In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 april 2020, betreft het een geschil tussen een eiseres en het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres, die als productiemedewerkster heeft gewerkt, ontving sinds 5 juli 2016 een WIA-uitkering vanwege volledige arbeidsongeschiktheid. Het UWV heeft haar uitkering per 21 augustus 2019 beëindigd, na een bezwaar van de werkgever. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoert dat haar medische beperkingen zijn onderschat.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in zijn besluitvorming is uitgegaan van een zorgvuldige medische beoordeling, waarbij rapportages van artsen zijn betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat de medische beperkingen van eiseres, zoals vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 21 oktober 2018, niet zijn onderschat. Eiseres heeft geen nieuwe informatie overgelegd die de belastbaarheid van de (verzekerings)artsen in twijfel trekt. De rechtbank concludeert dat de WIA-uitkering terecht is beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wat betekent dat zij geen recht heeft op een WIA-uitkering.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending.