Overwegingen
1. Eiseres is met ingang van 1 september 2014 geplaatst in de functie van Teamchef B, gewaardeerd op schaal 10. Zij heeft op 30 juni 2017 een aanvraag op grond van de RAAF ingediend om geplaatst te worden in de functie van Teamchef C, gewaardeerd op schaal 12.
2. Op 28 november 2017 heeft de korpschef eiseres laten weten dat hij van plan is om haar aanvraag af te wijzen, omdat de aan eiseres opgedragen feitelijke werkzaamheden niet in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Teamchef C. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid een zienswijze in te dienen op dit voornemen.
3. In het besluit van 8 maart 2018 heeft de korpschef de aanvraag afgewezen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 8 maart 2018. De ‘Bezwaaradviescommissie Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie’ heeft de korpschef geadviseerd om dat besluit in stand te laten. Bij het bestreden besluit heeft de korpschef met verwijzing naar de overwegingen in het advies het bezwaar ongegrond verklaard.
Voldoet eiseres aan de niveaubepalende elementen van de functie Teamchef C?
5. Partijen zijn het er over eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b en d, van de RAAF. Zij verschillen van mening over de vraag of de door eiseres aangedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van haar huidige functie, dus over onderdeel c van het eerste lid. Het moet hierbij gaan om werkzaamheden in de periode van een jaar voorafgaand aan 30 juni 2017, dus de periode van 30 juni 2016 tot en met 29 juni 2017.
6. Deze rechtbank heeft in haar uitspraken van 14 november 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:4959 en 4960) geoordeeld dat het bij de beoordeling van een RAAF-aanvraag niet gaat om onderhoud van de voor de ambtenaar geldende LFNP-functie, maar om de vraag of de ambtenaar thuishoort in een andere LFNP-functie. Immers: volgens de RAAF-definitie van ‘wezenlijk afwijken’ gaat het niet alleen om de vraag of andere werkzaamheden worden verricht dan bij de geldende functie behoren, maar is doorslaggevend of in overwegende mate wordt voldaan aan de niveaubepalende elementen van een andere functie. De oude functie verandert niet, de nieuwe evenmin. Bij een dergelijke beoordeling is naar het oordeel van de rechtbank een terughoudende toetsing overeenkomstig de inpassingsjurisprudentie op zijn plaats. Gedoeld wordt op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) die tot uitdrukking komt in de uitspraken van 17 maart 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BP9661) en van 13 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY6084). De definitie van ‘wezenlijk afwijken’
7. Volgens artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF wordt onder ‘wezenlijk afwijken’ verstaan: ‘het in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie (…)’. De rechtbank heeft in de hiervoor genoemde uitspraken overwogen dat de tekst van de toelichting van de RAAF niet strijdig is met de tekst van de RAAF zelf. Uitgangspunt is dat de aanvrager aantoont dat aan alle niveaubepalende elementen van een andere functie wordt voldaan.
8. Daarvan kan worden afgeweken wanneer zich de situatie voordoet als beschreven vanaf de zesde alinea van de toelichting bij artikel 1 van de RAAF. Het gaat hierbij om situaties waarbij op grond van bedrijfsvoeringsargumenten aan alle in de organisatorische eenheid van de aanvrager werkzame collega’s (met dezelfde LFNP-functie als de aangevraagde functie) bepaalde niveaubepalende elementen niet zijn opgedragen omdat deze werkzaamheden bij een hogere (of andere) functie zijn neergelegd. Het ligt op de weg van de aanvrager om dat aan te tonen.
Het onderscheidende verschil in niveaubepalende elementen van de functies
9. In de beschrijving van de LFNP-functie van Teamchef C is onder meer het volgende opgenomen:
“Hij geeft leiding aan een collectief van medewerkers waarvan het karakter van de werkzaamheden van uitvoerende aard is en een hoge mate van variëteit kent in uitvoeringsvormen.
Hierbij is er sprake van aanpak van (niet eerder verkende) problematiek:
-
die zelfstandige inzet en inbreng van het team vergt door het kiezen en het (verder) ontwikkelen van specialistische methoden en technieken, beleidsproducten en nieuwe benaderingswijzen, waarbij externe oriëntatie aan de orde is en waarvoor oplossingsrichtingen bekend zijn;
en/of
-
waarin Specialisten de aanpak van deze problematiek structureel middels directe inzet en inbreng ondersteunen.”
10. Volgens de korpschef voldoet eiseres niet aan deze niveaubepalende elementen.
11. Tijdens de zitting heeft de korpschef aangegeven dat het niveaubepalende element
niet eerder verkendeproblematiek op teamniveau nagenoeg niet meer voorkomt. Dit is namelijk op centraal niveau belegd bij de betreffende portefeuillehouders.
Dit betekent dat de Teamchef C zich in beginsel niet bezig houdt met niet eerder verkende problematiek. De rechtbank acht het niet juist dat de Teamchef B dan wel aan dit niveaubepalende element zou moeten voldoen om op grond van de RAAF in aanmerking te komen voor de functie van Teamchef C. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit niveaubepalende element buiten beschouwing te laten.
12. Over de betekenis van de zinsnede ‘en/of’ heeft de korpschef uiteengezet dat met ‘Specialisten’ bedoeld is: Operationeel of Bedrijfsvoerings- Specialisten D of hoger. Het is niet noodzakelijk dat deze in de vaste formatie zijn opgenomen. Het is ook mogelijk dat deze specialisten in de eenheid onder een andere leidinggevende vallen, maar ingezet worden bij andere teams als dat nodig is. Het is zelfs mogelijk dat dit externe medewerkers zijn van een vergelijkbaar niveau. Die inzet moet wel, volgens de korpschef, structureel zijn.
Er is onvoldoende gebleken dat gedurende de referteperiode een dergelijke Specialist (D) werkzaam is geweest in of voor het team van eiseres. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de functiebeschrijving blijkt dat ook zonder gebruikmaking van een dergelijke Specialist kan worden voldaan aan de niveaubepalende elementen van de functie van Teamchef C (vgl. ECLI:NL:RBZWB:2019:4960). De rechtbank staat in de volgende overwegingen stil bij de vraag of dat, in de referteperiode, het geval was. 13. Volgens eiseres heeft zij specialistische methoden en technieken, beleidsproducten en nieuwe benaderingswijzen (verder) laten ontwikkelen door haar team. Volgens haar is daarbij ook externe oriëntatie aan de orde. Dit standpunt heeft eiseres in haar aanvraag onderbouwd met voorbeelden. Tijdens de zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat de werkzaamheden binnen haar team (Arrestantentaken) specialistisch van aard zijn.
De korpschef heeft tijdens de zitting uitgelegd dat als het gaat om het ontwikkelen van specialistische methoden en technieken, het dan bijvoorbeeld gaat over hoe om te gaan met Outlaw Motorcycle Gangs of ondermijning. Eiseres is volgens de korpschef werkzaam in een bepaalde tak binnen de politie en dat is in die zin specialistisch, maar het is niet het specialisme als waar het bij de niveaubepalende elementen om gaat.
De rechtbank heeft gekeken naar de door eiseres genoemde voorbeelden en vindt dat daaruit niet is gebleken dat zij daarmee voldoet aan de niveaubepalende elementen van de Teamchef C. Ditzelfde geldt voor wat zij tijdens de zitting naar voren heeft gebracht.
Beroep op het gelijkheidsbeginsel en de hardheidsclausule
14. Eiseres heeft aangevoerd dat zij hetzelfde werk doet als de Teamchef C in haar team. Zij hebben gezamenlijk taken en verantwoordelijkheden en hebben op hoofdlijnen een verdeling gemaakt van de accenten voor de uitvoering. Bij afwezigheid vervangen zij elkaar. Eiseres heeft tijdens de bezwaarprocedure een verklaring van de Teamchef C ingebracht, dat het standpunt van eiseres bevestigt. Eiseres gaat ervan uit dat de Teamchef C voldoet aan de niveaubepalende elementen van zijn functie, waardoor zij hier automatisch ook aan voldoet, omdat zij in hoofdlijnen hetzelfde werk doen. Zij vindt daarom dat zij dezelfde beloning dient te krijgen als de Teamchef C.
De korpschef heeft tijdens de zitting uitgelegd dat de reorganisatie nu in de tweede fase zit. In deze tweede fase kan het voorkomen dat medewerkers nog niet alle taken van hun functie vervullen. Dit komt omdat er in de tweede fase sprake is van een overgangsperiode, waarbij alle werkzaamheden nog op zijn plaats moeten vallen en functies nog moeten ‘settelen’.
15. Ervan uitgaande dat eiseres dezelfde werkzaamheden verricht als de Teamchef C in haar team, is het begrijpelijk dat eiseres vindt dat er sprake is van een onrechtvaardige situatie. Maar toch kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen. Daarvoor is nodig dat een collega in vergelijkbare omstandigheden naar aanleiding van een RAAF-aanvraag in de functie van Teamchef C is geplaatst. Die situatie doet zich echter niet voor.
Ook het beroep op de hardheidsclausule kan niet slagen. De hardheidsclausule ziet naar zijn aard op bijzondere individuele omstandigheden. Die omstandigheden zijn in de zaak van eiseres niet gesteld of gebleken. Eiseres verkeert niet in een situatie die bij de totstandkoming van de RAAF niet is voorzien.
16. Wel overweegt de rechtbank - ten overvloede - nog het volgende. In de beroepsgrond van eiseres ligt ook besloten dat zij een beroep doet op het algemeen rechtsbeginsel dat gelijke arbeid onder gelijke omstandigheden op gelijke wijze beloond moet worden. Dit is een eis van goed werkgeverschap, hetgeen tot uitdrukking komt in artikel 125ter van de Ambtenarenwet en de onder toepassing van artikel 7:611 BW ontwikkelde civiele rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. HR 30 januari 2004, NJ 2008, 536). Dit valt echter buiten de omvang van het geding, omdat in de RAAF-procedure alleen wordt beoordeeld of eiseres aanspraak kan maken op de aangevraagde functie.
17. De rechtbank is van oordeel dat de weigering eiseres te plaatsen op de functie van Teamchef C op voldoende gronden berust en niet onhoudbaar is.
18. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.