ECLI:NL:RBZWB:2020:1758
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake aanvraag uitkering Participatiewet
Op 3 april 2020 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, die een aanvraag om een uitkering op grond van de Participatiewet had ingediend, bezwaar maakte tegen het besluit van het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant. Dit bestuur had de aanvraag buiten behandeling gesteld op 13 januari 2020, omdat verzoeker niet de benodigde gegevens had overgelegd, waaronder een taxatierapport van zijn schip. Verzoeker verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, omdat hij meende dat zijn recht op bijstand kon worden vastgesteld na de indiening van het taxatierapport.
De voorzieningenrechter overwoog dat er geen zitting had plaatsgevonden, omdat dit op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was. De rechter stelde vast dat verzoeker niet had betwist dat hij niet tijdig de benodigde gegevens had overgelegd en dat hij ook geen verzoek had gedaan om de termijn te verlengen. De rechter concludeerde dat verzoeker geen spoedeisend belang had bij de gevraagde voorziening, omdat hij niet had aangetoond dat hij de benodigde gegevens tijdig had kunnen aanleveren.
Uiteindelijk wees de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, met de overweging dat het dagelijks bestuur discretionaire bevoegdheid had en dat verzoeker geen redenen had aangedragen waarom het bestuur in dit geval van die bevoegdheid gebruik zou moeten maken. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 april 2020, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.