In deze zaak hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Geertruidenberg, waarin hun aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet werd afgewezen. De verzoekers, een gehuwd paar dat tijdelijk voor hun kleindochter zorgt, hebben op 14 januari 2020 een aanvraag ingediend voor bijstand, maar het college heeft hen op 16 maart 2020 laten weten dat zij geen recht op bijstand hebben vanwege een schending van de inlichtingenplicht. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij sinds hun aanvraag geen bijstandsuitkering hebben ontvangen.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat verzoekers niet voldoende hebben aangetoond in bijstandbehoevende omstandigheden te verkeren. Ondanks dat verzoekers een bedrag van € 8.650,- op hun rekening hebben ontvangen na de aanvraag, hebben zij niet verantwoord waar dit bedrag is gebleven. Het uitgavenpatroon van verzoekers, waaronder het structureel overmaken van geld naar een gedetineerde zoon, strookt niet met dat van mensen die in bijstandbehoevende omstandigheden verkeren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het bestreden besluit naar verwachting in stand zal blijven, en heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 22 april 2020. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.