Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (MRB) en een verzuimboete. De belanghebbende, houder van een Fiat Multipla Van, ontving een naheffingsaanslag omdat zijn voertuig niet voldeed aan de inrichtingseisen voor bestelauto's, specifiek omdat het voertuig een ruit aan de linkerkant van de laadruimte had. De inspecteur handhaafde de naheffingsaanslag en de verzuimboete na bezwaar van de belanghebbende. Tijdens de zitting op 9 januari 2020 werd bevestigd dat de auto niet voldeed aan de eisen, waardoor de naheffingsaanslag terecht was opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de boete, hoewel terecht opgelegd, gematigd moest worden tot € 750, gezien de omstandigheden van de belanghebbende, die had gehandeld op basis van informatie van de garagehouder. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond voor zover het gericht was tegen de boetebeschikking, vernietigde de uitspraak op bezwaar met betrekking tot de boete, en gelastte de inspecteur het griffierecht te vergoeden. De uitspraak is onherroepelijk indien binnen zes weken geen hoger beroep wordt ingesteld.