ECLI:NL:RBZWB:2020:2765

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juni 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
AWB- 19_5613
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit zorgtoeslag en terugvordering door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen een besluit van de Belastingdienst/Toeslagen, waarin zijn recht op zorgtoeslag over de periode van 1 december 2018 tot en met 6 september 2019 werd afgewezen. Eiser, geboren in 2000 en woonachtig bij zijn ouders, was verzekerd via zijn vader bij het EU Joint Sickness Insurance Scheme (JSIS). De Belastingdienst had eerder zorgtoeslag toegekend, maar na een automatische controle werd vastgesteld dat eiser niet verzekerd was bij een Nederlandse zorgverzekeraar. Dit leidde tot een herziening van de zorgtoeslag, die op nihil werd vastgesteld, en de terugvordering van eerder uitgekeerde voorschotten. Eiser voerde aan dat hij ten onrechte geen recht had op zorgtoeslag en dat de terugvordering buitenproportioneel was. De rechtbank oordeelde dat eiser niet verplicht verzekerd was volgens de Zorgverzekeringswet en dat de terugvordering terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waarbij werd benadrukt dat de wetgeving niet voorziet in een recht op zorgtoeslag voor medewerkers van Europol en hun gezinsleden. De rechtbank concludeerde dat de Belastingdienst op goede gronden had besloten de zorgtoeslag op nihil te stellen en de reeds betaalde voorschotten terug te vorderen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5613 ZORG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juni 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser

gemachtigde: [gemachtigde] ,
en

de Belastingdienst/Toeslagen, kantoor Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 16 oktober 2019 (bestreden besluit) van verweerder over het recht op zorgtoeslag vanaf 1 december 2018 tot en met 6 september 2019.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft op 3 mei 2020 een aanvullend beroepschrift ingediend.
De geplande zitting op 17 april 2020 kon vanwege de uitbraak van het corona COVID-19 virus niet doorgaan. Partijen hebben de rechtbank schriftelijk toestemming gegeven om in deze zaak zonder zitting uitspraak te doen.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is geboren op [geboortedatum] 2000. Hij woont bij zijn ouders in Nederland en zijn vader werkt bij Europol. Hij was via zijn vader verzekerd voor zijn ziektekosten bij de EU Joint Sickness Insurance Scheme (JSIS). Daarnaast heeft hij een aanvullende ziektekostenverzekering.
Eiser heeft op 26 augustus 2018 verzocht om zorgtoeslag per 1 december 2018.
Bij besluit van 21 september 2018 heeft verweerder aan eiser bij wijze van voorschot voor 2018, te rekenen vanaf 1 december 2018, een zorgtoeslag van € 95,- toegekend.
Bij besluit van 27 december 2018 heeft verweerder aan eiser bij wijze van voorschot voor 2019 € 1.189,- zorgtoeslag toegekend. Dit besluit heeft verweerder op 24 april 2019 herhaald.
Op 29 april 2019 bleek uit een automatische controle dat eiser niet is verzekerd bij een Nederlandse zorgverzekeraar.
Bij besluit van 21 mei 2019 heeft verweerder het voorschot van de zorgtoeslag voor 2019 opnieuw berekend en vastgesteld op nihil. Daarbij heeft verweerder de reeds betaalde voorschotten ten bedrage van € 495,- teruggevorderd bij besluit van 17 mei 2019. Verweerder heeft eiser daarbij een betalingsregeling aangeboden van 23 termijnen van € 21,- en 1 termijn van € 12,-.
Bij besluit van 7 juni 2019 heeft verweerder het voorschot van de zorgtoeslag voor 2018 opnieuw berekend en vastgesteld op nihil. Daarbij heeft verweerder het reeds betaalde voorschot van € 95,- teruggevorderd bij besluit van 6 juni 2019. Verweerder heeft eiser daarbij een betalingsregeling aangeboden van 4 termijnen van € 20,- en 1 termijn van € 15,-
Eiser heeft op 19 mei 2019 en 11 juni 2019 bezwaar gemaakt tegen deze besluiten.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard door aan te geven niet aan de bezwaren tegemoet te komen. Verweerder heeft daartoe overwogen, kort gezegd, dat eiser in de periode 1 december 2018 tot en met 6 september 2019 niet verplicht verzekerd is geweest volgens de Zorgverzekeringswet en dus geen recht heeft op zorgtoeslag. De uitgekeerde voorschotten moeten worden terugbetaald.
2.
In geschil
In geschil is de vraag of verweerder op goede gronden heeft besloten de zorgtoeslag over de periode van 1 december 2018 tot 1 oktober 2019 op nihil te stellen en de reeds betaalde voorschotten terug te vorderen.
3.
Standpunt eiser
Eiser voert aan dat het verslag van de hoorzitting niet correct is.
De motivering van het bestreden besluit is volgens eiser onvoldoende omdat verwezen wordt naar een Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999, zonder dat daarbij een vindplaats is vermeld.
Eiser stelt dat de bedoeling van de Zorgverzekeringswet is dat Nederlandse ingezetenen minimaal een basisverzekering tegen ziektekosten hebben. Volgens de website van de Europese Unie zijn verzekerden van het Gemeenschappelijke stelsel van ziektekosten-verzekering van de Europese Unie (GSZV) in Nederland verzekerd tegen ziektekosten en is daarvoor een Nederlandse basisverzekering niet nodig. Mensen met weinig of geen inkomen hebben volgens de Zorgverzekeringswet recht op zorgtoeslag, waarbij de hoogte afhankelijk is van inkomen en vermogen. Eiser is verzekerd tegen ziektekosten en heeft geen of weinig inkomen, zodat hem dus ten onrechte de zorgtoeslag wordt onthouden.
Dat het besluit tot terugvordering buitenproportioneel is, heeft verweerder ten onrechte niet meegewogen in het bestreden besluit.
4.
Standpunt van verweerder
Verweerder stelt dat medewerkers van Europol en hun gezinsleden zijn vrijgesteld van alle Nederlandse socialezekerheidswetgeving. Europolmedewerkers en hun gezinsleden zijn dus niet verzekerd voor de Wet langdurige zorg en daarmee ook niet voor de Zorgverzekeringswet. Eiser is als gezinslid van een Europol-medewerker in deze periode niet verplicht verzekerd in het kader van de Zorgverzekeringswet en heeft daarom geen recht op zorgtoeslag.
In reactie op het beroepschrift heeft verweerder verder gesteld dat niet is gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding gaven van terugvordering af te zien of de terugvordering te matigen.
5.
Wettelijk kader
De relevante wetsartikelen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
Ter voorlichting van eiser merkt de rechtbank op dat alle wetteksten eenvoudig zijn terug te vinden op de website https://wetten.overheid.nl. Verweerder kon daarom in het bestreden besluit volstaat met het opnemen van de citeertitel van de relevante wetgeving. De stelling van eiser dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, omdat de vindplaats van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 niet wordt genoemd, is dus ongegrond.
6.
Oordeel rechtbank
6.1
Het recht op zorgtoeslag
Iedereen die in Nederland woont of werkt en ouder is dan 18 jaar moet een zorgverzekering in de zin van de Zorgverzekeringswet afsluiten. [1] Het gaat hierbij om een basisverzekering. [2] Aanvullende zorgverzekeringen zijn niet verplicht.
Op deze wettelijk verplichting bestaat een aantal uitzonderingen. Een uitzondering is gemaakt voor personeel en hun inwonende gezinsleden van een aangewezen volkenrechtelijke organisatie. Europol is zo’n aangewezen volkenrechtelijke organisatie. [3]
In de Zetelovereenkomst tussen Nederland en Europol is bepaald dat de Nederlandse sociale verzekeringswetgeving niet van toepassing is op het personeel van Europol. [4] [5] Personeel van Europol is verzekerd bij de GSZV van de Europese Unie. [6] Zij hebben dus een eigen (buitenlandse) ziektekostenverzekering op grond waarvan zij ook in Nederland verzekerd zijn voor zorgkosten. Het personeel van Europol en hun inwonende gezinsleden zijn daarom uitgesloten van de Nederlandse zorgverzekering (basisverzekering) op grond van de Zorgverzekeringswet.
De zorgtoeslag is een tegemoetkoming in de premie voor de zorgverzekering als bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zorgverzekeringswet. [7] Met zorgverzekering wordt dus bedoeld: de verplichte basisverzekering van artikel 10 van de Zorgverzekeringswet.
De rechtbank stelt vast dat eiser in de periode van 1 december 2018 tot 1 oktober 2019 niet verplicht verzekerd is geweest tegen ziektekosten op grond van de Zorgverzekeringswet.
Alleen voor de premie van de Nederlandse zorgverzekering (basisverzekering) op grond van de Zorgverzekeringswet kan een tegemoetkoming in de vorm van een zorgtoeslag worden verleend. Weliswaar pleit eiser voor een gelijkstelling van zijn buitenlandse basisverzekering als gezinslid van een GSZV-verzekerde met de Nederlandse basisverzekering als gezinslid van een verzekeringsplichtige ingevolge de Zorgverzekeringswet, maar die ruimte heeft de wetgever niet gelaten.
De stelling van eiser dat dit in strijd is met de bedoeling van de Wet op de zorgtoeslag is niet correct. Het is juist uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever dat op het personeel van Europol (en een aantal andere volkenrechtelijke organisaties) en hun inwonende gezinsleden het Nederlandse socialezekerheidsstelsel niet van toepassing is, ook niet als zij de Nederlandse nationaliteit hebben en in Nederland wonen en werken. Ook de Nederlandse zorgtoeslag is dus niet op hen van toepassing.
De zorgtoeslag heeft geen betrekking op een vrijwillige aanvullende zorgverzekering.
Verweerder heeft dus terecht geconcludeerd dat eiser over de genoemde periode geen recht had op een zorgtoeslag.
6.2
De terugvordering
De zorgtoeslag is een inkomensafhankelijke regeling als bedoeld in artikel 1, derde lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir). [8] De Awir is daardoor van toepassing op de zorgtoeslag.
De rechtbank stelt vast dat eiser ten onrechte voorschotten zorgtoeslag heeft ontvangen over de periode 1 december 2018 tot en met 31 mei 2019. Verweerder is op grond van artikel 16, zesde lid, en artikel 26 van de Awir bevoegd om de reeds uitgekeerde voorschotten terug te vorderen.
Het is vaste rechtspraak dat aan de verlening van een voorschot niet het gerechtvaardigd vertrouwen kan worden ontleend dat een met dat voorschot overeenkomende aanspraak op zorgtoeslag bestaat. Dit is immers inherent aan het systeem van voorschotten en definitieve bepaling van het recht op zorgtoeslag achteraf. Eiser kon en mocht er dus niet op vertrouwen dat verweerder het reeds toegekende voorschot niet zou terugvorderen. [9]
Daarnaast heeft eiser gesteld dat de terugvordering buitenproportioneel is, maar hij heeft aan die grond geen (financiële) onderbouwing gegeven. De rechtbank ziet daarvoor dan ook onvoldoende argumenten en wijst er op dat verweerder aan eiser al op voorhand een betalingsregeling heeft aangeboden. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiser bovendien uitstel van betaling gekregen.
De rechtbank begrijpt de stelling van eiser dat de wettelijke regeling in zijn geval erg ingewikkeld is en dat dit wel blijkt uit het feit dat de voorzitter van de hoorzitting niet meteen antwoord kon geven op alle vragen. Dit betekent echter niet dat hij de voorschotten zorgtoeslag die aan hem zijn uitbetaald, maar waarop hij geen recht heeft, mag houden.
Met verweerder ziet de rechtbank geen bijzondere omstandigheden die maken dat de terugvordering van eiser in dit geval onevenredig is met de daarmee te dienen doelen.
6.3
Zorgvuldige voorbereiding
Ten slotte heeft eiser nog opmerkingen gemaakt over het verslag van de hoorzitting.
De rechtbank ziet geen onzorgvuldigheid in de formulering “mevrouw [gemachtigde] vraagt zich af wat de bedoeling is van de wet”. De gemachtigde van eiser heeft deze vraag blijkbaar gesteld op de hoorzitting en daarop ook antwoord gekregen, in die zin dat de voorzitter heeft verwezen naar de in de wet genoemde voorwaarden. Dat de gemachtigde van eiser dit liever anders geformuleerd had willen zien, maakt de tekst nog niet onzorgvuldig.
De rechtbank stelt vast dat in het verslag van de hoorzitting niet is terug te lezen dat de gemachtigde van eiser zou hebben gezegd dat de terugvordering buitenproportioneel is. Achteraf kan nu niet meer vastgesteld worden in welke context de gemachtigde deze opmerking heeft gemaakt en of het voor verweerder duidelijk had moeten zijn, dat de gemachtigde hiermee een nieuwe bezwaargrond naar voren had willen brengen. Nu de gemachtigde deze stelling in het beroepschrift heeft herhaald, verweerder in het verweerschrift hierop heeft gereageerd en de rechtbank hierover een oordeel heeft gegeven, is dit punt in beroep in ieder geval voldoende aan de orde geweest. De rechtbank ziet hierin geen aanleiding om het bestreden besluit onzorgvuldig te achten.
Het beroep is dus ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2020.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage
Artikel 1 van de Wet op de zorgtoeslagluidt:
1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, tenzij anders is geregeld, verstaan onder:
a. (…)
b. zorgverzekering: de schadeverzekering, bedoeld in artikel 1, onder d, van de Zorgverzekeringswet;
c. verzekerde: de persoon, bedoeld in artikel 1, onder f, (…) van de Zorgverzekeringswet, vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op de maand waarin hij achttien jaar wordt (…);
d. premie: een premie als bedoeld in afdeling 3.3.1 van de Zorgverzekeringswet;
e. zorgtoeslag: een tegemoetkoming in een premie dan wel in een bestuursrechtelijke premie als bedoeld in artikel 18d of 18e van de Zorgverzekeringswet en in het verplicht eigen risico, bedoeld in artikel 19 van de Zorgverzekeringswet;
(…)
2. De hoogte van de zorgtoeslag is afhankelijk van de draagkracht op basis van het inkomen en het vermogen.
Artikel 2, eerste lid, van de Wet op de zorgtoeslagluidt:
Indien de normpremie voor een verzekerde in het berekeningsjaar minder bedraagt dan de standaardpremie in dat jaar, heeft de verzekerde aanspraak op een zorgtoeslag ter grootte van dat verschil.
Artikel 1 van de Zorgverzekeringswetbepaalt:
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
d. zorgverzekering: een tussen een zorgverzekeraar en een verzekeringnemer ten behoeve van een verzekeringsplichtige gesloten schadeverzekering (…);
f. verzekerde: degene wiens risico van behoefte aan zorg of overige diensten, als bedoeld in artikel 10, door een zorgverzekering wordt gedekt;
(…)
Artikel 2, eerste lid, van de Zorgverzekeringswetluidt:
Degene die ingevolge de Wet langdurige zorg en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, is verplicht zich krachtens een zorgverzekering te verzekeren of te laten verzekeren tegen het in artikel 10 bedoelde risico.
Artikel 10 van de Zorgverzekeringswetluidt:
Het krachtens de zorgverzekering te verzekeren risico is de behoefte aan:
a. geneeskundige zorg, waaronder de integrale eerstelijnszorg zoals die door huisartsen en verloskundigen pleegt te geschieden;
b. mondzorg;
c. farmaceutische zorg;
d. hulpmiddelenzorg;
e. verpleging;
f. verzorging, waaronder de kraamzorg;
g. verblijf in verband met geneeskundige zorg;
h. vervoer in verband met het ontvangen van zorg of diensten (…)
Artikel 1.2.1 van de Wet langdurige zorgluidt:
Ingezetene in de zin van deze wet is degene, die in Nederland woont.
Artikel 2.1.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet langdurige zorgbepaalt:
Verzekerd overeenkomstig de bepalingen van deze wet is degene, die ingezetene is.
Artikel 2.1.1, vierde lid, van de Wet langdurige zorgbepaalt:
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan, in afwijking van het eerste lid, uitbreiding dan wel beperking worden gegeven aan de kring der verzekerden.
Artikel 14 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999luidt:
1. Niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen is de persoon die in dienst is van een volkenrechtelijke organisatie en op wie de regeling inzake sociale zekerheid van die organisatie van toepassing is, tenzij (…)
2. De volkenrechtelijke organisaties, bedoeld in het eerste lid, worden door onze ministers (…) aangewezen.
3. De in Nederland wonende echtgenoot, kinderen en overige inwonende gezinsleden van de persoon, bedoeld in het eerste lid, zijn niet verzekerd op grond van de volksverzekeringen, indien de zetelovereenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de volkenrechtelijke organisatie zulks bepaalt, tenzij (…)
Artikel 1, aanhef en zesde lid, aanhef en onder d, Regeling aanwijzing volkenrechtelijke organisaties in Nederland 2015luidt:
Als volkenrechtelijke organisatie als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (…) worden aangewezen: European Union: European Police Office (EUROPOL).
Artikel XVI, eerste lid, vanhet Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Europese Politiedienst (Europol) betreffende de zetel van Europol van 15 oktober 1998 (
de Zetelovereenkomst) luidt als volgt:
Provided Europol establishes its own social security scheme or adheres to an social security scheme offering coverage comparable to the coverage under Netherlands legislation, Europol and its Staff to whom the aforementioned scheme applies shall be exempt from all social security provisions in the Netherlands, unless the Staff to whom the aforementioned scheme applies take up a gainful activity in the Netherlands.
Artikel 1 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir)bepaalt:
1. Deze wet geldt voor inkomensafhankelijke regelingen.
(…)
3. Onder inkomensafhankelijke regelingen worden verstaan bij of krachtens wet vastgestelde regelingen die natuurlijke personen aanspraak geven op een financiële bijdrage van het Rijk in kosten of bijdrageverplichtingen, waarbij de hoogte van de bijdrage in die regelingen afhankelijk is gesteld van draagkracht.
Artikel 16, zesde lid, van de Awirluidt:
Een herziening van het voorschot kan leiden tot een terug te vorderen bedrag.
Artikel 26 van de Awir bepaalt:
Indien een herziening van een tegemoetkoming of een herziening van een voorschot leidt tot een terug te vorderen bedrag dan wel een verrekening van een voorschot met een tegemoetkoming daartoe leidt, is de belanghebbende het bedrag van de terugvordering in zijn geheel verschuldigd.

Voetnoten

1.Artikel 2, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet, gelezen in samenhang met artikelen 2.1.1. eerste lid, aanhef en onder a, en 1.2.1 van de Wet langdurige zorg.
2.Artikel 10 van de Zorgverzekeringswet.
3.Artikel 2.1.1, vierde lid, van de Wet langdurige zorg, gelezen in samenhang met artikel 14 van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 en artikel 1, aanhef en zesde lid, aanhef en onder d, Regeling aanwijzing volkenrechtelijke organisaties in Nederland 2015.
4.Artikel XVI, eerste lid, van de Zetelovereenkomst tussen Nederland en Europol.
5.Europol heeft als onderdeel van de EU een eigen sociale zekerheidsstelsel, zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 3 juli 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:2305, te vinden op rechtspraak.nl.
6.In het Engels: EU Joint Sickness Insurance Scheme (JSIS).
7.Artikel 1, eerste lid, aanhef en onder e, van de Wet op de zorgtoeslag.
8.Op grond van artikel 1, eerste lid, onder e, in samenhang met artikel 1, tweede lid, van de Wet op zorgtoeslag is de zorgtoeslag een tegemoetkoming in de premie voor de zorgverzekering, waarbij de hoogte van de toeslag afhankelijk is van de draagkracht van de aanvraag.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van