Op 16 april 2020 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 2 april 2019 door het college is verleend aan een derde partij voor het plaatsen van een aanbouw op een perceel in Roosendaal. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, dat op 17 september 2019 door het college gegrond is verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.
Tijdens de zitting op 5 maart 2020 zijn de argumenten van eiser besproken, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder. Eiser betoogde dat de extra verdieping op de aanbouw in strijd is met het bestemmingsplan en dat de vergunning niet verleend had mogen worden. De rechtbank heeft de argumenten van eiser overwogen en vastgesteld dat de gevraagde extra bouwlaag op de bestaande aanbouw moet worden aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk, wat in strijd is met de regels van het bestemmingsplan.
De rechtbank concludeert dat het college de omgevingsvergunning ten onrechte heeft verleend, omdat de hoogte van de aanbouw de toegestane bouwhoogte overschrijdt. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept het primaire besluit. Het college wordt opgedragen om opnieuw te beslissen op de aanvraag van de vergunninghouder, waarbij het college de belangen van eiser opnieuw moet afwegen. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van eiser.