ECLI:NL:RBZWB:2020:1840

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
17 april 2020
Zaaknummer
AWB- 18_6942
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Teamchef C op basis van RAAF en beoordeling niveaubepalende elementen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 april 2020, werd het beroep van eiser, een Teamchef B, gegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend om geplaatst te worden in de functie van Teamchef C, maar deze aanvraag was door de korpschef van politie afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de korpschef de aanvraag ten onrechte had afgewezen, omdat niet voldoende was aangetoond dat eiser niet voldeed aan de niveaubepalende elementen van de functie Teamchef C. De rechtbank stelde vast dat de korpschef het advies van de Adviescommissie had overgenomen zonder de nodige zorgvuldigheid in de besluitvorming. De rechtbank oordeelde dat eiser wel degelijk had aangetoond dat hij aan de niveaubepalende elementen voldeed, en dat de korpschef een nieuw besluit moest nemen binnen zes weken na de uitspraak. Tevens werd de korpschef veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige besluitvorming en de noodzaak voor de korpschef om de aanvraag opnieuw te beoordelen met inachtneming van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 18/6942 AW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 april 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [plaats] , eiser

gemachtigde: mr. D.C. Coppens,
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 3 juli 2018 (bestreden besluit) heeft de korpschef de aanvraag van eiser om geplaatst te worden in de functie van Teamchef C afgewezen. Eiser had deze aanvraag gedaan op grond van de Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (RAAF).
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit. Hij heeft de korpschef verzocht in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de bestuursrechter. De korpschef heeft daarmee ingestemd en heeft het bezwaarschrift doorgezonden aan de rechtbank.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 maart 2020. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, en mr. P.J.C. Garrels, [vertegenwoordiger1] en [vertegenwoordiger2] namens de korpschef. Het beroep van eiser is vanwege de samenhang gelijktijdig behandeld met het beroep van 3 andere collega’s, waaronder [collega] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is met ingang van 1 september 2014 geplaatst in de functie van Teamchef B, gewaardeerd op schaal 10. Hij heeft op 16 juni 2017 een aanvraag op grond van de RAAF ingediend om geplaatst te worden in de functie van Teamchef C, gewaardeerd op schaal 12.
2. Op 11 december 2017 heeft de korpschef eiser laten weten dat hij van plan is om zijn aanvraag af te wijzen, omdat de aan eiser opgedragen feitelijke werkzaamheden niet in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Teamchef C.
3. Eiser heeft een zienswijze op het voornemen naar voren gebracht bij de daartoe ingestelde Adviescommissie Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie (Adviescommissie). Op 2 juli 2018 heeft de Adviescommissie de korpschef geadviseerd een besluit te nemen zoals voorgenomen en de aanvraag af te wijzen.
4. In het bestreden besluit heeft de korpschef het advies van de Adviescommissie overgenomen en is de aanvraag afgewezen.
Voldoet eiser aan de niveaubepalende elementen van de functie Teamchef C?
5. Partijen zijn het er over eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b en d, van de RAAF. Zij verschillen van mening over de vraag of de door eiser aangedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van zijn huidige functie, dus over onderdeel c van het eerste lid. Het moet hierbij gaan om werkzaamheden in de periode van een jaar voorafgaand aan 16 juni 2017, dus de periode van 16 juni 2016 tot en met 15 juni 2017.
Wijze van toetsen
6. Deze rechtbank heeft in haar uitspraken van 14 november 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:4959 en 4960) geoordeeld dat het bij de beoordeling van een RAAF-aanvraag niet gaat om onderhoud van de voor de ambtenaar geldende LFNP-functie, maar om de vraag of de ambtenaar thuishoort in een andere LFNP-functie. Immers: volgens de RAAF-definitie van ‘wezenlijk afwijken’ gaat het niet alleen om de vraag of andere werkzaamheden worden verricht dan bij de geldende functie behoren, maar is doorslaggevend of in overwegende mate wordt voldaan aan de niveaubepalende elementen van een andere functie. De oude functie verandert niet, de nieuwe evenmin. Bij een dergelijke beoordeling is naar het oordeel van de rechtbank een terughoudende toetsing overeenkomstig de inpassingsjurisprudentie op zijn plaats. Gedoeld wordt op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) die tot uitdrukking komt in de uitspraken van 17 maart 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BP9661) en van 13 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY6084).
De definitie van ‘wezenlijk afwijken’
7. Volgens artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF wordt onder ‘wezenlijk afwijken’ verstaan: ‘het in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie (…)’. De rechtbank heeft in de hiervoor genoemde uitspraken overwogen dat de tekst van de toelichting van de RAAF niet strijdig is met de tekst van de RAAF zelf. Uitgangspunt is dat de aanvrager aantoont dat aan alle niveaubepalende elementen van een andere functie wordt voldaan.
8. Daarvan kan worden afgeweken wanneer zich de situatie voordoet als beschreven vanaf de zesde alinea van de toelichting bij artikel 1 van de RAAF. Het gaat hierbij om situaties waarbij op grond van bedrijfsvoeringsargumenten aan alle in de organisatorische eenheid van de aanvrager werkzame collega’s (met dezelfde LFNP-functie als de aangevraagde functie) bepaalde niveaubepalende elementen niet zijn opgedragen omdat deze werkzaamheden bij een hogere (of andere) functie zijn neergelegd. Het ligt op de weg van de aanvrager om dat aan te tonen.
Het onderscheidende verschil in niveaubepalende elementen van de functies
9. In de beschrijving van de LFNP-functie van Teamchef C is onder meer het volgende opgenomen:

“Hij geeft leiding aan een collectief van medewerkers waarvan het karakter van de werkzaamheden van uitvoerende aard is en een hoge mate van variëteit kent in uitvoeringsvormen.

Hierbij is er sprake van aanpak van (niet eerder verkende) problematiek:
-
die zelfstandige inzet en inbreng van het team vergt door het kiezen en het (verder) ontwikkelen van specialistische methoden en technieken, beleidsproducten en nieuwe benaderingswijzen, waarbij externe oriëntatie aan de orde is en waarvoor oplossingsrichtingen bekend zijn;

en/of

-
waarin Specialisten de aanpak van deze problematiek structureel middels directe inzet en inbreng ondersteunen.”
10. Volgens de korpschef voldoet eiser niet aan deze niveaubepalende elementen.
11. Tijdens de zitting heeft de korpschef aangegeven dat het niveaubepalende element
niet eerder verkendeproblematiek op teamniveau nagenoeg niet meer voorkomt. Dit is namelijk op centraal niveau belegd bij de betreffende portefeuillehouders.
Dit betekent dat de Teamchef C zich in beginsel niet bezig houdt met niet eerder verkende problematiek. De rechtbank acht het niet juist dat de Teamchef B dan wel aan dit niveaubepalende element zou moeten voldoen om op grond van de RAAF in aanmerking te komen voor de functie van Teamchef C. De rechtbank ziet daarom aanleiding om dit niveaubepalende element buiten beschouwing te laten.
12. Over de betekenis van de zinsnede ‘en/of’ heeft de korpschef uiteengezet dat met ‘Specialisten’ bedoeld is: Operationeel of Bedrijfsvoerings- Specialisten D of hoger. Het is niet noodzakelijk dat deze in de vaste formatie zijn opgenomen. Het is ook mogelijk dat deze specialisten in de eenheid onder een andere leidinggevende vallen, maar ingezet worden bij andere teams als dat nodig is. Het is zelfs mogelijk dat dit externe medewerkers zijn van een vergelijkbaar niveau. Die inzet moet wel, volgens de korpschef, structureel zijn.
Er is onvoldoende gebleken dat gedurende de referteperiode een dergelijke Specialist (D) werkzaam is geweest in of voor het team van eiser. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de functiebeschrijving blijkt dat ook zonder gebruikmaking van een dergelijke Specialist kan worden voldaan aan de niveaubepalende elementen van de functie van Teamchef C (vgl. ECLI:NL:RBZWB:2019:4960). De rechtbank staat in de volgende overwegingen stil bij de vraag of dat, in de referteperiode, het geval was.
13. Volgens eiser heeft hij specialistische methoden en technieken, beleidsproducten en nieuwe benaderingswijzen (verder) laten ontwikkelen door zijn team. Volgens hem is daarbij ook externe oriëntatie aan de orde. Dit standpunt heeft eiser in zijn aanvraag onderbouwd met voorbeelden.
Uit het bestreden besluit blijkt dat eiser tijdens de hoorzitting bij de Adviescommissie naar voren heeft gebracht dat zijn team betrokken was bij het onderzoek naar een bepaalde verdachte. Wat er precies door eiser naar voren is gebracht, kan de rechtbank niet vaststellen, omdat het verslag van de hoorzitting ontbreekt in het dossier. De rechtbank begrijpt uit het bestreden besluit en wat eiser tijdens de zitting bij de rechtbank naar voren heeft gebracht, dat het team van eiser in samenwerking met de Dienst Regionale Recherche en een neurobioloog een plan van aanpak heeft ontwikkeld om de betreffende verdachte uit zijn balans te halen. Alhoewel de Adviescommissie van mening was dat het hier ging om een nieuwe benaderingswijze, vond zij dat er te veel onduidelijkheden waren om te concluderen dat er sprake was van een niveaubepalend element. Zo was het de Adviescommissie niet duidelijk of deze problematiek vaak voorkomt in het team van eiser en of het team van eiser deze benadering zelf heeft bedacht of alleen heeft uitgevoerd op verzoek van de recherche. De korpschef heeft tijdens de zitting bij de rechtbank dit standpunt herhaald.
Eiser heeft tijdens de zitting verklaard dat het plan van aanpak is bedacht door de neurobioloog. De rechtbank vindt dat dit geen beletsel hoeft te zijn om te voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Teamchef C. Er is in dit geval gebruik gemaakt van een externe specialist voor het ontwikkelen van een bepaalde methode. Dit betekent niet dat het team van eiser geen bijdrage heeft geleverd aan het verder ontwikkelen van die methode. De rechtbank vindt het verder niet van doorslaggevend belang hoe vaak dit voorkomt in het team van eiser. Het is de rechtbank duidelijk geworden dat het ging om een langlopend onderzoek, waardoor de methode gaandeweg kan zijn aangepast. Dit is van een andere orde dan het eenmalig (verder) ontwikkelen van een methode voor de duur van bijvoorbeeld 2 weken.
De rechtbank kan niet uitsluiten dat eisers team inbreng heeft gehad in het verder ontwikkelen van deze methode. De rechtbank beschikt echter over onvoldoende informatie om hier een goed oordeel over te geven. Ook de korpschef beschikt niet over die informatie, zoals blijkt uit de vraagtekens die tijdens de hoorzitting en de zitting bij de rechtbank door de korpschef zijn geplaatst. Dit betekent dat er op dit punt sprake is van een onzorgvuldige voorbereiding van de besluitvorming en een motiveringsgebrek.
Wat is hier van het gevolg?
14. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. De overige beroepsgronden van eiser behoeven daarom geen bespreking meer. De rechtbank merkt voor de volledigheid nog wel op dat eiser het beroep op het fair play-beginsel tijdens de zitting heeft ingetrokken.
15. De rechtbank ziet geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe passen, omdat dat volgens de rechtbank geen doelmatige en efficiënte manier is om de zaak af te doen. De korpschef zal daarom een nieuw besluit moeten nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van 6 weken.
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de korpschef aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
17. De rechtbank veroordeelt de korpschef in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De korpschef wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.050,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1). Omdat er sprake is van samenhangende zaken (de zaken van eiser en [collega] ), zal de rechtbank de korpschef in de zaak van eiser veroordelen tot vergoeding van de helft van dit bedrag, dus € 525,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de korpschef op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de korpschef op het betaalde griffierecht van € 170,- aan eiser te vergoeden;
  • veroordeelt de korpschef in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H.J.G. Römers, rechter, in aanwezigheid van E.C. Petrusma, griffier, op 16 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl. De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.