In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van [plaatsnaam], een beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, dat op 29 augustus 2018 haar bezwaren tegen een eerder besluit van 14 juni 2018 ongegrond verklaarde. Dit eerdere besluit betrof een verzoek om informatie op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), waarbij eiseres om openbaarmaking van een aantal documenten had verzocht. Het college had een deel van de documenten openbaar gemaakt, maar had de openbaarmaking van enkele documenten geweigerd op grond van intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen. De rechtbank heeft op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij het beroep van eiseres ongegrond werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college terecht had gesteld dat de gevraagde documenten onder de uitzonderingen van de Wob vielen, en dat de openbaarmaking van deze documenten niet gerechtvaardigd was. De rechtbank heeft daarbij de relevante artikelen van de Wob en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in overweging genomen, en heeft vastgesteld dat de documenten die eiseres had verzocht, betrekking hadden op intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen, die niet openbaar gemaakt hoefden te worden. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de adviezen van AKD, die door eiseres waren opgevraagd, terecht niet openbaar zijn gemaakt, omdat deze adviezen waren opgesteld voor intern beraad en geen andere belangen dienden. De rechtbank heeft de beslissing van het college bevestigd en geen proceskostenveroordeling opgelegd.