ECLI:NL:RBZWB:2020:2135

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2020
Publicatiedatum
12 mei 2020
Zaaknummer
C/02/363936/JE RK 19-1879
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van opvoedingsproblemen

In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 april 2020 een beschikking gegeven met betrekking tot de verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [minderjarige]. De kinderrechter heeft de zaak behandeld in het kader van ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de minderjarige ernstig belemmeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], in een gesloten instelling verblijft en dat er een ontwikkeling in positieve zin waarneembaar is, maar dat er ook nog steeds sprake is van onveilige situaties. De gecertificeerde instelling Stichting Intervence heeft verzocht om de minderjarige voor de duur van een jaar in een gesloten accommodatie te doen opnemen. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met inachtneming van de coronamaatregelen, waarbij betrokkenen telefonisch zijn gehoord.

De kinderrechter heeft in eerdere beschikkingen aandacht besteed aan de tweedeling in het gedrag van de minderjarige, waarbij zowel positieve als negatieve aspecten naar voren komen. De minderjarige toont zelfredzaamheid en maakt plannen voor de toekomst, maar zijn agressiviteit en zelfbepalendheid belemmeren zijn verdere ontwikkeling. De kinderrechter heeft de onafhankelijke gedragswetenschapper om advies gevraagd en is van mening dat een vervolgplaatsing op basis van een voorwaardelijke machtiging de beste manier is om de voortgang te waarborgen. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd met ingang van 4 april 2020 tot 4 juli 2020, en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
zaakgegevens: C/02/363936 / JE RK 19-1879
datum uitspraak: 3 april 2020
uitwerking verkorte beschikking van 3 april 2020 betreffende machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van:

STICHTING INTERVENCE, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),

gevestigd te Middelburg,
betreffende
[minderjarige] ,geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [minderjarige] ,
advocaat: mr. R.T.K. Davidse te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[minderjarige] , voornoemd.

De kinderrechter merkt als informant aan:

[moeder] , hierna te noemen de moeder,

wonende te Middelburg.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van 31 januari 2020 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- de brief van de GI 18 februari 2020, ontvangen op 19 februari 2020, met bijlagen;
- de brief van mr. Davidse van 17 februari 2020, met daarbij het plan van [minderjarige] voor zijn verdere ontwikkeling;
- de brief van de GI van 20 maart 2020, ontvangen op 23 maart 2020;
- de brief van mr. Davidse van 24 maart 2020;
- het proces verbaal van de zitting van 25 maart 2020;
- de brief van de GI van 30 maart 2020 met bijlagen, ontvangen op 31 maart 2020.
Gelet op de recente ontwikkelingen omtrent het Coronavirus (COVID-19) heeft de Rechtspraak besloten alle rechtbanken te sluiten. Urgente zaken zoals de onderhavige gaan echter wel door met dien verstande dat betrokkenen telefonisch zijn gehoord en niet in persoon. De rechtbank wil met deze maatregelen voorkomen dat het Coronavirus verder wordt verspreid. Hoewel de rechtbank veel waarde hecht aan het horen van betrokkenen in persoon laat zij thans het belang van de volksgezondheid in het algemeen en de veiligheid van haar medewerkers in het bijzonder prevaleren. Het betreffen uitzonderlijke tijden die tot uitzonderlijke maatregelen nopen. Volledigheidshalve merkt de rechtbank op dat betrokkenen, geen bezwaar hebben gemaakt tegen deze manier van horen.
Met inachtneming van het voorgaande heeft de kinderrechter de zaak op 25 maart 2020 en 2 april 2020 behandeld.
Gehoord zijn:
  • de minderjarige [minderjarige] ,
  • mr. R.T.K. Davidse,
- de moeder,
- [vertegenwoordiger van de GI] , [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI.
Zoals tijdens de mondelinge behandeling is besproken, heeft de kinderrechter op 3 april 2020 een verkorte beschikking gegeven. De uitwerking van die verkorte beslissing is in de onderhavige beslissing opgenomen onder herhaling van het eerder gegeven dictum.

De feiten

Bij beschikking van de rechtbank van 18 juli 2018 is het ouderlijk gezag van de moeder – die het eenhoofdig ouderlijk gezag over [minderjarige] uitoefende – beëindigd en is de gecertificeerde instelling Stichting Intervence benoemd tot voogdes over [minderjarige] .
Bij beschikking van 7 oktober 2019 is een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 7 oktober 2019 en tot 21 oktober 2019, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbende. Op 15 oktober 2019 zijn de belanghebbenden gehoord en is de spoedmachtiging verlengd met ingang van 21 oktober 2019 en tot 4 november 2019.
Bij beschikking van de kinderrechter van 30 oktober 2019 is een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 4 november 2019 en tot 4 februari 2020. Het resterende verzoek van de GI is aangehouden in afwachting van een (nader) verslag van de GI en haar standpunt omtrent het resterende deel van het verzoek.
Bij beschikking van de kinderrechter van 31 januari 2020 is de machtiging gesloten jeugdhulp verlengd met ingang van 4 februari 2020 en tot 4 maart 2020. Het resterende verzoek van de GI is aangehouden tot aan de zitting van 25 maart 2020, in afwachting van het verslag van de GI en haar standpunt omtrent het resterende deel van het verzoek.
Bij beschikking van de kinderrechter van 21 februari 2020 is de machtiging gesloten jeugdhulp laatstelijk verlengd met ingang van 4 maart 2020 en tot 4 april 2020. Het resterende verzoek van de GI is aangehouden tot aan de zitting van 25 maart 2020. Op 25 maart 2020 zijn de belanghebbenden reeds eerder gehoord. Het verzoek is aangehouden tot de zitting van 2 april 2020, in afwachting van de verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper.
Op grond van laatstgenoemde beschikking verblijft [minderjarige] in de gesloten instelling [naam instelling] .

Het verzoek

De GI heeft verzocht om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van een jaar.
Ter beoordeling ligt voor het verzoek tot machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [minderjarige] voor de resterende duur van zeven maanden.

De standpunten

De GI heeft verzocht het restant van het verzoek geheel toe te wijzen. De GI is met de gedragswetenschapper van [naam instelling] en de betrokken begeleiders vanuit deze instelling van mening dat er een ontwikkeling in licht positieve zin bij [minderjarige] valt te zien. Er zijn momenten waarop hij laat zien goed te kunnen schakelen om incidenten te vermijden. Ook laat hij een goede inzet zien met school en doet hij mee aan PMT. Dat neemt niet weg dat nog steeds sprake is van een onveilige situatie. [minderjarige] kan agressief reageren en heel (zelf)bepalend zijn wanneer hij een teleurstelling te verwerken krijgt. Dat kan ook om kleine dingen gaan. Het lijkt er op dat [minderjarige] soms agressie bewust inzet, terwijl hij ook medicatie weigert die hem door de psychiater wordt aangeraden. Vanwege deze onveiligheid is Juvent ook niet bereid [minderjarige] te plaatsen in een open groep. [minderjarige] staat daarom ook niet bij Juvent op een wachtlijst, maar Juvent is wel bereid de voortgang voortdurend te beoordelen zodat op enig moment wel een plaatsing mogelijk zou kunnen worden. Het is van belang dat [minderjarige] beter leert omgaan met teleurstellingen zodat hij ook zelf meewerkt aan de door hem zo gewenste plaatsing bij Juvent. Subsidiair bepleit de GI verlenging voor een maand onder aanhouding van het restant, zodat een aanvullende instemmingsverklaring van een onafhankelijke gedragswetenschapper kan worden overgelegd na verloop van de thans geldende verklaring.
Door en namens [minderjarige] is aangevoerd dat hij zijn best doet. [minderjarige] is het er niet mee eens dat hij bewust agressie zou inzetten. Hij heeft enorm moeite met de opstelling van de hulpverleners van [naam instelling] , die volgens hem niet goed omgaan met jongens die niet in de LVB-doelgroep vallen. Hij wil geen medicatie nemen omdat de psychiater hem de vrije keuze heeft gelaten en hij dan liever geen middelen neemt waarvan hij zich afvraagt of hij die wel nodig heeft. Hij is ook teleurgesteld over het uitblijven van verloven door de corona-maatregelen. Hij is - na aarzeling - bereid om binnen [naam instelling] naar een open afdeling te gaan. Liever blijft hij dan met meer verlof op de huidige afdeling zodat hij in ieder geval gewend is aan de woonplek. Omdat hij begrijpt dat Juvent zekerheid wil over de veiligheid, is hij bereid de komende tijd beter te laten zien dat hij kan omgaan met teleurstelling op een niet-agressieve manier.
De advocaat benadrukt dat [minderjarige] vooral bezig is met de toekomst en het niet makkelijk heeft met de huidige aanpak. Zij refereert zich aan het oordeel van de kinderrechter nu praktisch gezien geen andere mogelijkheden dan voortzetting van de gesloten plaatsing voor [minderjarige] beschikbaar zijn.
De moeder is het eens met [minderjarige] en zijn advocaat. Zij is bereid om op een positieve manier bij te dragen aan de rust voor [minderjarige] .
Naar aanleiding van de eerste behandeling ter zitting van 25 maart 2020 heeft de kinderrechter de GI verzocht om een aanvullende verklaring van de onafhankelijke gedragswetenschapper (bij voorkeur de reeds eerder betrokken gedragswetenschapper) te overleggen waarin aan de hand van de wettelijke criteria wordt aangegeven of en zo ja, waarom, er wordt ingestemd met het resterende deel van het verzoek van de GI tot verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] . Daarnaast verzocht de kinderrechter de gedragswetenschapper om in zijn verslag antwoord te geven op de navolgende vragen:
  • is het mogelijk dat de gesloten jeugdhulp contraproductief werkt voor [minderjarige] ? Met andere woorden: kan het zo zijn dat de plaatsing in een gesloten instelling negatieve aspecten met zich meebrengt voor de ontwikkeling van [minderjarige] , los van de positieve aspecten die het met zich mee brengt (zoals school en therapie)?
  • wat is de visie van de gedragswetenschapper ten aanzien van het vermoeden van [naam instelling] dat [minderjarige] zijn agressie bewust inzet, zulks met inachtneming van de gestelde diagnose van reactieve hechtingsstoornis en de verdere kindeigen problematiek van [minderjarige] ?
  • heeft de gedragswetenschapper verder nog suggesties of opmerkingen naar aanleiding van het traject zoals het thans loopt?
De onafhankelijke gedragswetenschapper heeft in zijn instemmingsverklaring van 27 maart 2020 de vragen beantwoord. Hij heeft daarbij ingestemd met een verlenging voor de duur van drie maanden in de gesloten plaatsing. Naar het idee van de gedragswetenschapper zal de geslotenheid binnen die termijn geleidelijk aan (max. drie maanden) afgebouwd moeten worden, dienen therapie en onderwijs gecontinueerd te worden en wordt, na een succesvol traject in de open groep van [naam instelling] , ingezet op het perspectief van plaatsing binnen een begeleid wonen project van Juvent in Middelburg. Hij merkt in dit verband op dat er geen aanwijzing is om te veronderstellen dat [minderjarige] zich zal onttrekken aan de zorg die nodig wordt geacht.
Lastig blijft het volgens de onafhankelijke gedragswetenschapper om op dit moment vast te stellen in hoeverre de agressie die [minderjarige] op de groep kan laten zien ofwel bepaald wordt door de geslotenheid ofwel een gevolg is van (in het verleden opgelopen) kwetsuur en trauma. Naar de mening van de onafhankelijke gedragswetenschapper kan dat het beste in de praktijk worden onderzocht, bijvoorbeeld door [minderjarige] binnen [naam instelling] meer vrijheden te gaan toekennen, onder andere door hem toe te staan buiten [naam instelling] activiteiten te ontplooien. Plaatsing in de open groep kan een goede tussenstap zijn richting Juvent, en desgewenst plaatsvinden binnen het kader van een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp. Voordeel van deze interne doorplaatsing is dat onderwijs en therapie door kunnen lopen. [minderjarige] krijgt zo de kans om een grotere zelfstandigheid c.q. verantwoordelijkheid te gaan laten zien. Dat sluit aan bij zijn wens en mogelijk neemt daarmee zijn frustratie af en de motivatie tot verandering nog meer toe. Ondertussen kan hij op de wachtlijst van Juvent blijven staan en toewerken naar een begeleid wonen project in Middelburg.
Op de vraag of [minderjarige] mogelijk bewust zijn agressie inzet om resultaten te bereiken deelt de onafhankelijke gedragsdeskundige mee dat hij het niet eens is met deze stelling. Zoals [naam instelling] al aangeeft, zal [minderjarige] op een gezonde manier moeten leren om te gaan met irritaties en spanningen. Van belang is te kijken waar en wanneer de irritatie en spanning zich voordoet en hoe dat in die situaties kan worden gereduceerd dan wel welke coping gewenst is. Volgens [minderjarige] wordt hij op dit moment vooral getriggerd binnen de huidige setting van de gesloten groep en zijn er te weinig escapes voor hem, aldus de onafhankelijke gedragswetenschapper.

De nadere beoordeling

Gelet op het bepaalde in artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet kan een machtiging gesloten jeugdhulp slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter deze jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren. Bovendien dient de opneming en verblijf noodzakelijk te zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
In de drie voorgaande beschikkingen naar aanleiding van het verzoekschrift is telkens aandacht besteed aan de tweedeling die in het gedrag [minderjarige] kan worden aangebracht. Aan de ene kant gaat dat om zijn positieve gerichtheid op de toekomst die blijkt uit de manier waarop hij plannen maakt voor de toekomst en hoe hij meewerkt aan scholing en hulpverlening. Hij is hierdoor behoorlijk zelfredzaam en verstandig aan het worden. Al eerder heeft de kinderrechter opgemerkt dat het bijzonder is om deze jongen dit te zien doen, terwijl hij een verleden heeft dat buitengewoon belastend is voor zijn verdere ontwikkeling. De diagnose reactieve hechtingsstoornis geeft dit ook aan en vormt de achtergrond voor de andere kant aan het gedrag van [minderjarige] . Zijn agressiviteit en zelfbepalendheid staan op dit moment in de weg aan verdere ontwikkeling en maakt het de hulpverleners moeilijk om voortgang te blijven maken. In de voortgaande beslissingen is de kinderrechter al ingegaan op minder vlot verlopen onderdelen in de hulpverlening voorafgaand aan de plaatsing in [naam instelling] . Onder verwijzing naar die beslissingen stelt de kinderrechter dan ook vast dat voor de teleurstelling en het ongeduld bij [minderjarige] wel invoelbare redenen te bedenken zijn.
De inzet van de GI en van [naam instelling] vallen daar echter buiten. In de afgelopen periode is duidelijk te zien geweest dat zij steeds verder zijn gegaan op de weg naar maatwerk voor [minderjarige] . [minderjarige] zelf heeft dit ook al benoemd, maar blijft kritisch. Dat is niet erg, maar deze houding mag niet in de weg staan aan verdere samenwerking tussen [minderjarige] en de hulpverleners. De kinderrechter is dan ook blij dat [minderjarige] zijn hernieuwde inzet heeft toegezegd tijdens de laatste zitting. De kinderrechter gelooft hem daarin.
De kinderrechter is met de onafhankelijke gedragswetenschapper van oordeel dat nog steeds verschillend kan worden gedacht over wat nu precies de oorzaak is van bepaalde vormen van gedrag bij [minderjarige] . Voorkomen moet worden dat dit gaat leiden tot een stilstand in zijn ontwikkeling. De strekking van het advies van de onafhankelijke gedragswetenschapper, doorplaatsing naar een open setting binnen drie maanden, is gericht op voortgezette inspanning richting verbetering in het gedrag van [minderjarige] . Met name het aspect dat daarmee [minderjarige] ook wordt aangesproken op het mogelijk maken van zijn eigen wensen is daarbij van waarde. Een vervolgplaatsing op basis van een voorwaardelijke machtiging lijkt op dit moment dan ook de beste manier om de voortgang erin te houden en daarmee het perspectief voor [minderjarige] niet verloren te laten gaan.
De kinderrechter is daarmee van oordeel dat de verzochte verlenging voor de duur van maximaal drie maanden kan worden toegewezen, onder afwijzing van het restant.

Beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging gesloten jeugdhulp betreffende [minderjarige] met ingang van 4 april 2020 en tot 4 juli 2020;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.J. Duinhof, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 3 april 2020 in tegenwoordigheid van mr. H. Holtgrefe als griffier.
De uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 16 april 2020.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch