In deze zaak heeft eiseres, een vervoersbedrijf, beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, waarbij haar een bestuurlijke boete van € 30.800,00 was opgelegd wegens zeven overtredingen van het Arbeidstijdenbesluit vervoer (Atbv) en de Verordening (EU) nr. 165/2014. De overtredingen waren vastgesteld door de politie tijdens een controle op 20 november 2017, waarbij werd geconstateerd dat de chauffeur van eiseres een bestuurderskaart gebruikte die niet op zijn naam stond, maar op naam van de zoon van de directeur-grootaandeelhouder van eiseres. Eiseres voerde aan dat zij niet op de hoogte was van het gebruik van de verkeerde bestuurderskaart en dat de minister niet had aangetoond dat zij onvoldoende toezicht had gehouden op de naleving van de regels door haar werknemer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende toezicht heeft gehouden op de correcte werking en het gebruik van de digitale tachograaf en bestuurderskaart. De rechtbank oordeelde dat het illegaal rijden met een onjuiste bestuurderskaart aan de werkgever kan worden verweten en dat het niet onredelijk is om iedere overtreding te beboeten. De rechtbank heeft de boete uiteindelijk verlaagd naar € 10.875,00, rekening houdend met de nieuwe beleidsregels die per 20 december 2019 in werking zijn getreden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het eerdere besluit van de minister, waarbij de boete was vastgesteld op € 30.800,00.
De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters op 17 april 2020 en openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.