Overwegingen
1. Eiseres is met ingang van 1 juli 2016 geplaatst in de functie van Assistent Intake & Service B, gewaardeerd op schaal 5. Zij heeft op 25 juli 2017 een aanvraag op grond van de RAAF ingediend om geplaatst te worden in de functie van Medewerker Intake & Service, gewaardeerd op schaal 6.
2. Op 6 november 2017 heeft de korpschef eiseres laten weten dat hij van plan is om haar aanvraag af te wijzen, omdat de aan eiseres opgedragen feitelijke werkzaamheden niet in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van de functie van Medewerker Intake & Service.
3. Eiseres heeft een zienswijze op het voornemen naar voren gebracht bij de daartoe ingestelde ‘Adviescommissie Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie’ (Adviescommissie). Op 27 augustus 2018 heeft de Adviescommissie de korpschef geadviseerd een weloverwogen besluit te nemen, met inachtneming van de in het advies benoemde argumenten.
4. In het besluit van 12 september 2018 heeft de korpschef de aanvraag afgewezen.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 12 september 2018. De ‘Bezwaaradviescommissie Regeling aanvraag plaatsing op een andere dan de ambtenaar opgedragen functie’ heeft de korpschef geadviseerd om dat besluit in stand te laten. Bij het bestreden besluit heeft de korpschef met verwijzing naar de overwegingen in het advies het bezwaar ongegrond verklaard.
Voldoet eiseres aan de niveaubepalende elementen van de functie Medewerker Intake & Service?
6. Partijen zijn het er over eens dat is voldaan aan de voorwaarden die zijn beschreven in artikel 3, eerste lid, aanhef en onderdelen a, b en d, van de RAAF. Zij verschillen van mening over de vraag of de door eiseres aangedragen werkzaamheden wezenlijk afwijken van haar huidige functie, dus over onderdeel c van het eerste lid. Het moet hierbij gaan om werkzaamheden in de periode van een jaar voorafgaand aan 25 juli 2017, dus de periode van 25 juli 2016 tot en met 24 juli 2017.
7. Deze rechtbank heeft in haar uitspraken van 14 november 2019 (ECLI:NL:RBZWB:2019:4959 en 4960) geoordeeld dat het bij de beoordeling van een RAAF-aanvraag niet gaat om onderhoud van de voor de ambtenaar geldende LFNP-functie, maar om de vraag of de ambtenaar thuishoort in een andere LFNP-functie. Immers: volgens de RAAF-definitie van ‘wezenlijk afwijken’ gaat het niet alleen om de vraag of andere werkzaamheden worden verricht dan bij de geldende functie behoren, maar is doorslaggevend of in overwegende mate wordt voldaan aan de niveaubepalende elementen van een andere functie. De oude functie verandert niet, de nieuwe evenmin. Bij een dergelijke beoordeling is naar het oordeel van de rechtbank een terughoudende toetsing overeenkomstig de inpassingsjurisprudentie op zijn plaats. Gedoeld wordt op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) die tot uitdrukking komt in de uitspraken van 17 maart 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BP9661) en van 13 december 2012 (ECLI:NL:CRVB:2012:BY6084). De definitie van ‘wezenlijk afwijken’
8. Volgens artikel 1, aanhef en onder i, van de RAAF wordt onder ‘wezenlijk afwijken’ verstaan: ‘het in overwegende mate voldoen aan de niveaubepalende elementen van een andere functie (…)’. De rechtbank heeft in de hiervoor genoemde uitspraken overwogen dat de tekst van de toelichting van de RAAF niet strijdig is met de tekst van de RAAF zelf. Uitgangspunt is dat de aanvrager aantoont dat aan alle niveaubepalende elementen van een andere functie wordt voldaan.
9. Daarvan kan worden afgeweken wanneer zich de situatie voordoet als beschreven vanaf de zesde alinea van de toelichting bij artikel 1 van de RAAF. Het gaat hierbij om situaties waarbij op grond van bedrijfsvoeringsargumenten aan alle in de organisatorische eenheid van de aanvrager werkzame collega’s (met dezelfde LFNP-functie als de aangevraagde functie) bepaalde niveaubepalende elementen niet zijn opgedragen omdat deze werkzaamheden bij een hogere (of andere) functie zijn neergelegd. Het ligt op de weg van de aanvrager om dat aan te tonen.
Het onderscheidende verschil in niveaubepalende elementen van de functies
10. In de LFNP-functiebeschrijving van de Medewerker Intake & Service staat de kern van de functie als volgt omschreven:
“De Medewerker Intake & Service draagt bij aan de handhaving van de rechtsorde (criminaliteitsbestrijding) en van de openbare orde, en aan veiligheid en leefbaarheid in de samenleving door het zelfstandig uitvoeren van routinematige Intake & Servicewerkzaamheden. Hij wordt ten aanzien van onderstaande activiteiten en resultaten begeleid door ten minste een Generalist Intake & Service en kan meeromvattende zaken overdragen.”
11. Gelet op deze functiebeschrijving dient door eiseres aannemelijk gemaakt te worden dat de aan haar feitelijk opgedragen werkzaamheden in overwegende mate overeenkomen met de volgende niveaubepalende elementen:
a. Het zelfstandig uitvoeren van routinematige Intake & Servicewerkzaamheden.
b. Het ten aanzien van de in de functie genoemde activiteiten en resultaten begeleid worden door ten minste een Generalist Intake & Service of hoger.
c. Het kunnen overdragen van meeromvattende zaken.
12. Partijen zijn het erover eens dat eiseres niet wordt begeleid door ten minste een Generalist Intake & Service. Eiseres geeft aan dat er in haar team geen Generalist Intake & Service (of hoger) voorkomt. Volgens eiseres kan haar daarom niet worden tegengeworpen dat zij niet wordt begeleid door een Generalist Intake & Service (of hoger).
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, is het dan aan eiseres om aan te tonen dat om
bedrijfsvoeringsargumentenin haar team geen Generalist Intake & Service (of hoger) werkzaam is. Eiseres is hier echter niet in geslaagd. Dit betekent dat eiseres moet voldoen aan het niveaubepalende element van begeleiding door een Generalist Intake & Service (of hoger) om in aanmerking te komen voor plaatsing in de functie van Medewerker Intake & Service. Eiseres voldoet hier niet aan, zodat het beroep op dit punt niet kan slagen.
Beroep op het gelijkheidsbeginsel en de hardheidsclausule
13. Eiseres heeft aangevoerd dat zij hetzelfde werk doet als een Medewerker Intake & Service en dat de Medewerker Intake & Service (ook) niet alle werkzaamheden van hun functie uitvoeren. Zij vindt daarom dat zij dezelfde beloning dient te krijgen als een Medewerker Intake & Service.
De korpschef heeft tijdens de zitting uitgelegd dat de reorganisatie nu in de tweede fase zit. In deze tweede fase kan het voorkomen dat medewerkers nog niet alle taken van hun functie vervullen. Dit komt omdat er in de tweede fase sprake is van een overgangsperiode, waarbij alle werkzaamheden nog op zijn plaats moeten vallen en functies nog moeten ‘settelen’.
14. Ervan uitgaande dat eiseres dezelfde werkzaamheden verricht als een Medewerker Intake & Service, is het begrijpelijk dat eiseres vindt dat er sprake is van een onrechtvaardige situatie. Maar toch kan het beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slagen. Daarvoor is nodig dat een collega in vergelijkbare omstandigheden naar aanleiding van een RAAF-aanvraag in de functie van Medewerker Intake & Service is geplaatst. Die situatie doet zich echter niet voor.
Ook het beroep op de hardheidsclausule kan niet slagen. De hardheidsclausule ziet naar zijn aard op bijzondere individuele omstandigheden. Die omstandigheden zijn in de zaak van eiseres niet gesteld of gebleken. Eiseres verkeert niet in een situatie die bij de totstandkoming van de RAAF niet is voorzien.
15. Wel overweegt de rechtbank - ten overvloede - nog het volgende. In de beroepsgrond van eiseres ligt ook besloten dat zij een beroep doet op het algemeen rechtsbeginsel dat gelijke arbeid onder gelijke omstandigheden op gelijke wijze beloond moet worden. Dit is een eis van goed werkgeverschap, hetgeen tot uitdrukking komt in artikel 125ter van de Ambtenarenwet en de onder toepassing van artikel 7:611 BW ontwikkelde civiele rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. HR 30 januari 2004, NJ 2008, 536). Dit valt echter buiten de omvang van het geding, omdat in de RAAF-procedure alleen wordt beoordeeld of eiseres aanspraak kan maken op de aangevraagde functie.
16. De rechtbank is van oordeel dat de weigering eiseres te plaatsen op de functie van Medewerker Intake & Service op voldoende gronden berust en niet onhoudbaar is.
17. Het beroep zal daarom ongegrond worden verklaard. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.