwerpplan ingediend na afloop van de wettelijk voorgeschreven termijn. De raad stelde dat de appellant niet-ontvankelijk was in zijn beroep omdat hij de zienswijzen niet tijdig had ingediend. De Afdeling heeft vastgesteld dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan op de juiste wijze had plaatsgevonden, zowel elektronisch als in een papieren huis-aan-huisblad. De appellant betoogde dat hij zijn zienswijze tijdig had ingediend, maar de Afdeling oordeelde dat de overschrijding van de termijn niet verschoonbaar was.

De Afdeling concludeerde dat de appellant niet-ontvankelijk was in zijn beroep en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van zienswijzen en de gevolgen van termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

201700251/1/R2.
Datum uitspraak: 7 februari 2018
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,
en
de raad van de gemeente Gilze en Rijen,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 19 december 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "OBS De Wildschut" vastgesteld
Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
De raad heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 januari 2018, waar [appellant] en de raad, vertegenwoordigd door ir. K.M.N. Berger, mr. E.J.L. Buter en H.J. Bras, zijn verschenen.
Overwegingen
Inleiding
1.    Het plan voorziet in de vervangende nieuwbouw van een basisschool op het huidige schoolterrein aan de Raadhuisstraat 3 en het aangrenzende terrein aan de Alphenseweg 65/67 te Gilze. Op het zuidelijke deel van deze percelen voorziet het plan in maximaal 15 grondgebonden woningen.
[appellant] is eigenaar van een aan het plangebied grenzend pand. Volgens hem hebben de in het plan opgenomen bouwmogelijkheden onaanvaardbare gevolgen voor het woon- en leefklimaat en voor de brandveiligheid van zijn pand.
Ontvankelijkheid
2.    Ingevolge de artikelen 3:11, 3:15 en 3:16 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) wordt het ontwerpplan ter inzage gelegd voor de duur van zes weken en kunnen gedurende deze termijn zienswijzen naar voren worden gebracht bij de raad.
Ingevolge artikel 8:1 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:6 van de Awb en artikel 2 van bijlage 2 bij de Awb alsmede met artikel 6:13 van de Awb, kan geen beroep worden ingesteld tegen het besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan door een belanghebbende die over het ontwerpplan niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht, tenzij hem redelijkerwijs niet kan worden verweten dit te hebben nagelaten.
2.1.    Op 15 juli 2016 is kennis gegeven van de terinzagelegging van het ontwerpplan in het digitale Gemeenteblad en de Staatscourant. Als inzagetermijn is 18 juli 2016 tot en met 28 augustus 2016 vermeld. Dit komt overeen met de wettelijke inzagetermijn van zes weken.
0p 20 juli 2016 heeft de kennisgeving van de terinzagelegging ook plaatsgevonden in het papieren huis-aan-huis-blad "Weekblad Gilze en Rijen" en op de gemeentelijke website, waarbij eveneens is vermeld dat het ontwerpplan ter inzage ligt van 18 juli 2016 tot en met 28 augustus 2016.
De schriftelijke zienswijze van [appellant] is gedateerd op 30 augustus 2016 en blijkens het poststempel op 1 september 2016 ontvangen. Hij heeft zijn zienswijze ook per e-mail ingediend op 31 augustus 2016. Niet in geschil is dat [appellant] eerst na afloop van de in de elektronische en papieren kennisgevingen genoemde termijn zijn zienswijze over het ontwerpplan naar voren heeft gebracht.
2.2.    [appellant] betoogt dat hij niettemin tijdig op 31 augustus 2016 een zienswijze heeft ingediend, te weten binnen zes weken na 20 juli 2016, de dag dat de kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan is gedaan in het papieren "Weekblad Gilze en Rijen".
2.3.    De raad stelt dat [appellant] vanwege de overschrijding van de wettelijk geboden zienswijzentermijn niet-ontvankelijk is. In een brief van 15 december 2017 wijst de raad er op dat hij op 22 april 2013 de "Verordening op de elektronische bekendmaking Gilze en Rijen 2013" (hierna: de Verordening) heeft vastgesteld. De Verordening is bekendgemaakt door kennisgeving in het papieren "Weekblad Gilze en Rijen" van 8 mei 2013. Uit de Verordening blijkt dat algemeen verbindende voorschriften, beleidsregels, andere besluiten van algemene strekking en berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, worden bekendgemaakt in het elektronische Gemeenteblad. Op grond van de Verordening is de voorgeschreven kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan op 15 juli 2016 in het elektronisch Gemeenteblad gepubliceerd. Naast de kennisgeving in het Gemeenteblad is van de terinzagelegging van het ontwerpplan kennis gegeven op de gemeentelijke website en in het papieren huis-aan-huis-blad "Weekblad Gilze en Rijen" van 20 juli 2016. Zowel de informatie op de gemeentelijke website als de rubriek "Bekendmakingen" in het huis-aan-huis-blad "Weekblad Gilze en Rijen" is echter geen wettelijk verplichte kennisgeving, maar een extra service om inwoners te attenderen op recente gemeentelijke besluiten, aldus de raad.
2.4.    Artikel 2:14, tweede lid, van de Awb luidt:
"Tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, geschiedt de verzending van berichten die niet tot een of meer geadresseerden zijn gericht, niet uitsluitend elektronisch."
Artikel 3:12, eerste lid, luidt:
"Voorafgaand aan de terinzagelegging geeft het bestuursorgaan in een of meer dag-, nieuws-, of huis-aan-huisbladen of op een andere geschikte wijze kennis van het ontwerp. Volstaan kan worden met het vermelden van de zakelijke inhoud."
2.5.    Gelet op artikel 2:14, tweede lid, en artikel 3:12, eerste lid, van de Awb, gelezen in onderlinge samenhang, dient van een ontwerpbesluit op ten minste één geschikte analoge wijze als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, kennis te worden gegeven, tenzij bij wettelijk voorschrift anders is bepaald. In dit geval is in de Verordening, en daarmee bij wettelijk voorschrift, bepaald dat de publicatie van ontwerpbesluiten en besluiten elektronisch plaatsvindt. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in haar uitspraak van 8 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:355) kan een kennisgeving via het internet een geschikte wijze van kennisgeving als bedoeld in artikel 3:12, eerste lid, van de Awb zijn. Dat, naar [appellant] ter zitting heeft gesteld, niet iedereen over een computer beschikt en geabonneerd is op een digitale nieuwsbrief laat onverlet dat de Awb voorziet in de mogelijkheid van elektronische bekendmaking.
De kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan in het elektronisch Gemeenteblad van 15 juli 2016 heeft de in artikel 3:12 van de Awb bedoelde inhoud. Gelet hierop heeft de elektronische kennisgeving van de terinzagelegging van het ontwerpplan op de wettelijk voorgeschreven wijze plaatsgevonden. De kennisgeving in het papieren "Weekblad Gilze en Rijen" van 20 juli 2016 was wettelijk niet verplicht en bedoeld als attenderingsservice.
Dat, naar [appellant] ter zitting heeft gesteld, de raad zou hebben aangegeven dat digitaal publiceren niet ten koste mag gaan van de informatievoorziening en rechtsbescherming doet er niet aan af dat de elektronische publicatie op de wettelijk voorgeschreven wijze heeft plaatsgevonden en voldoende duidelijk was over de mogelijkheid van het indienen van zienswijzen. Weliswaar is in artikel 3 van de Verordening aan het college van burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven in bijzondere omstandigheden te bepalen dat besluiten op andere geschikte wijze worden bekendgemaakt, maar daarvan is in dit geval geen gebruik gemaakt. De Afdeling ziet daarvoor ook geen aanleiding.
2.6.    Een eventueel gebrek in een niet wettelijk verplichte kennisgeving kan alleen tot een verschoonbare termijnoverschrijding leiden als de indiener van een zienswijze door die kennisgeving op het verkeerde been is gezet. Die omstandigheid doet zich naar het oordeel van de Afdeling hier niet voor. Zowel in de elektronische kennisgeving als in de onverplichte papieren kennisgeving is duidelijk dezelfde begin- en einddatum van de terinzagelegging van het ontwerpplan vermeld. Bij [appellant] kon derhalve geen onduidelijkheid bestaan over de duur van de termijn waarbinnen zienswijzen konden worden ingediend. Het enkele feit dat de onverplichte kennisgeving van 20 juli 2016 niet voorafgaand aan de terinzagelegging is gedaan, maar twee dagen na aanvang daarvan, brengt niet mee dat reeds daarom de termijnoverschrijding verschoonbaar is of dat een nieuwe termijn zou moeten zijn geboden, zoals [appellant] heeft gesteld.
2.7.    De door [appellant] gestelde omstandigheid dat hij in verband met een vakantie niet in staat was eerder een zienswijze in te dienen, vormt geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het had op zijn weg gelegen om zorg te dragen voor een adequate behartiging van zijn belangen tijdens zijn vakantie.
2.8.    Ook het betoog van [appellant] dat het ontwerpplan ten onrechte in een vakantieperiode ter inzage heeft gelegen, faalt. Noch de Wet ruimtelijke ordening noch de Awb verzet zich tegen die handelwijze.
2.9.    De conclusie is dat de overschrijding van de zienswijzentermijn niet verschoonbaar is en [appellant] niet-ontvankelijk is in zijn beroep.
2.10.    Ter zitting heeft de raad zich overigens bereid verklaard om de door [appellant] bestreden maximale bouwmogelijkheden in een nieuw bestemmingsplan aan te passen en af te stemmen op het inmiddels bekende definitief ontwerp voor de school.
3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. F.C.M.A. Michiels, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.
w.g. Kranenburg    w.g. Boermans
voorzitter    griffier
Uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2018
429.