ECLI:NL:RBZWB:2020:269

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 januari 2020
Publicatiedatum
24 januari 2020
Zaaknummer
AWB- 18_8587
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van dubbele kinderbijslag voor intensieve zorg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 20 januari 2020, werd de weigering van dubbele kinderbijslag voor intensieve zorg aan eiseres, die een aanvraag had ingediend voor haar zoon, beoordeeld. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) had in een primair besluit van 26 juli 2018 de aanvraag afgewezen op basis van een negatief advies van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ). Dit besluit werd in een bestreden besluit van 28 november 2018 bevestigd, waarop eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 12 december 2019 waren zowel eiseres als haar gemachtigde, mr. H. Weinans, aanwezig, evenals mr. A. Marijnissen namens de Svb.

De rechtbank onderzocht de beroepsgronden van eiseres, die aanvoerde dat de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg in strijd was met de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) en het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk). Eiseres betoogde dat het systeem van zorgscores niet juist was en dat er onvoldoende rekening werd gehouden met specifieke zorgbehoeften van haar zoon. De rechtbank oordeelde echter dat de Regeling niet strenger was dan de AKW en het Buk, en dat het systeem van zorgscores, waarbij per item alleen 0 of 1 punt kan worden gescoord, in lijn was met de rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep.

De rechtbank concludeerde dat de Svb op goede gronden de weigering van dubbele kinderbijslag per 1 april 2018 had gehandhaafd. De rechtbank oordeelde dat het onderzoek door de medisch adviseur van het CIZ zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen nieuwe medische gegevens waren aangedragen die de conclusie van de medisch adviseur konden weerleggen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/8587 AKW

uitspraak van de meervoudige kamer van 20 januari 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , [woonplaats] , eiseres

gemachtigde: mr. H. Weinans,
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (Svb), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 26 juli 2018 (primaire besluit) heeft de Svb geweigerd om dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toe te kennen.
In het besluit van 28 november 2018 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 12 december 2019.
Hierbij waren aanwezig eiseres en haar gemachtigde, en mr. A. Marijnissen namens de Svb.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres heeft op 21 maart 2018 een aanvraag voor dubbele kinderbijslag ingediend bij de Svb. De aanvraag gaat over haar zoon [naam zoon] , geboren op [geboortedatum] .
In het primaire besluit is de aanvraag afgewezen omdat het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) negatief heeft geadviseerd.
In het bestreden besluit zijn de bezwaren ongegrond verklaard omdat het CIZ in bezwaar opnieuw negatief heeft geadviseerd. [naam zoon] voldoet op de peildatum 1 april 2018 niet aan de voor zijn leeftijd vereiste minimale zorgscore van 4 punten. De zorgscore is vastgesteld op 0 punten. Het totaal van de extra verzorging en oppassing door de ouders is daardoor niet zodanig (aanzienlijk meer) dat er recht bestaat op dubbele kinderbijslag.
2.
Geschil
De rechtbank moet beoordelen of de Svb in het bestreden besluit op goede gronden de weigering per 1 april 2018 van dubbele kinderbijslag heeft gehandhaafd.
3.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling) in strijd is met artikel 7a, eerste lid, van de AKW en artikel 11, eerste lid, van het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk) omdat de Regeling een strenger criterium kent dan de AKW en het Buk. Ook is het systeem niet juist omdat er per item alleen 0 of 1 punt gescoord kan worden waardoor er onvoldoende nuancering mogelijk is. Bovendien is het Beoordelingskader onvolledig omdat daarin geen rekening wordt gehouden met specifieke aspecten zoals pijn waardoor extra verzorging nodig is. Verder was het onderzoek door het CIZ onzorgvuldig omdat er geen huisbezoek is gebracht en er niet met eiseres is gesproken. Ook is ten onrechte geen zorgscore toegekend op de items lichaamshygiëne, gedrag, alleen thuis zijn en begeleiding buitenshuis. Eiseres voert ten slotte aan dat in het bestreden besluit ook staat dat het CIZ een zorgscore heeft vastgesteld voor de aandachtsgebieden lichaamshygiëne, zindelijkheid, communicatie en bezighouden/handreikingen en dat er volgens het besluit op diverse aspecten sprake is van extra zorg en oppassing. Het besluit is dus innerlijk tegenstrijdig. Eiseres beschikt bovendien over een email waarin de gemachtigde van de Svb de opsteller van het bestreden besluit hierop aanspreekt.
4.
Juridisch kader
De rechtbank verwijst voor het juridische kader dat van toepassing is naar de bijlage aan het slot van de uitspraak.
5.
Oordeel van de rechtbank
5.1
De rechtbank zal eerst de beroepsgronden van eiseres die zien op het systeem van de regelgeving beoordelen.
De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond dat de Regeling een strenger criterium kent om voor dubbele kinderbijslag in aanmerking te komen dan artikel 7a, van de AKW en artikel 11, eerste lid, van het Buk, geen doel treft. Naar het oordeel van de rechtbank geeft artikel 7a, eerste lid, van de AKW geen inhoudelijke invulling aan het begrip ‘intensieve zorg’. Er wordt juist verwezen naar een algemene maatregel van bestuur waarin de mate van intensieve zorg zal worden bepaald. Die algemene maatregel van bestuur is het Buk, waar in artikel 11, eerste lid, is bepaald dat sprake is van intensieve zorg wanneer door bepaalde daar genoemde factoren de verzorging en oppassing door de ouders ‘in ernstige mate wordt verzwaard’. Voor de verdere invulling daarvan wordt in het tweede lid verwezen naar een ministeriële regeling. Dat is de Regeling. Uit artikel 3, tweede lid, van de Regeling volgt dat sprake moet zijn van een ‘zware zorgbehoefte’ voordat een zorgscore wordt toegekend. Vervolgens wordt in de Regeling uitgewerkt wanneer zorgscores leiden tot intensieve zorg. De rechtbank ziet op grond van het voorgaande niet in dat de Regeling een strenger criterium kent om voor dubbele kinderbijslag in aanmerking te komen dan artikel 7a, van de AKW en artikel 11, eerste lid, van het Buk, ook niet in taalkundig opzicht.
De beroepsgrond dat het systeem niet juist is omdat er per item alleen 0 of 1 punt gescoord kan worden waardoor er onvoldoende nuancering mogelijk is, treft evenmin doel. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (bijvoorbeeld de uitspraak van 19 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3029) volgt dat deze het systeem waarin er per item alleen 0 of 1 punt gescoord kan worden heeft aanvaard. De CRvB heeft bovendien geoordeeld dat het gehanteerde Beoordelingskader aan te merken is als een vaste gedragslijn en dat niet is gebleken dat deze gedragslijn in strijd komt met enige regel van geschreven of ongeschreven recht. Het Beoordelingskader kan daarom als uitgangspunt worden genomen voor de beoordeling van het recht op dubbele kinderbijslag.
In tegenstelling tot eiseres is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat het Beoordelingskader onvolledig is omdat daarin geen rekening zou worden gehouden met specifieke aspecten zoals pijn waardoor extra verzorging nodig is. De rechtbank overweegt in dit verband dat uit de Regeling en het Beoordelingskader volgt dat daar waar bepaalde klachten objectiveerbaar leiden tot beperkingen als gevolg van een ziekte of stoornis en die beperkingen leiden tot verzwaring van de verzorging en oppassing door de ouders, dit wel degelijk is onder te brengen onder de items en kan leiden tot een zorgscore. Zo kan bijvoorbeeld onder omstandigheden het verlichten van pijn door middel van massage leiden tot een zorgscore voor het item medische verzorging.
5.2
De rechtbank komt vervolgens toe aan de inhoudelijke beoordeling van de weigering van dubbele kinderbijslag.
Het bestreden besluit berust op het rapport van de medisch adviseur van 6 november 2018.
De medisch adviseur heeft het dossier bestudeerd, waaronder het medisch vragenformulier dat eiseres heeft ingevuld en informatie van behandelaars uit de periode augustus 2009 tot en met 2016. De medisch adviseur beschikte ook over informatie uit e-mails van de gemachtigde van eiseres. Bovendien heeft de medisch adviseur telefonisch informatie ingewonnen: op 9 oktober 2018 bij eiseres, op 12 oktober 2018 bij de behandelend fysiotherapeut en op 23 oktober 2018 bij de leerkracht van [naam zoon] . De medisch adviseur heeft geen medische gegevens bij behandelaars opgevraagd, omdat van de kant van eiseres is aangegeven dat er na 2016 geen aanvullend onderzoek meer is geweest om de klachten van [naam zoon] te verklaren.
Volgens de medisch adviseur kan de actuele ernst en de mate van de pijn- en vermoeidheidsklachten niet verklaard worden middels geobjectiveerde problematiek. De angsten en gedragsproblemen kunnen evenmin verklaard worden op basis van aantoonbare ziekte en/of gebrek. De GGZ heeft in 2016 gemeld dat na behandeling de angsten en problematiek rondom het doorzettingsvermogen van [naam zoon] sterk zijn verminderd. De huidige informatie is hiermee niet in overeenstemming. Er is geen diagnose voor de algehele ontwikkelingsachterstand en gedragsstoornissen. De revalidatiearts heeft in 2016 gemeld dat mogelijk sprake is van disbalans tussen draagkracht en draaglast, mogelijk ziektewinst. Er zou aanvullend onderzoek volgen, maar volgens eiseres zijn er geen aanvullende rapporten. Er is geen anatomische of anderszins aantoonbare verklaring voor de huidige klachten van [naam zoon] . De huisarts meldt in 2018 actueel psychosociale problematiek. De juridisch medewerker heeft de verzorgings- en begeleidingsbehoefte, bij onder andere de lichaamshygiëne, zindelijkheid, beweging, toezicht thuis en buiten, geïnventariseerd en beoordeeld. Deze zorgbehoefte is aannemelijk te achten.
De rechtbank overweegt dat het advies van de medisch adviseur van het CIZ een deskundigenadvies is. Het is vaste rechtspraak (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 25 september 2012, ECLI:NL:CRVB: 2012:BX8145) dat de Svb bij de besluitvorming van dergelijke adviezen mag uitgaan, tenzij er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies of twijfel aan de juistheid of volledigheid ervan.
De rechtbank is van oordeel dat het onderzoek door de medisch adviseur van het CIZ zorgvuldig is geweest. De medisch adviseur heeft het dossier bestudeerd, waaronder het medisch vragenformulier en schriftelijke informatie van behandelaars. Ook is er telefonisch gesproken met eiseres, de behandelend fysiotherapeut en de leerkracht van [naam zoon] . De medisch adviseur heeft afgezien van het brengen van een huisbezoek omdat de onduidelijkheid niet ligt in de aangegeven beperkingen maar in de verklaring daarvan vanuit een medische aandoening. Eiseres heeft tijdens de zitting aangevoerd dat een huisbezoek wel meerwaarde zou hebben gehad, omdat de medisch adviseur dan uit haar mond had kunnen horen hoe het er in huis aan toe gaat. De rechtbank ziet niet in wat die meerwaarde had kunnen zijn, omdat eiseres telefonisch al haar verhaal aan de medisch adviseur heeft kunnen doen. Bovendien heeft eiseres in bezwaar zelf afgezien van een hoorzitting. De medisch adviseur heeft afgezien van het opvragen van informatie bij behandelaars omdat er na 2016 geen aanvullend onderzoek meer heeft plaats gevonden om de klachten van [naam zoon] te verklaren. De rechtbank is niet gebleken, en eiseres heeft dat ook niet gesteld, dat er medische feiten zijn gemist. Naar het oordeel van de rechtbank beschikte de medisch adviseur dan ook over een volledig beeld van de situatie van [naam zoon] in zijn thuissituatie en daarbuiten.
De rechtbank is ook van oordeel dat de medisch adviseur inzichtelijk en voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen zorgscores zijn toegekend. Samengevat komt die motivering erop neer dat niet is geobjectiveerd dat [naam zoon] zodanig ernstige beperkingen heeft dat daardoor de verzorging en oppassing door zijn ouders in ernstige mate wordt verzwaard. Eiseres heeft in bezwaar en in beroep niet zelf nieuwe medische gegevens aangedragen. De rechtbank ziet daarom geen reden voor twijfel aan de bevindingen en conclusies van de medisch adviseur. De rechtbank voegt daaraan toe dat het volgens de GGZ in 2016 na de behandeling beter ging met [naam zoon] . Verder zijn in 2016 uit radiologisch onderzoek van de bovenarmen geen afwijkingen gebleken. Ook is [naam zoon] na 2016 niet meer specifiek onder behandeling geweest voor zijn klachten, afgezien van periodes met behandelingen door zijn fysiotherapeut. Bovendien blijkt uit het rapport van de medisch adviseur dat [naam zoon] volgens zijn leerkracht tot meer in staat dan volgens eiseres, bijvoorbeeld als het gaat om het zichzelf aan- en uitkleden.
De rechtbank is ten slotte niet gebleken van bijzondere omstandigheden die in het geval van [naam zoon] noodzaken om af te wijken van het Beoordelingskader.
In het bestreden besluit is overwogen dat het CIZ een zorgscore heeft vastgesteld voor de aandachtsgebieden lichaamshygiëne, zindelijkheid, communicatie en bezighouden/handreikingen en dat er op diverse aspecten sprake is van extra zorg en oppassing. Uit het advies van de medisch adviseur en de overige overwegingen van het bestreden besluit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat deze overwegingen evident onjuist zijn, niet op [naam zoon] zien en een kennelijke verschrijving betreffen. De gemachtigde van de Svb heeft dit tijdens de zitting bevestigd. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres door de betreffende overwegingen in verwarring is geraakt. De onjuiste overwegingen zullen daarom niet leiden tot vernietiging van het besluit. De rechtbank ziet er evenmin aanleiding in om de Svb te veroordelen tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres en het griffierecht dat zij betaald heeft.
De rechtbank overweegt tot slot dat zij in de e-mail van 29 januari 2019 die namens eiseres tijdens de zitting is ingediend evenmin aanleiding ziet om het bestreden besluit te vernietigen. In deze e-mail wijst de gemachtigde van de Svb de opsteller van het bestreden besluit op de onjuistheden die in de vorige overweging genoemd zijn. De e-mail dateert echter van ná het bestreden besluit. De gemachtigde van de Svb geeft daarin achteraf feedback aan de opsteller van het bestreden besluit.
6.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de Svb in het bestreden besluit op goede gronden de weigering per 1 april 2018 van dubbele kinderbijslag heeft gehandhaafd.
Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, voorzitter, en mr. L.P. Hertsig en mr. V.M. Schotanus, leden, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2020.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage: Juridisch kader

Artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) bepaalt:
Een verzekerde heeft voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op een verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
De in artikel 7a, eerste lid, van de AKW bedoelde algemene maatregel van bestuur is het Besluit uitvoering kinderbijslag (Buk).
Artikel 11 van het Buk bepaalt:
1. Van intensieve zorg als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de wet is sprake als het een kind betreft dat zodanig ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke, zintuiglijke of geestelijke aard dat de verzorging en oppassing door de ouders in ernstige mate wordt verzwaard.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop vastgesteld wordt of er sprake is van intensieve zorg als bedoeld in het eerste lid.
Artikel 12 van het Buk bepaalt:
1. Om te bepalen of een kind intensieve zorg behoeft, wint de Sociale verzekeringsbank een op medische gegevens gebaseerd advies in bij het Centrum indicatiestelling zorg, genoemd in artikel 7.1.1, eerste lid, van de Wet langdurige zorg.
2. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de procedure alsmede de beoordelingscriteria waarop het advies, bedoeld in het eerste lid, wordt gebaseerd.
De in artikel 12, tweede lid, van het Buk genoemde ministeriële regeling is de Regeling uitvoering dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg (Regeling).
Artikel 2 van de Regeling bepaalt:
1. De SVB kan vaststellen dat er sprake is van intensieve zorg, indien het advies positief luidt.
2. Het advies luidt positief indien:
a. het kind blijkens een geldig indicatiebesluit als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is aangewezen op permanent toezicht of op 24 uur per dag zorg in de nabijheid; of
b. het kind blijkens de beoordeling van het CIZ intensieve zorg nodig heeft.
Artikel 3 van de Regeling bepaalt:
1. De beoordeling, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, komt tot stand aan de hand van de volgende items:
a. lichaamshygiëne;
b. zindelijkheid;
c. eten en drinken;
d. mobiliteit;
e. medische verzorging;
f. gedrag;
g. communicatie;
h. alleen thuis zijn;
i. begeleiding buitenshuis;
j. bezig houden, handreikingen.
2. Indien het CIZ oordeelt dat er sprake is van een zware zorgbehoefte op een item, kent het CIZ op dit item een punt toe.
3. Het kind behoeft intensieve zorg als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel b, indien:
a. het 3–5 jaar is en het CIZ minimaal 5 punten toekent;
b. het 6–9 jaar is en het CIZ minimaal 4 punten toekent;
c. het 10–17 jaar is en het CIZ minimaal 3 punten toekent.
4. In aanvulling op het derde lid kan het CIZ tot een positief advies komen indien het desbetreffende kind een punt toegekend krijgt op het item medische verzorging en er daardoor sprake is van de noodzaak tot permanent toezicht van de ouders.
Bij het bepalen of er per item een punt moet worden toegekend, hanteert het CIZ het Beoordelingskader Buk 2018 (Beoordelingskader).