ECLI:NL:RBZWB:2020:2692

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 juni 2020
Publicatiedatum
25 juni 2020
Zaaknummer
AWB- 18_8524
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college inzake persoonsgebonden budget en maatschappelijke ondersteuning

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, dat op 8 november 2018 is genomen, waarin het aantal uren voor persoonlijke verzorging en begeleiding individueel per 1 januari 2019 tot nihil is afgebouwd. Eiser, die visueel gehandicapt is en lijdt aan een angststoornis, heeft verzocht om een verlenging en uitbreiding van zijn persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding en persoonlijke verzorging. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend om een deskundige in te schakelen, die op 22 oktober 2019 een rapport heeft uitgebracht. De deskundige concludeerde dat eisers angststoornis zijn vermogen om zelfstandig te functioneren ernstig beïnvloedt en dat hij professionele begeleiding nodig heeft. De rechtbank oordeelt dat het college ten onrechte heeft aangenomen dat eiser leerbaar is en dat hij zonder ondersteuning kan functioneren. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en kent eiser recht op 8 uur persoonlijke verzorging en 8 uur individuele begeleiding per week toe, met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2018. De rechtbank oordeelt dat de zorg die door eisers echtgenote wordt verleend geen gebruikelijke zorg is, maar dat er sprake is van een langdurige zorgsituatie. De rechtbank veroordeelt het college tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/8524 WMO15

uitspraak van 19 juni 2020 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. M. Özgul,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 8 november 2018 (bestreden besluit) van het college inzake het afbouwen van het aantal uren persoonlijke verzorging en begeleiding individueel over het jaar 2018, tot nihil per 1 januari 2019 op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
Het onderzoek ter zitting heeft, gelijktijdig met het onderzoek in de zaak met zaaknummer 18/44 WMO15, plaatsgevonden in Breda op 5 juni 2019. Eiser was daarbij aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [vertegenwoordiger]. Het onderzoek is ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend om een deskundige in te schakelen.
Klinisch neuropsycholoog [neuropsychloog] heeft op 22 oktober 2019 een rapport uitgebracht.
Partijen hebben op dat rapport gereageerd.
Vervolgens is het onderzoek met toestemming van partijen gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser, geboren [geboortedatum] 1976, heeft zich op 29 december 2017 gemeld voor verlenging en uitbreiding van het persoonsgebonden budget (pgb) voor begeleiding individueel en persoonlijke verzorging op grond van de Wmo 2015. Hij heeft verzocht om 12 uur begeleiding individueel en 10 uur persoonlijke verzorging per week.
Ter beoordeling van de aanvraag heeft op 7 februari 2018 een keukentafelgesprek plaatsgevonden en heeft het college een medisch advies gevraagd bij [adviesbureau]. Na onderzoek heeft [adviesbureau] geadviseerd om 2 uur per week begeleiding (gespecialiseerd) toe te kennen via [begeleiding] voor de duur van één jaar.
Op grond van de verkregen informatie is een plan van aanpak opgesteld, dat eiser alleen voor gezien heeft ondertekend
.In het plan van aanpak is het advies van [adviesbureau] gevolgd. Het pgb voor begeleiding individueel en persoonlijke verzorging zal met een overgangsperiode worden afgebouwd naar nihil per 1 januari 2019. Wel komt eiser per direct in aanmerking voor begeleiding individueel van een professional, bijvoorbeeld van de [naam stichting] Stichting, gespecialiseerd in het geven van begeleiding thuis voor blinden en slechtzienden.
Bij besluit van 3 juli 2018 (primair besluit) heeft het college over de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 juli 2018 6,5 uur aan persoonlijke verzorging en 8 uur begeleiding individueel toegekend, en over de periode van 1 augustus 2018 tot en met 31 december 2018 3,25 uur persoonlijke verzorging en 4 uur begeleiding individueel. Vanaf 1 januari 2019 komt eiser niet meer in aanmerking voor persoonlijke verzorging en individuele begeleiding. Indien eiser meent dat hij na de einddatum van de beschikking nog in aanmerking komt voor de voorziening, dient hij 8 weken vóór het aflopen van de voorziening contact op te nemen met het college zodat beoordeeld kan worden of de toegekende voorziening nog bij eiser past.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt en er heeft een bezwaarhoorzitting plaatsgevonden.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Uit het onderzoek van [adviesbureau] is gebleken dat er geen sprake is van (objectiveerbare) beperkingen die de inzet van de gevraagde maatwerkvoorziening nodig maken. Eiser wordt geacht, met enige gebruikelijke zorg van zijn echtgenote, met zijn visuele beperkingen zelfstandig te kunnen functioneren voor wat betreft persoonlijke verzorging en maatschappelijke participatie. Voor zover hij nog ondersteuning nodig heeft bij zijn persoonlijke verzorging overweegt het college dat eiser nog leerbaar is. Dat blijkt uit het feit dat hij met hulp van Visio zijn Iphone heeft leren gebruiken. Dit maakt dat ondersteuning en overname van de persoonlijke verzorging niet langdurig noodzakelijk is. Bovendien heeft eiser, ook tijdens de hoorzitting, niet duidelijk gemaakt waar de beperkingen ten aanzien van de zelfzorg precies uit bestaan. Ten aanzien van de begeleiding heeft te gelden dat voor zover eisers problemen met maatschappelijke participatie voortvloeien uit zijn visuele beperking, hij via eigen kracht en algemene voorzieningen voldoende kan participeren. Enerzijds kan eiser een beroep doen op zijn vrouw en neef om hem te begeleiden en anderzijds kan hij hulp vragen van bijvoorbeeld het maatjesproject en cliëntondersteuning van MEE. Om eiser de gelegenheid te geven te wennen aan de nieuwe situatie, namelijk het eindigen van het pgb, zal het pgb tot 1 januari 2019 worden voortgezet. Dit geeft eiser de tijd alternatieven te zoeken voor de individuele begeleiding en om zelfstandiger te worden met betrekking tot de persoonlijke verzorging. Verdere specifieke deskundige begeleiding door bijvoorbeeld de [naam stichting] Stichting is wel mogelijk in de vorm van zorg in natura. Indien eiser daarvan gebruik wil maken, dient hij contact op te nemen met het college.
2. Eiser heeft aangevoerd dat het college ten onrechte is overgegaan tot het verlagen van het pgb voor persoonlijke verzorging en begeleiding individueel naar nihil. Het college heeft onvoldoende onderzoek gedaan en is enkel afgegaan op het rapport van [adviesbureau]. [adviesbureau] heeft ten onrechte geconcludeerd dat het merendeel van de zorg, verleend door eisers echtgenote, aangeboden kan worden in de vorm van een gebruikelijke voorziening. Verder gaat het college er ten onrechte vanuit dat eiser leerbaar is, terwijl Visio heeft geconstateerd dat dat niet het geval is. Het college had een deskundige moeten inschakelen om zijn leerbaarheid te laten onderzoeken. Zorg in natura is voor eiser niet geschikt, omdat hij vanwege zijn psychische beperkingen gebaat is bij een klein clubje zorgverleners (met name zijn vrouw).Volgens het college is er sprake van mantelzorg, maar eisers echtgenote wil alleen tegen betaling werkzaamheden verrichten voor eiser, daarmee kan er dus geen sprake zijn van mantelzorg. Gelet op de aard (nagenoeg elke handeling) en intensiteit (dagelijks) en de leeftijd van eiser (ten tijde van het bestreden besluit 41 jaar), is er ook geen sprake van gebruikelijke hulp.
In verweer heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het onderzoek door [adviesbureau] zorgvuldig is uitgevoerd zodat het bestreden besluit daarop mocht worden gebaseerd. Het controleren of zelfzorg goed is uitgevoerd, is gebruikelijke zorg die de echtgenote van eiser kan verlenen. Daarvoor is geen maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 nodig. In het advies van [adviesbureau] staat dat eiser het afgelopen jaar heeft leren omgaan met een Iphone. Daaruit kan worden afgeleid dat eiser wel leerbaar is, maar dat er mogelijk een motivatieprobleem is. Dat is geen reden voor het toekennen van een maatwerkvoorziening. Verder is er, anders dan eiser aanvoert, geen sprake van mantelzorg. Er is sprake van gebruikelijke zorg die de echtgenote aan eiser biedt.
3.
Regelgeving
De toepasselijke wetsbepalingen zijn opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
4.
Beoordeling door de rechtbank
4.1
Procesbelang
De rechtbank stelt allereerst vast, dat een deel van de periode die beoordeeld moet worden inmiddels is verstreken. Er is sprake van een afgesloten periode in het verleden, waarover geen zorg meer kan worden verleend. De rechtbank ziet zich daarom ambtshalve voor de vraag gesteld, of eiser nog een belang heeft bij een oordeel over dat deel van het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Ter zitting is verklaard dat over deze periode uren zorg zijn verleend door eisers echtgenote, waarvoor facturen zijn opgesteld die nog niet betaald zijn. De rechtbank ziet geen aanleiding aan die verklaring te twijfelen. Ook voor wat betreft de nihilstelling van de maatschappelijke ondersteuning per 1 januari 2019 heeft eiser een procesbelang vanwege de uitstralende werking naar de toekomst.
4.2
Geschil
In geschil is de vraag of eiser vanwege zijn visuele beperking in aanmerking komt voor ondersteuning (namelijk individuele begeleiding en persoonlijke verzorging) op grond van de Wmo 2015 en zo ja, voor hoeveel uur per week. Meer specifiek gaat het om de vraag of het college terecht is overgegaan tot het afbouwen van het aantal uren voor de hiervoor genoemde voorzieningen over het jaar 2018 tot nihil per 1 januari 2019, onder de motivering dat eiser leerbaar is en inmiddels met zijn beperking zodanig zelfredzaam zou moeten zijn en zodanig zou moeten kunnen participeren in de maatschappij dat ondersteuning op grond van de Wmo2015 niet langer nodig is.
4.3
Deskundige
De rechtbank heeft het onderzoek heropend om de kwestie van eisers leerbaarheid voor te leggen aan klinisch neuropsycholoog [neuropsychloog] heeft de beschikbare (medische) informatie bestudeerd en een twee uur durend psychiatrisch onderzoek bij eiser afgenomen. In haar rapport van 23 oktober 2019 heeft zij gemotiveerd uiteengezet dat de huidige klachten van eiser classificeren als een posttraumatische stressstoornis en dat deze stoornis het functioneren van eiser als visueel gehandicapte beïnvloedt. Eiser is zeer angstig dat hem gevaar overkomt, waardoor hij zeer waakzaam is en situaties waarin hij meent erg kwetsbaar te zijn koste wat het kost voorkomt. Hierdoor is hij in veel grotere mate afhankelijk geworden dan alleen op grond van zijn blindheid zou worden verwacht. De angststoornis staat het zelfstandig leren ondernemen van activiteiten, zowel binnens- als buitenshuis, in ernstige mate in de weg. De verwachting is dat wanneer door traumabehandeling de angst dat anderen misbruik van hem zullen maken, evenals het gevoel van eigen kwetsbaarheid en machteloosheid zullen zijn afgenomen, eiser meer zal aandurven. Hulp van zijn vrouw bij het bekijken van de post en het afhandelen van financiële zaken zal nodig blijven. Professionele begeleiding bij het leren om zelfstandig buitenshuis te wandelen, zelfstandig vaardigheden rondom de persoonlijke verzorging en huishoudelijk taken uit te voeren en bij het gebruik leren maken van (algemene) voorzieningen (zoals taxi en/of OV) zal eveneens tijdelijk nodig zijn. De huidige stoornis was volgens Van [neuropsychloog] in 2018 in dezelfde mate aanwezig.
Het college heeft in reactie van 25 november 2019 gesteld in het deskundigenrapport geen aanleiding te zien een ander standpunt in te nemen. Het college ontkent niet dat eiser hulp nodig heeft, maar is van mening dat deze hulp op het psychische vlak ligt en niet op het vlak van de persoonlijke verzorging, hulp bij het klaar maken van zijn eten en de weg vinden in huis. De hulp die eisers vrouw biedt is gebruikelijke hulp en feitelijk niet pgb-waardig. Voor het maken van uitstapjes is een ander product voorhanden binnen de Wmo, bijvoorbeeld in de vorm van dagbesteding.
Vervolgens heeft eiser op 10 februari 2020 gereageerd op het rapport van [neuropsychloog] en op de reactie van het college. Hij kan zich vinden in de bevindingen van [neuropsychloog]. Ook hij meent dat hij vanaf 1 januari 2018 tot op heden niet leerbaar is en dat hij eerst behandeld dient te worden voor zijn psychische klachten voordat hij zelfstandig de aspecten van de persoonlijke verzorging en individuele begeleiding kan vervullen. De door eisers vrouw geleverde zorg is, anders dan het college stelt, geen gebruikelijke zorg.
4.4
Oordeel van de rechtbank
Als uitgangspunt geldt dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt, tenzij bijzondere omstandigheden afwijking van deze hoofdregel kunnen rechtvaardigen (vergelijk de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3654). Naar het oordeel van de rechtbank is er in dit geval geen reden om een uitzondering op de hoofdregel aan te nemen en kan het rapport van de onafhankelijke deskundige worden gevolgd. Het rapport geeft blijk van een zorgvuldig onderzoek en is inzichtelijk en consistent. Deskundige [neuropsychloog] had de beschikking over alle relevante medische gegevens en zij heeft eiser zelf psychiatrisch onderzocht. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de deskundige haar bevindingen voldoende gemotiveerd en is zij op zorgvuldige en voldoende inzichtelijke wijze tot haar standpunt gekomen. De rechtbank zal in dit geval de conclusies van de door haar geraadpleegde deskundige dus volgen.
Het oordeel van de deskundige volgend, concludeert de rechtbank dat eisers angststoornis (PTSS) zijn vermogen om te leren omgaan met zijn blindheid en daarin een grotere mate van zelfstandigheid te verwerven, ernstig in de weg staat. Dit betekent dat er geen sprake is van een motivatieprobleem zoals het college stelt, maar van een psychisch probleem wat
– zolang dat onbehandeld blijft – tot gevolg heeft dat bij eiser niet de door het college verwachte verbetering in leerbaarheid/zelfstandigheid heeft plaatsgevonden. Nu [neuropsychloog] heeft geconstateerd dat er zonder behandeling geen verbetering van eisers zelfstandigheid kan optreden, is het college ten onrechte per 1 januari 2018 overgegaan tot het afbouwen van de toegekende maatschappelijke ondersteuning. Het college heeft in de bevindingen van [neuropsychloog] geen aanleiding gezien het bestreden besluit te wijzigen en heeft in plaats daarvan vastgehouden aan het eerdere rapport van [adviesbureau], waarin een ander standpunt werd ingenomen over eisers leerbaarheid. Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet juist.
Mede gelet op het feit dat met het deskundigenrapport is komen vast te staan dat er bij eiser sprake is van een angststoornis, is de rechtbank van oordeel dat de door eisers echtgenote geleverde zorg geen ‘gebruikelijke zorg’ betreft. Op grond van de Beleidsregels van het college wordt voor de bepaling van gebruikelijke (en daarmee ook bovengebruikelijke) zorg aansluiting gezocht bij de CIZ indicatiewijzer versie 7.1 (juli 2014). In de indicatiewijzer staat:
als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke zorg.Naar het oordeel van de rechtbank is van een dergelijke situatie sprake, zodat de zorg door eisers echtgenote ten onrechte door het college is gekwalificeerd als gebruikelijk.
Dit betekent dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid en niet deugdelijk is gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.
4.5
Zelf voorzien
Vanwege het tijdsverloop en het feit dat het college ondanks de bevindingen van de door de rechtbank ingeschakelde deskundige bij zijn bestreden standpunt blijft, ziet de rechtbank aanleiding zelf in de zaak te voorzien.
Voor het vaststellen van het aantal uren persoonlijke verzorging per 1 januari 2018 sluit de rechtbank aan bij wat zij hierover in haar uitspraak van 27 augustus 2019 in de zaak 18/44 Wmo15 heeft geoordeeld, zodat per die datum van 1 januari 2018 8 uur persoonlijke verzorging per week dient te worden toegekend.
Ten aanzien van de benodigde uren voor ‘begeleiding individueel’ kent de rechtbank met ingang van 1 januari 2018 ook 8 uur per week toe. De rechtbank ziet geen reden om meer uren toe te kennen omdat eiser in het verleden te kennen heeft gegeven dat 8 uur voldoende is (de rechtbank verwijst naar de uitspraak van deze rechtbank van 3 oktober 2017 met vindplaats ECLI:NL:RBZWB:2017:6524) en het de rechtbank niet overtuigend is gebleken dat deze 8 uur per 1 januari 2018 onvoldoende waren.
De rechtbank is verder van oordeel dat deze voorzieningen ook per 1 januari 2019 (in dezelfde omvang) dienen te worden toegekend, in ieder geval tot aan de datum van het deskundigenrapport (23 oktober 2019). Immers is pas op 23 oktober 2019 bekend geworden dat eiser lijdt aan een angststoornis, zodat het niet in de rede ligt dat eiser vóór die datum een op zijn aandoening toegespitste behandeling heeft gevolgd en het dus niet aannemelijk is dat er vóór die tijd verbetering in zijn leerbaarheid/zelfstandigheid is opgetreden.
5.
Conclusie
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
Ook zal de rechtbank het college veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.362,50 (1 punt voor het indienen van een bezwaarschrift, 1 punt voor het bijwonen van de bezwaarhoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, en een half punt voor de inhoudelijke schriftelijke zienswijze na verslag deskundigenonderzoek, met een waarde van € 525,00 per punt).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • herroept het primaire besluit;
  • bepaalt dat eiser voor de periode van 1 januari 2018 tot en met in ieder geval 23 oktober 2019 recht heeft op 8 uur persoonlijke verzorging en 8 uur individuele begeleiding per week in de vorm van een persoonsgebonden budget;
  • bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 46,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.362,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, voorzitter, mr. J.L. Sierkstra en mr. V.M. Schotanus, leden, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 19 juni 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

BIJLAGE REGELGEVING

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015
Artikel 1.1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)
-
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (…).
Artikel 1.2.1
Een ingezetene van Nederland komt overeenkomstig de bepalingen van deze wet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening, bestaande uit:
a. door het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, te verstrekken ondersteuning van zijn zelfredzaamheid en participatie, voor zover hij in verband met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk voldoende zelfredzaam is of in staat is tot participatie (…).
Artikel 2.3.2
1. Indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, voert het college in samenspraak met degene door of namens wie de melding is gedaan en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers dan wel diens vertegenwoordiger, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes weken, een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met achtste lid. Het college bevestigt de ontvangst van de melding.
(…)
4. Het college onderzoekt:
a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt;
b. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te verbeteren of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
c. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d. de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
e. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, onderscheidenlijk de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
f. de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid, zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;
g. welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4, verschuldigd zal zijn. (…)
Artikel 2.3.5
(…) 3. Het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Verordening maatschappelijke ondersteuning Tilburg 2018
Artikel 1
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)
h.
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten (…).
2.2
Gesprek
1.Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:
a.de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;
b.het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;
c.de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
d.de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
e.de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;
f.de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;
Artikel 4.1
2. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:
a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven (…).
Artikel 4.7
1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening: (…)
b. als de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;
c. als de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;
Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Tilburg 2018
Gebruikelijk zorg bij maatwerkvoorzieningen
Voor de bepaling van gebruikelijke (en daarmee ook bovengebruikelijke zorg) wordt aansluiting gezocht bij de CIZ indicatiewijzer versie 7.1 (juli 2014).
CIZ indicatiewijzer versie 7.1 juli 2014
4.4
Gebruikelijke zorg per functie
4.4.1
Persoonlijke Verzorging
Partners onderling, in kortdurende situaties
Persoonlijke Verzorging van de volwassen verzekerde door zijn partner is alleen gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de verzekerde, dat AWBZ-zorg daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden. Van partners wordt in die situatie verwacht dat zij elkaar alle Persoonlijke Verzorging bieden. De zorgplicht van partners onderling betreft persoonlijke, lichaamsgebonden zorg in de vorm van assistentie en overname bij de algemeen dagelijkse levensverrichtingen, maar ook aandacht en begeleiding bij een aandoening. Bijvoorbeeld als de partner een been
breekt. Clientsoevereiniteit behoort bij partners onderling niet tot de categorie uitzonderingen en is daarom hier niet van toepassing, ook niet vanwege geloofsovertuiging, culturele achtergrond of binnen een gezinssituatie waarin partners ruzie hebben.

Partners onderling, in langdurige situaties

Als vanaf de start van de zorgsituatie duidelijk is dat de zorgsituatie een langdurig karakter heeft, is er geen sprake van gebruikelijke zorg. Er hoeft dan niet eerst drie maanden ‘gebruikelijke zorg’ door partners geleverd te worden, alvorens AWBZ-zorg kan worden geindiceerd.
4.4.3 Begeleiding
Partners onderling, ouders en volwassen inwonende kinderen en/of andere volwassen huisgenoten onderling
Kortdurende situaties
Alle begeleiding van de verzekerde door de partner, ouder, volwassen kind en/of elke andere volwassen huisgenoot is gebruikelijke zorg als er sprake is van een kortdurende zorgsituatie, met uitzicht op een dusdanig herstel van het gezondheidsprobleem en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de verzekerde, dat AWBZ-zorg daarna niet langer is aangewezen. Daarbij gaat het over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.
Langdurige situaties
Als het gaat om een chronische situatie is de Begeleiding van een volwassen verzekerde gebruikelijke zorg wanneer die Begeleiding naar algemeen aanvaarde maatstaven door partner, ouder, inwonend kind en/of andere huisgenoot in de persoonlijke levenssfeer onderling aan elkaar moet worden geboden. Het gaat hierbij in ieder geval om de volgende vormen van begeleiding aan een verzekerde:
• Het geven van BG aan een verzekerde op het terrein van de maatschappelijke participatie. Dit is in het algemeen geen AWBZ-aanspraak.
• Het begeleiden van verzekerde bij het normaal maatschappelijk verkeer binnen de persoonlijke levenssfeer, zoals het bezoeken van familie/vrienden, huisarts, enzovoort.
• Het bieden van hulp bij of het overnemen van taken die bij een gezamenlijk huishouden horen, zoals het doen van de administratie. Dit kan worden overgenomen door een niet-beperkte huisgenoot wanneer die taak altijd door de nu beperkte verzekerde werd uitgevoerd.