201202885/1/A3.
Datum uitspraak: 12 december 2012
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Wassenaar,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 februari 2012 in zaak nr. 11/8239 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Wassenaar.
Bij besluit van 13 januari 2010, voor zover thans van belang, heeft het college het adres [adres A] te Wassenaar gewijzigd in [adres B] te Wassenaar.
Op 27 september 2011 heeft het college opnieuw een besluit op het door [appellant] gemaakte bezwaar genomen en dat bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 februari 2012 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 27 september 2011 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 21 november 2012, waar [appellant], bijgestaan door mr. E. Lolcama, advocaat te Den Haag, en het college, vertegenwoordigd door mr. E.C.M. de Heij en E.J. Holdert, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
1. Ingevolge artikel 1 van de Wet basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: de Wet bag) wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen verstaan onder:
a. adres: door het bevoegde gemeentelijke orgaan aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende benaming, bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummeraanduiding en de naam van een woonplaats;
l. nummeraanduiding: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig toegekende aanduiding van een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats;
n. openbare ruimte: door het bevoegde gemeentelijke orgaan als zodanig aangewezen en van een naam voorziene buitenruimte die binnen één woonplaats is gelegen;
Ingevolge artikel 6, eerste lid, stelt de gemeenteraad de openbare ruimten vast en kent nummeraanduidingen toe aan de op het grondgebied van de gemeente gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen.
Ingevolge artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, bevat de adressenregistratie het volgende authentieke gegeven met betrekking tot nummeraanduidingen: de identificatiecode van de woonplaats, zoals opgenomen in de landelijke woonplaatsentabel, waarbinnen het object waaraan de nummeraanduiding is toegekend gelegen is, indien die woonplaats afwijkt van de woonplaats waarbinnen de openbare ruimte waaraan de nummeraanduiding is gerelateerd gelegen is.
Ingevolge artikel 156, eerste lid, van de Gemeentewet kan de raad aan het college bevoegdheden overdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich daartegen verzet.
Bij besluit van 8 juli 2009, voor zover thans van belang, heeft de gemeenteraad de in artikel 6 van de Wet bag neergelegde bevoegdheden tot het vaststellen van de openbare ruimten en het toekennen van nummeraanduidingen aan de op het grondgebied van de gemeente Wassenaar gelegen verblijfsobjecten, standplaatsen en ligplaatsen, aan het college gedelegeerd, onder het voorschrift dat dit besluit in werking treedt op het tijdstip van inwerkingtreding van deze bepaling van de Wet bag.
Ingevolge artikel 4, aanhef en onder c, van het Besluit basisregistraties adressen en gebouwen (hierna: het Besluit bag) bevat de beslissing omtrent de toekenning van een nummeraanduiding in het belang van een goede registratie in ieder geval de vermelding van de woonplaats waarbinnen het object waaraan de nummeraanduiding wordt toegekend gelegen is, indien die woonplaats afwijkt van de woonplaats waarbinnen de openbare ruimte waaraan de nummeraanduiding is gerelateerd gelegen is.
2. Het college heeft aan het besluit van 27 september 2011 ten grondslag gelegd dat adressen een belangrijke functie hebben in het maatschappelijke verkeer, niet alleen voor de bewoner van een woning, maar ook voor hulp- en dienstverlenende instanties en voor het functioneren van het openbaar bestuur. Naar aanleiding van de invoering van de Wet bag heeft het college de naamgeving en nummering van objecten nagezien.
Daarbij is gekeken naar de plaatsing van objecten ten opzichte van de openbare ruimte, de bereikbaarheid, zichtbaarheid en vindbaarheid van objecten en eenduidigheid van adressen. De woning, die door [appellant] wordt gehuurd, staat langs de Van Alkemadelaan te Den Haag. Er is dus een directe relatie tussen de woning en de openbare ruimte en verkeersbestemming Van Alkemadelaan. Een dergelijke relatie is er niet ten aanzien van de weg Clingendaal. Vanaf de Van Alkemadelaan is rechtstreeks zicht op de woning en is op korte afstand van de woning rechtsreeks toegang tot het perceel waarop de woning staat. Ook dat geldt niet ten aanzien van de weg Clingendaal. Ten behoeve van de eenduidigheid en consistentie in de adressering van objecten heeft het college het adres van een drietal objecten gewijzigd van Clingendaal in Van Alkemadelaan. Bij het toekennen van de nummeraanduiding aan deze objecten is een logische volgorde aangehouden ten opzichte van de zich op het grondgebied van Den Haag bevindende woningen. Het belang bij een logische en consistente adressering legt meer gewicht in de schaal dan het belang van [appellant] bij handhaving van het adres Clingendaal. De nieuwe adressering doet niet af aan de monumentale status van de buitenplaats Clingendael. Dat, zoals [appellant] heeft gesteld, geen gebruik mag worden gemaakt van de naam van een straat die zich in een andere gemeente bevindt dan de woning, blijkt niet uit de Wet bag. Gelet op de vele zich voordoende grenssituaties is daarmee in deze wet juist rekening gehouden, aldus het college.
3. De rechtbank heeft in de aangevallen uitspraak overwogen dat het college voorafgaand aan het besluit van 27 september 2011 [appellant] ten onrechte niet in de gelegenheid heeft gesteld over zijn bezwaren te worden gehoord, zodat het besluit wegens strijd met artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) moet worden vernietigd. Zij heeft evenwel aanleiding gezien om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten.
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 21 oktober 2009 in zaak nr.
200902244/1/H1), is voor het in stand laten van de rechtsgevolgen niet vereist dat nog slechts één beslissing mogelijk is. In een geval als hier aan de orde, waarin een besluit is vernietigd, omdat de belanghebbenden niet in de gelegenheid zijn gesteld te worden gehoord, kan er uit een oogpunt van proceseconomie aanleiding zijn de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten, indien het bestuursorgaan vasthoudt aan zijn besluit en de betrokken partijen zich in voldoende mate over het besluit hebben kunnen uitlaten. Daarbij is beslissend of de inhoud van het vernietigde besluit de rechterlijke toets kan doorstaan.
3.2. [appellant] heeft in de procedure die heeft geleid tot de aangevallen uitspraak voldoende gelegenheid gehad zijn standpunt over het bestreden besluit naar voren te brengen. Anders dan [appellant] betoogt, heeft de rechtbank de bij brief van 7 december 2011 ingediende inhoudelijke gronden terecht als nadere gronden van beroep aangemerkt. Dat [appellant] deze gronden heeft ingediend in reactie op het verweer van het college dat blijkens het beroepschrift van 25 oktober 2011 uitsluitend wordt opgekomen tegen het aan het besluit van 27 september 2011 klevende formele gebrek, maakt het vorenstaande niet anders. Voorts heeft [appellant] ter zitting bij de rechtbank zijn bezwaren tegen de gewijzigde naamgeving en nummering van de door hem gehuurde woning naar voren kunnen brengen en kunnen toelichten.
3.3. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college een discretionaire bevoegdheid heeft ter zake van de beantwoording van de vraag welke aanduiding het meest recht doet aan de plaatsing van een object in de omgeving, de bereikbaarheid, zichtbaarheid en vindbaarheid van het object en de eenduidigheid in de nummeraanduiding. De toetsing van het bestreden besluit door de rechter dient daarom terughoudend te zijn en is beperkt tot de vraag of het besluit niet in strijd is met wettelijke voorschriften, dan wel of de afweging van de betrokken belangen zodanig onevenwichtig is dat het college niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
3.4. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het college zich in het bestreden besluit in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door het college voorgestane naamgeving en nummeraanduiding het meest recht doet aan de hiervoor onder 3.3 vermelde punten in onderlinge samenhang bezien. De omstandigheid dat, naar [appellant] heeft gesteld, de woning niet alleen via de Van Alkemadelaan, maar ook via het toegangshek en de oprijlaan van de buitenplaats Clingendael bereikt kan worden, maakt niet dat het college zich niet op dat standpunt heeft mogen stellen. De rechtbank heeft in het betoog van [appellant] dat de Van Alkemadelaan niet in Wassenaar, maar in Den Haag ligt, terecht geen aanleiding gezien voor een ander oordeel. Ingevolge artikel 21, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet bag en artikel 4, aanhef en onder c, van het Besluit bag mag de nummeraanduiding van een object zijn gerelateerd aan een openbare ruimte die zich bevindt in een andere woonplaats dan die waarin het object staat.
De Afdeling is met de rechtbank van oordeel dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid de belangen die met de adreswijziging zijn gediend van groter gewicht heeft kunnen achten dan het belang van [appellant] de woning in ieder geval gevoelsmatig niet te onttrekken aan de historische buitenplaats Clingendael. Gelet op de beleidsvrijheid die het college op dit punt heeft, is voor dit oordeel niet van belang dat, zoals [appellant] aanvoert, de Wet bag er niet aan in de weg staat dat het adres [adres A] wordt gecontinueerd. Dat, zoals [appellant] ter zitting bij de Afdeling heeft aangevoerd, de adreswijziging tot problemen bij de postbezorging heeft geleid, leidt niet tot een ander oordeel. Het college heeft gesteld dat Post NL van de adreswijziging op de hoogte is en dat deze problemen gedurende de overgangssituatie zijn ontstaan en naar verwachting niet zullen aanhouden. De Afdeling acht deze verwachting aannemelijk.
De rechtbank heeft terecht het beroep van [appellant] op het gelijkheidsbeginsel verworpen. Zij heeft daartoe terecht in aanmerking genomen dat de woningen op de percelen Clingendaal 1 tot en met 13a, waarvan de adressering ongewijzigd is gebleven, aan of bij de in Wassenaar gelegen weg Clingendaal staan en niet in de buurt van de Van Alkemadelaan, zodat die woningen geen gelijke gevallen betreffen.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank terecht geen grond gezien voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid tot het bestreden besluit heeft kunnen komen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Langeveld-Mak, ambtenaar van staat.
w.g. Kranenburg w.g. Langeveld-Mak
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 december 2012