In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 januari 2020, werd de weigering van dubbele kinderbijslag voor intensieve zorg aan eiseres, die een aanvraag had ingediend voor haar zoon, beoordeeld. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had in een primair besluit van 26 juli 2018 de aanvraag afgewezen op basis van een negatief advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Dit besluit werd in een bestreden besluit van 28 november 2018 bevestigd, waarop eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 12 december 2019 waren zowel eiseres als haar gemachtigde, mr. H. Weinans, aanwezig, evenals mr. A. Marijnissen namens de Svb.
De rechtbank onderzocht de beroepsgronden van eiseres, die aanvoerde dat de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg in strijd was met de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk). Eiseres betoogde dat het systeem van zorgscores niet juist was en dat er onvoldoende rekening werd gehouden met specifieke zorgbehoeften van haar zoon. De rechtbank oordeelde echter dat de Regeling niet strenger was dan de AKW en het Buk, en dat het systeem van zorgscores, waarbij per item alleen 0 of 1 punt kan worden gescoord, in lijn was met de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep.
De rechtbank concludeerde dat de Svb op goede gronden de weigering van dubbele kinderbijslag per 1 april 2018 had gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de medisch adviseur van het CIZ zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren aangedragen die de conclusie van de medisch adviseur konden weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.