Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 8 juli 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres](eiseres), beiden wonende te [woonplaats] ,
hierna ook gezamenlijk eisers te noemen,
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Eisers ontvangen sinds 1 november 1990 een uitkering naar de norm voor gehuwden op grond van de Participatiewet. Naar aanleiding van een anonieme melding dat eisers puppy’s zouden verkopen naast hun uitkering, is het college in mei 2019 een onderzoek gestart naar hun recht op bijstand.
Nu eisers hebben aangegeven geen administratie over te kunnen leggen, kan het recht op (aanvullende) bijstand niet worden vastgesteld en dient het recht op uitkering te worden ingetrokken per september 2007.
11 honden per jaar hebben gefokt en verkocht. Dat betreft nog niet één hond per maand, zodat er sprake is van een incidentele verkoop van privé goederen. De opbrengst van de verkopen van de puppy’s moet daarom niet aangemerkt worden als inkomen dat eisers bij het college hadden moeten melden. Er is dus geen sprake van schending van de inlichtingenplicht (ECLI:NL:CRVB:2014:1968). Indien wel moet worden uitgegaan van schending van de inlichtingenplicht, dan zijn eisers van mening dat het college op basis van de door hen ingeleverde gegevens en het door het college uitgevoerde onderzoek, het recht op bijstand schattenderwijs had kunnen vaststellen. Uitgaande van 134 puppy’s tegen een prijs van gemiddeld € 337,50 per pup, komen de totale inkomsten neer op € 44.550,-.
Dit staat in geen enkele verhouding tot het totaal teruggevorderde bedrag, zelfs als wordt uitgegaan van de gehanteerde adviesprijs voor Jack Russell pups. Bovendien hebben eisers voor het fokken van de puppy’s aanzienlijke kosten moeten maken, zoals blijkt uit het kostenoverzicht van hun huidige dierenarts. Die kosten houden direct verband met het fokken van de puppy’s en dienen op het bedrag aan inkomsten in mindering te worden gebracht (ECLI:NL:CRVB:2014:332). Verder voeren eisers aan dat er sprake is van dringende redenen om geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien (artikel 58, achtste lid, van de Participatiewet).
1 september 2007 hobbymatig hebben bezig gehouden met het fokken en verkopen van (Jack Russell) puppy’s. Zij stellen zich daarbij in de eerste plaats op het standpunt dat er geen sprake was van handel in honden, maar van incidentele verkoop, zodat het niet nodig was daarvan melding te doen bij verweerder.
Het terugvorderingsbedrag is dusdanig hoog (€ 225.725,38) dat er sprake zal zijn van (financiële) gevolgen die voor eisers niet te overzien zijn. Ook zullen eisers niet in aanmerking komen voor schuldhulpverlening omdat het bedrag een zogenaamde fraudevordering betreft. Alles bij elkaar zal dit voor eisers dusdanig ontwrichtend werken dat er sprake is van een dringende reden. Het feit dat het college bij besluit van 10 oktober 2019 heeft vastgesteld dat eisers geen geld hebben om de terugvordering terug te betalen spreekt huns inziens boekdelen. Ook hebben zij de bijzondere omstandigheden van het gezin geschetst.