ECLI:NL:RBZWB:2020:2354

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 mei 2020
Publicatiedatum
29 mei 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5403
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van bijstandsuitkering en duurzaam gescheiden leven

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 mei 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van het college waarin een bedrag van € 902,- van haar werd teruggevorderd. Dit besluit was gebaseerd op de inkomsten van haar echtgenoot, die een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 jaar uitzit. Eiseres stelde dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot en dat zijn inkomsten geen invloed zouden moeten hebben op haar bijstandsverlening.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake is van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving, maar dat de detentie van de echtgenoot een daadwerkelijk beletsel vormt voor de voortzetting van de echtelijke samenleving. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Participatiewet, die bepaalt dat gehuwden die duurzaam gescheiden leven als ongehuwd worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat eiseres als duurzaam gescheiden levend van haar echtgenoot moet worden aangemerkt, waardoor de inkomsten van haar echtgenoot niet in aanmerking genomen hoeven te worden bij de bijstandsverlening.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen. Tevens is het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5403 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2020 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 10 juli 2019 (primaire besluit) heeft het college een bedrag van € 902,- van eiseres teruggevorderd.
In het besluit van 26 september 2019 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de telefonische zitting van de rechtbank op 16 april 2020. Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en [naam vertegenwoordiger] namens het college.

Overwegingen

1. Uit de overgelegde belastingaangifte over het jaar 2017 volgt dat de echtgenoot van eiseres ( [naam echtgenoot] ) een bedrag van € 902,- aan inkomstenbelasting terug ontvangt.
Eiseres heeft 25 juni 2019 aan het college doorgegeven dat haar echtgenoot over het jaar 2017 een bedrag van € 113,- terug ontvangt van de belastingdienst. Een bedrag van € 789,- heeft de belastingdienst verrekend, omdat haar echtgenoot nog een bedrag had openstaan van zijn omzetbelasting. Deze schuld is vanwege zijn detentie nooit is afgewikkeld. Eiseres vraagt of zij het bedrag van € 113,- mag behouden zonder dat zij gekort wordt. Zij heeft de aangifte 2017 en de ‘Mededeling Verrekening of terugbetaling’ naar het college gestuurd.
Bij het primaire besluit heeft het college het bedrag van € 902,- van eiseres teruggevorderd op grond van artikel 58, tweede lid, onder f, onder 1, van de Participatiewet.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 10 juli 2019.
Het college heeft bij het bestreden besluit de bezwaren ongegrond verklaard.
2. Zoals besproken op de telefonische zitting is de primaire beroepsgrond van eiseres, dat zij duurzaam gescheiden leeft van haar echtgenoot; hij is veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 jaar. De inkomsten van de echtgenoot kunnen volgens eiseres daarom geen gevolgen hebben voor haar uitkering.
3. Gehuwden die duurzaam gescheiden leven worden als ongehuwd aangemerkt (artikel 3 lid 2 onderdeel b Participatiewet). Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB; zie onder andere ECLI:NL:CRVB:2020:527) is van duurzaam gescheiden levende echtgenoten pas sprake als het een door beide betrokkenen, of één van hen, gewilde verbreking van de echtelijke samenleving betreft, waardoor ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet meer met de ander gehuwd en deze toestand door ten minste een van hen als bestendig is bedoeld. Ook een door geen van beide echtgenoten gewilde toestand, die voor de voortzetting van de echtelijke samenleving een daadwerkelijk beletsel vormt en waarvan redelijkerwijs niet valt te verwachten dat de echtelijke samenleving kan worden hervat, worden aangemerkt als een situatie van duurzaam gescheiden leven. Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer de echtgenoot voor langere tijd in een psychiatrische inrichting is opgenomen en geen positieve wijziging in diens geestestoestand is te verwachten (Kamerstukken II, 2002-2003, 28 870, nr. 3, pag. 32; geciteerd uit ECLI:NL:CRVB:2010:BO3524).
4. Vast staat, dat bij eiseres en haar echtgenoot geen sprake is van een gewilde verbreking van de echtelijke samenleving. De detentie vormt wel een daadwerkelijk beletsel voor de voortzetting van de echtelijke samenleving. En omdat sprake is van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 20 jaar, kan de echtelijke samenleving zeer lange tijd niet worden voortgezet. Hoewel de echtelijke samenleving na deze periode van 20 jaar kan worden hervat, is het niet reëel om op grond daarvan aan te nemen dat nu geen sprake zou zijn van duurzaam gescheiden leven. Anders gezegd: de zeer lange duur van de gevangenisstraf is hier bepalend voor de duurzaamheid; daaraan kan de enkele mogelijkheid van hervatting van de echtelijke samenleving in de verre toekomst niet in de weg staan. Op grond hiervan moet eiseres als duurzaam gescheiden levend van haar echtgenoot en daarmee als ongehuwd voor de Participatiewet worden aangemerkt.
5. Gevolg van die conclusie is, dat bij de bijstandverlening aan eiseres geen grond bestaat om rekening te houden met de inkomsten van haar echtgenoot. Dit betekent dat het beroep gegrond is en het bestreden besluit moet worden vernietigd. De rechtbank ziet aanleiding het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien. Het primaire besluit zal worden herroepen.
6. Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed. De rechtbank zal het college ook veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.100,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 525,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit van 10 juli 2019;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.100,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M. Zandbergen, griffier, op 28 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.