ECLI:NL:RBZWB:2020:2293

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 mei 2020
Publicatiedatum
26 mei 2020
Zaaknummer
AWB- 19_4737 en AWB- 19_4738
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvragen bijzondere bijstand voor verhuiskosten en inrichtingskosten

Op 26 mei 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaken AWB-19_4737 en AWB-19_4738, waarin eiseres, vertegenwoordigd door mr. C. van der Ent, in beroep ging tegen de afwijzing van haar aanvragen voor bijzondere bijstand door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda. De aanvragen betroffen kosten voor duurzame gebruiksgoederen in verband met de inrichting van een nieuwe woning. De rechtbank oordeelde dat de aanvragen terecht waren afgewezen, omdat de kosten tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan behoren en eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering rechtvaardigden. Eiseres had eerder aanvragen gedaan die ook waren afgewezen, en de rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die de afwijzing konden onderbouwen. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummers: BRE 19/4737 PW en BRE 19/4738 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2020 in de zaken tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. C. van der Ent,
en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

In de besluiten van 9 november 2018 (zaaknummer 19/4737) en 21 februari 2019 (zaaknummer 19/4738) (primaire besluiten 1 en 2) heeft het college de aanvragen van bijzondere bijstand om verhuiskosten/inrichtingskosten van een urgentiewoning afgewezen.
In de besluiten van 27 augustus 2019 (bestreden besluiten 1 en 2) heeft het college de bezwaren van eiseres tegen de primaire besluiten ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
In verband met de coronacrisis heeft de geplande zitting op 27 maart 2020 geen doorgang kunnen vinden. Desgevraagd hebben partijen toestemming gegeven de beroepen af te doen zonder zitting. Vervolgens is het onderzoek op 22 april 2020 gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 8 februari 2018 bijzondere bijstand aangevraagd voor de kosten van duurzame gebruiksgoederen (namelijk een bed, een wasmachine en een fornuis) in verband met de inrichting van een nieuwe woning.
Bij het primaire besluit 1 is de aanvraag afgewezen onder de motivering dat de kosten behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en bestreden dienen te worden uit het periodieke inkomen, zelfs een inkomen op bijstandsniveau. Er zijn geen bijzondere omstandigheden die maken dat alsnog bijstand moet worden toegekend.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Op 21 december 2018 heeft eiseres opnieuw bijzondere bijstand aangevraagd voor de inrichting van haar nieuwe woning (namelijk wederom voor een bed, wasmachine en gasfornuis).
Bij het primaire besluit 2 heeft het college de aanvraag onder dezelfde motivering afgewezen. Het betreft een herhaalde aanvraag voor dezelfde gebruiksgoederen zonder dat gebleken is van veranderde omstandigheden.

Ook tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.

Bij de bestreden besluiten zijn de bezwaren, onder verwijzing naar het advies van de Commissie Sociaal Domein, ongegrond verklaard. De Commissie vindt dat de beide aanvragen van bijzondere bijstand terecht zijn afgewezen, maar dat de motivering wel dient te worden gewijzigd. Primair dienen de aanvragen te worden afgewezen omdat voor de betreffende kosten een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening bij de kredietbank West-Brabant. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat het aanvragen van een lening daar niet mogelijk was. Subsidiair heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat de kosten noodzakelijk zijn en meer subsidiair behoren de gevraagde kosten tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Deze kosten dienen in beginsel te worden bestreden uit een inkomen op bijstandsniveau, hetzij door middel van reservering, hetzij door gespreide betaling achteraf. De gevraagde kosten vloeien niet voort uit bijzondere omstandigheden.
Bij besluit van 28 augustus 2019 is (in zaaknummer 19/4737) aan eiseres een dwangsom toegekend van € 1.442,- wegens overschrijding van de beslistermijn voor het nemen van de beslissing op het bezwaar. In de zaak met zaaknummer 19/4738 is bij besluit van 16 oktober 2019 besloten geen dwangsommen toe te kennen. Tegen dat besluit heeft eiseres geen rechtsmiddelen aangewend.
2. In geschil is of het college de aanvragen om bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen/inrichtingskosten terecht heeft afgewezen.
3. Eiseres voert aan dat haar ten onrechte tot tweemaal toe geen bijzondere bijstand is toegekend. Haar verhuizing in juli 2018 was gedwongen en onverwachts, waardoor eiseres hierop niet financieel heeft kunnen anticiperen. Zij heeft een andere woning toegewezen gekregen en heeft daarbij de nodige kosten gemaakt voor de inrichting en voor kluswerkzaamheden. Haar inboedel was grotendeels tweedehands en dusdanig verouderd dat zij deze niet kon meeverhuizen. Normaliter wordt in een dergelijke situatie aan bijstandsgerechtigden bijzondere bijstand voor de inrichtingskosten toegekend.
4. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de Participatiewet heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
De kosten van vervanging van de inrichting van de woning / duurzame gebruiksgoederen behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Eiseres dient deze kosten in beginsel zelf te betalen, ook bij een inkomen op bijstandsniveau, bijvoorbeeld door hiervoor geld opzij te zetten (te reserveren) of door gespreide betaling achteraf. Voor dergelijke kosten wordt alleen bijzondere bijstand verleend indien de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden waardoor eiseres de kosten niet zelf kan betalen (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 oktober 2019, te vinden op www.rechtspraak.nl via ECLI:NL:CRVB:2019:3319).
5.2
Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van onvoorziene omstandigheden of andere bijzondere omstandigheden die aan reservering voor de te vervangen spullen in de weg hebben gestaan. Dat zij binnen korte tijd moest verhuizen, is in dit kader geen bijzondere omstandigheid, omdat de spullen in beginsel meeverhuisd kunnen worden. Dat er een acute noodzaak was deze spullen bij de verhuizing te vervangen, heeft zij niet aannemelijk gemaakt bijvoorbeeld aan de hand van oude betalingsbewijzen of door middel van foto’s of een verklaring van een reparateur.
Bovendien kan van haar, conform het beleid van het college, gevergd worden dat zij, nu geld reserveren vooraf blijkbaar niet is gelukt, eerst probeert een lening te krijgen bij de gemeentelijke kredietbank (gespreide betaling achteraf).
5.3
Hieruit volgt dat het college de aanvragen van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat geen sprake is van uit bijzondere individuele omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan.
6. Op grond van het voorgaande zullen de beroepen ongegrond worden verklaard.
7. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 26 mei 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.