In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 28 mei 2020, wordt het beroep van eiser tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg behandeld. Eiser had een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, welke door het college met 100% werd verminderd van 1 juni 2019 tot en met 31 juli 2019. Dit besluit volgde op een primaire beslissing van 16 mei 2019, waarin het college stelde dat eiser niet had meegewerkt aan het onderzoek naar zijn arbeidsmogelijkheden bij het Praktijk Diagnose Centrum (PDC). Eiser had meerdere afspraken gemist zonder bericht van verhindering, wat leidde tot de maatregel.
Tijdens de zitting op 19 mei 2020 werd het beroep behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en een vertegenwoordiger van het college aanwezig waren. Eiser voerde aan dat het college onzorgvuldig had gehandeld en dat er geen verwijtbaarheid aan zijn kant was, gezien zijn psychische en lichamelijke problemen. De rechtbank overwoog dat eiser weliswaar problemen had, maar niet had aangetoond dat hij niet in staat was om op de afspraken te verschijnen. De rechtbank concludeerde dat het college terecht de maatregel had opgelegd, omdat eiser onvoldoende had meegewerkt aan het opstellen van een plan van aanpak.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de financiële gevolgen voor eiser, waaronder zijn schulden, geen aanleiding gaven om de maatregel te heroverwegen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de belanghebbende om mee te werken aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Participatiewet, en dat het college voldoende rekening had gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.