Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[naam eisers1] en [naam eisers1] eisers 1),
2.[naam eiser2] (eiser 2),
Feiten
Wettelijk kader
Standpunt partijen
Beoordeling rechtbank
Conclusie
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen, die betrekking hebben op de wijziging van de woonplaatsaanduiding en straatnaamgeving van hun percelen. De besluiten zijn genomen op 7 juni 2019 en 3 september 2019, waarbij de bezwaren van eisers tegen eerdere besluiten van 6 december 2018 ongegrond zijn verklaard. De rechtbank heeft de beroepen gelijktijdig behandeld op 13 februari 2020 in Breda. Eisers zijn eigenaar van percelen die voorheen bekend stonden onder andere adressen en zijn van mening dat de wijziging van de dorpsgrens hen onevenredig schaadt, vooral gezien hun investeringen in de woningen.
De rechtbank heeft overwogen dat het college een discretionaire bevoegdheid heeft bij de wijziging van woonplaatsaanduidingen en dat de toetsing van de besluiten terughoudend dient te zijn. De rechtbank concludeert dat de besluiten niet in strijd zijn met wettelijke voorschriften en dat het college in redelijkheid tot zijn besluiten heeft kunnen komen. De rechtbank heeft de belangen van eisers, waaronder hun financiële investeringen, gewogen, maar oordeelt dat deze niet zwaarder wegen dan de belangen van de gemeente bij een coherente en logische indeling van de woonplaats.
De rechtbank heeft uiteindelijk de beroepen ongegrond verklaard en de bestreden besluiten in stand gelaten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 26 maart 2020, en tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.