ECLI:NL:RBZWB:2020:1613

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
2 april 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 5135 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake WIA-uitkering en medische beoordeling van arbeidsongeschiktheid

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 1 april 2020, wordt de zaak behandeld van een eiser die een WIA-uitkering heeft aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanwege visuele klachten. Het UWV had in een eerder besluit de uitkering toegekend, maar het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 maart 2020 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde alsook een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig geweest.

De rechtbank onderzoekt of het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en of de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de juiste beperkingen van eiser weergeeft. Eiser betwist de medische beoordeling van het UWV en stelt dat zijn beperkingen onvoldoende zijn erkend. De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het dubbelzien van eiser geen relevante beperking vormt in de FML. De rechtbank maakt gebruik van de bestuurlijke lus, wat inhoudt dat het UWV de gelegenheid krijgt om het gebrek in de motivering te herstellen.

De rechtbank geeft het UWV zes weken de tijd om het gebrek te herstellen en stelt dat als het UWV hiervan geen gebruik maakt, dit binnen drie weken aan de rechtbank moet worden meegedeeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de proceskosten en griffierecht nog niet zijn behandeld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/5135 WIA

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 april 2020 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. W.H. Beishuizen,
en
De Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 12 april 2019 (primair besluit) heeft het UWV aan eiser een uitkering toegekend op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
In het besluit van 13 september 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 maart 2020.
Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde, en mr. W.J.C. Rademakers namens het UWV.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1.1
Eiser is werkzaam geweest als zelfstandig monteur voor gemiddeld 60 uur per week. Hij heeft zich vrijwillig verzekerd voor de Ziektewet en de WIA.
1.2
Eiser heeft zich op 25 mei 2017 ziek gemeld vanwege visuele klachten aan zijn linkeroog en heeft per diezelfde datum een uitkering ontvangen op grond van de Ziektewet.
1.3
Eiser heeft op 15 februari 2019 een WIA-uitkering aangevraagd. Het einde van de wachttijd werd bereikt op 27 mei 2019.
1.4
Met het primaire besluit heeft het UWV aan eiser per 28 mei 2019 een WIA-uitkering toegekend, omdat hij per die datum 70,86% arbeidsongeschikt werd geacht.
1.5
Met het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Wel is in de bezwaarprocedure de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van eiser aangepast en zijn er nieuwe functies geduid. Met deze nieuwe functies wordt eiser 68,31% arbeidsongeschikt geacht. Nu eiser daarmee in de arbeidsongeschiktheidsklasse 65 tot 80% blijft ingedeeld, is de hoogte van de uitkering niet gewijzigd.
Waar gaat het om in deze zaak?
2. Eiser en het UWV verschillen van mening of de medische beperkingen op de juiste wijze in de FML zijn vastgelegd en of de geduide functies geschikt zijn voor eiser. De rechtbank zal eerst beoordelen of het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest en voldoende is onderbouwd. Als dat het geval is, toetst de rechtbank daarna of het UWV tot de conclusie heeft kunnen komen dat eiser met die beperkingen in theorie de functies kan verrichten die de arbeidsdeskundige heeft geselecteerd.
Het wettelijk kader
3. In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
De medische beoordeling
4.1
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van het UWV.
4.2
Op 12 maart 2019 is eiser op het spreekuur geweest van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts heeft op basis van dossierstudie en de onderzoeksbevindingen in het rapport van 27 maart 2019 geconcludeerd dat eiser beperkt is ten aanzien van zijn visus. De verzekeringsarts heeft eisers beperkingen vervolgens opgenomen in een FML van 27 maart 2019.
4.3
De verzekeringsarts b&b heeft eiser op 9 augustus 2019 onderzocht en de dossiergegevens bestudeerd. In de rapportage van 12 augustus 2019 concludeert de verzekeringsarts b&b dat de beperkingen van eiser zijn onderschat in de FML. Niet alle door eiser opgegeven beperkingen en arbeidsvoorwaarden zijn legitiem, nu sommige niet rechtstreeks kunnen worden verklaard uit de visusstoornis. Zo is het verdelen van de aandacht over meerdere informatiebronnen een cognitieve en geen visuele functie. Eiser rijdt immers auto en blijkt hierbij zijn aandacht adequaat te kunnen verdelen. In het verlengde hiervan ziet de verzekeringsarts b&b evenmin een verklaring voor het feit dat eiser geen overzicht zou kunnen houden, niet in een drukke omgeving kan werken en zijn eigen tempo moet kunnen bepalen. Een beperking ten aanzien van een hoog handelingstempo is afdoende. De beperking op verhoogd persoonlijk risico dient te worden uitgebreid met het werken op een oneffen ondervloer en beroepsmatig autorijden. De visusstoornis maakt langdurig lezen (van papier, vanaf het beeldscherm) en schrijven niet mogelijk. Ten slotte leidt het feit dat eiser geen diepte kan zien tot een beperking in fijnmotorische precisiehandelingen in het driedimensionale vlak. De verzekeringsarts heeft eisers beperkingen opgenomen in de aangepaste FML van 12 augustus 2019.
4.4
In beroep heeft eiser tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat ook de aangepaste FML onvoldoende recht doet aan zijn beperkingen. Hij heeft daarbij een oogheelkundig onderzoek van oogarts A. van der Leij en een verzekeringsgeneeskundige rapportage van verzekeringsarts Van Wettum overgelegd. Eiser verwijst naar de bevindingen van Van Wettum , die concludeert dat uit de expertise van de oogarts blijkt dat alle klachten oogheelkundig verklaard kunnen worden. Dit betekent volgens Van Wettum dat er in de FML nog steeds te weinig rekening wordt gehouden met het dubbelzien en het gezichtsvelddefect. Het klopt dat eiser kan autorijden en huishoudelijke taken kan uitvoeren, maar niet erg lang. Eiser heeft dubbelbeelden na 10 minuten. Thuis kan eiser kleine huishoudelijke taken op zijn eigen rustige tempo doen.
4.5
De verzekeringsarts b&b heeft op 25 november 2019 en 12 februari 2020 gereageerd op de ingediende beroepsgronden. De gerapporteerde klachten en belemmeringen van het linkeroog komen overeen met die welke eiser had gemeld: slechter zien, vervorming van het beeld, dubbelzien en verminderd diepte zien. De beschreven belemmering dat bij lezen binnen 10 minuten dubbelbeelden en vertroebeld zicht optreden, ziet de verzekeringsarts b&b voldoende terug in de bij 2.5 van de FML aangegeven beperking. Uit het rapport van de oogarts blijkt dat activiteiten als zelfverzorging, huishoudelijke taken en boodschappen doen normaal lukken, fietsen redelijk goed gaat en autorijden ook (mits geen lange stukken). Duidelijk wordt ook dat eiser niet continu dubbelbeelden heeft, maar deze pas optreden bij vermoeidheid of langer autorijden. Dat eiser ook dubbelbeelden heeft na 10 minuten is minder nauwkeurig geformuleerd, want de oogarts vermeldt deze tijdsduur uitsluitend in relatie tot de activiteit lezen. Verder vermeldt de verzekeringsarts b&b dat oogheelkundig niet valt te verklaren dat eiser kleine huishoudelijke taken op zijn eigen zeer rustige tempo kan doen en uitrust als hij na 10 minuten moe wordt. Dit moe worden duidt eerder op een conditioneel aspect. De door de oogarts opgesomde beperkingen komen goed overeen met de FML, aldus de verzekeringsarts b&b.
5. Tijdens de zitting is gebleken dat de kern van het geschil, voor wat betreft het medisch oordeel, bestaat uit de vraag of eiser beperkt moet worden geacht op het vasthouden en verdelen van de aandacht, en het dubbelzien.
Vasthouden en verdelen van de aandacht
6.1
De rechtbank overweegt dat in de CBBS-basisinformatie bij deze beoordelingspunten het volgende is opgenomen:
“1.1. vasthouden van aandacht
Over het algemeen zal een afwijking in het vasthouden van de aandacht alleen voorkomen bij mensen met een ernstige stoornis. Denk daarbij aan cliënten met een manie, een psychose, ADHD, een ernstige depressie, of met ernstige schade in de hersenen, aangeboren of verworven.”
“1.2. verdelen van aandacht
Verdelen van de aandacht (dit beoordelingspunt) vereist dat iemand zich los kan maken van een bepaald object van aandacht inclusief de eigen gedachten en gevoelens. Het gaat om het soepel kunnen omschakelen naar een voorwerp van aandacht met behoud van overzicht op het geheel van de verschillende informatiebronnen.
Het niet goed kunnen verdelen van de aandacht is een symptoom bij psychiatrische, neurologische en ontwikkelingsstoornissen en sluit daarmee aan bij het begrippenkader van de verzekeringsarts.
Preoccupatie met eigen problemen, obsessieve gedachten en fixaties kunnen daarom een belemmering vormen voor een adequate aandachtsverdeling.”
6.2
Gelet op het voorgaande worden de beperkingen 1.1 (vasthouden van aandacht) en 1.2 (verdelen van aandacht) volgens de CBBS-instructies alleen toegekend als er sprake is van een ernstige stoornis (zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4337). De rechtbank volgt het standpunt van het UWV dat uit de bevindingen van de verzekeringsartsen noch uit de door eiser ingebrachte medische informatie blijkt dat sprake is van een stoornis die beperkingen voor het vasthouden en verdelen van de aandacht rechtvaardigt. Deze beroepsgrond kan daarom niet slagen.
Dubbelzien
7.1
Hoewel partijen het niet eens zijn over de mate en de frequentie daarvan, is niet in geschil dat eiser last heeft van dubbelzien. Het UWV stelt dat het dubbelzien desondanks geen relevant gegeven is voor de FML, omdat eiser conform de normaalwaarde zou functioneren. Volgens het UWV is er geen beperking in het dagelijks functioneren. Daarvoor wordt verwezen naar de bevindingen van de verzekeringsarts b&b, die concludeert dat het dubbelzien alleen bij vermoeidheid optreedt en dat activiteiten zoals zelfverzorging, huishoudelijke taken en boodschappen doen normaal lukken.
7.2
Anders dan het UWV is de rechtbank van oordeel dat de stelling dat eiser geen problemen ondervindt in het dagelijks functioneren geen afdoende onderbouwing biedt voor het al dan niet aannemen van een visuele beperking in de FML. Daartoe wordt overwogen dat in de CBBS-basisinformatie bij beoordelingspunt 2.1 (zien) is opgenomen dat ook een beperkende score moet worden aangegeven bij al die stoornissen in het zien die in arbeidssituaties beperkend kunnen zijn, terwijl ze geen beperkingen hoeven op te leveren in het dagelijkse functioneren. Verder is van belang dat in het rapport van de oogarts weliswaar is opgenomen dat het dubbelzien optreedt bij vermoeidheid, maar ook dat het snel ontstaat bij inspanning. Uit de rapportages van de verzekeringsarts b&b blijkt niet of en hoe dit gegeven is betrokken bij de beoordeling of sprake is van een beperking in arbeidssituaties.
7.3
Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank het bestreden besluit op dit punt niet voldoende deugdelijk is gemotiveerd, waardoor het bestreden besluit in zoverre dus niet in stand kan blijven. De rechtbank zal het UWV op de hierna te beschrijven wijze de gelegenheid geven om dit gebrek te herstellen. Aan de bespreking van het arbeidskundige gedeelte van het bestreden besluit wordt niet toegekomen, nu dit immers afhankelijk is van de medische beoordeling en de daaruit voortvloeiende FML.
Bestuurlijke lus
8.1
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen, de zogeheten 'bestuurlijke lus'. De rechtbank ziet aanleiding om van deze mogelijkheid gebruik te maken en zal het UWV in de gelegenheid stellen om het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan met een aanvullende motivering, of - voor zover nodig - met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit.
8.2
Om het gebrek te herstellen, moet het UWV deugdelijk motiveren wat de gevolgen zijn van het dubbelzien voor de belastbaarheid in arbeid. De rechtbank geeft het UWV daarbij in overweging medische informatie op te vragen bij de behandelend oogarts van eiser. Omdat op voorhand niet kan worden uitgesloten dat het dubbelzien (ook) kan leiden tot het aannemen van beperkingen op andere onderdelen dan het onderdeel ‘zien’, acht de rechtbank het aangewezen dat het UWV de motivering niet beperkt tot enkel dat onderdeel.
8.3
Voor zover het dubbelzien leidt tot een wijziging van de FML, zal de arbeidsdeskundige aan de hand van de aangepaste FML dienen te beoordelen of eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan de geduide functies. De rechtbank verzoekt in dat geval een nadere toelichting op de geschiktheid van de geduide functies ten aanzien van (in ieder geval) de in de FML aangepaste onderdelen.
8.4
De rechtbank zal de termijn waarbinnen het UWV het gebrek kan herstellen bepalen op zes weken. Als het UWV hiervan geen gebruik wil maken, dan dient het UWV dit binnen drie weken aan de rechtbank mee te delen. Als het UWV wel gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen zes weken te reageren op de herstelpoging van het UWV. Daarna zal de rechtbank in beginsel zonder tweede zitting einduitspraak doen.
8.5
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak. Dat betekent dat op dit moment nog geen beslissing wordt genomen over eventuele vergoeding van proceskosten en griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
  • stelt het UWV in de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak, met inachtneming van hetgeen in deze tussenuitspraak is overwogen;
  • draagt het UWV op om, als geen gebruik wordt gemaakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen, dat binnen drie weken na verzending van deze tussenuitspraak aan de rechtbank mee te delen;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Skalonjic, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Vermunt, griffier, op 1 april 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Dat kan worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de einduitspraak in deze zaak.