In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 1 april 2020, wordt de zaak behandeld van een eiser die een WIA-uitkering heeft aangevraagd na zich ziek te hebben gemeld vanwege visuele klachten. Het UWV had in een eerder besluit de uitkering toegekend, maar het bezwaar van de eiser tegen dit besluit werd ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 4 maart 2020 zijn zowel eiser als zijn gemachtigde alsook een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig geweest.
De rechtbank onderzoekt of het medisch onderzoek door het UWV zorgvuldig is uitgevoerd en of de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) de juiste beperkingen van eiser weergeeft. Eiser betwist de medische beoordeling van het UWV en stelt dat zijn beperkingen onvoldoende zijn erkend. De rechtbank concludeert dat het UWV onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het dubbelzien van eiser geen relevante beperking vormt in de FML. De rechtbank maakt gebruik van de bestuurlijke lus, wat inhoudt dat het UWV de gelegenheid krijgt om het gebrek in de motivering te herstellen.
De rechtbank geeft het UWV zes weken de tijd om het gebrek te herstellen en stelt dat als het UWV hiervan geen gebruik maakt, dit binnen drie weken aan de rechtbank moet worden meegedeeld. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak, waarbij ook de proceskosten en griffierecht nog niet zijn behandeld.