ECLI:NL:RBZWB:2020:1447

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 maart 2020
Publicatiedatum
26 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6424
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag uitkering Schadefonds Geweldsmisdrijven wegens onvoldoende aannemelijkheid geweldsmisdrijf

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 25 maart 2020, is het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven ongegrond verklaard. Eiser had een aanvraag ingediend naar aanleiding van de dood van zijn broer, die op 5 juli 2007 om het leven was gebracht. De aanvraag werd afgewezen door het Schadefonds op 4 maart 2019, omdat niet voldoende aannemelijk was dat zijn broer slachtoffer was van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. Eiser maakte bezwaar, maar het Schadefonds handhaafde het besluit in het bestreden besluit van 1 november 2019.

De rechtbank oordeelde dat het Schadefonds zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toedracht, aanleiding en omstandigheden van het misdrijf onvoldoende duidelijk zijn. De rechtbank benadrukte dat het Schadefonds een discretionaire bevoegdheid heeft bij het toekennen van uitkeringen en dat deze bevoegdheid terughoudend moet worden getoetst. De rechtbank concludeerde dat de informatie van de politie en het Openbaar Ministerie niet voldoende duidelijkheid bood over de omstandigheden van de dood van de broer van eiser, die betrokken was in de drugsscene. Hierdoor kon niet worden uitgesloten dat hij een eigen aandeel had in het geweldsmisdrijf, wat een uitkering uit het fonds in de weg staat.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/6424 WSG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 maart 2020 in de zaak tussen
[naam eiser], te [plaatsnaam] , eiser
en
Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven (het Schadefonds),verweerder.
Procesverloop
In het besluit van 4 maart 2019 (het primaire besluit) heeft het Schadefonds het verzoek van eiser om een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven afgewezen.
In het besluit van 1 november 2019 (het bestreden besluit) heeft het Schadefonds het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Schadefonds heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld op de zitting van de rechtbank van 12 maart 2020. Hierbij was eiser aanwezig. Namens het Schadefonds is er, met bericht van verhindering, niemand verschenen.
Overwegingen

1.Feiten

Op 30 december 2018, ontvangen op 16 januari 2019, heeft eiser bij het Schadefonds een aanvraag ingediend om een uitkering uit het fonds in verband met een misdrijf dat op 5 juli 2007 heeft plaatsgevonden in [plaatsnaam] , waarbij zijn broer [naam broer] om het leven is gebracht. Eiser heeft de aanvraag ingediend naar aanleiding van de mededeling van de politie dat zijn broer wordt opgenomen in de coldcasekalender van 2019. In de coldcasekalender staat vermeld dat zijn broer na een brand dood is gevonden en dat hij daarvoor zeer waarschijnlijk door een misdrijf om het leven is gebracht. Ook staat er dat zijn broer een bekende in de drugsscene was, hij drugs gebruikte en er ook in handelde.
Het Schadefonds heeft bij het primaire besluit de aanvraag afgewezen en daaraan ten grondslag gelegd dat het niet voldoende aannemelijk is dat zijn broer slachtoffer werd van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf omdat de aanleiding, toedracht en omstandigheden niet voldoende duidelijk zijn geworden. Volgens het Schadefonds moet niet alleen de geweldshandeling blijken uit objectieve informatie, maar moeten ook de precieze aanleiding, toedracht en omstandigheden van het misdrijf voldoende duidelijk zijn.
Tegen dit besluit heeft eiser bezwaar gemaakt.
Het Schadefonds heeft in het bestreden besluit het primaire besluit gehandhaafd en de bezwaren van eiser ongegrond verklaard. Het Schadefonds heeft informatie opgevraagd bij het Openbaar Ministerie (OM). Uit die informatie komt naar voren dat zijn broer voorafgaand aan de brand om het leven is gebracht. Verder zijn in het onderzoek verschillende verklaringen afgelegd waaruit kan worden afgeleid dat zijn broer zich al langere tijd bezig hield met de verkoop van drugs. Gelet op deze verklaringen kan niet worden uitgesloten dat het geweldsmisdrijf heeft samengehangen met drugshandel, aldus het Schadefonds. Het Schadefonds heeft meer informatie opgevraagd bij het OM, maar er kon niet meer informatie worden verstrekt omdat het onderzoeksbelang zich daartegen verzette. Hierdoor zijn de aanleiding, toedracht en omstandigheden rondom het overlijden niet voldoende duidelijk en kan het Schadefonds ook (aanwijzingen omtrent) een eventueel eigen aandeel onvoldoende beoordelen. Het Schadefonds benadrukt dat hiermee niet bedoeld wordt dat zijn broer een eigen aandeel heeft gehad, maar dat het ook niet kan worden uitgesloten op grond van de informatie die zij hebben.

2.Wettelijk kader

Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.

3.Omvang geschil

Aan de rechtbank ligt de vraag voor of het Schadefonds de aanvraag van eiser voor een uitkering uit het fonds in redelijkheid heeft kunnen afwijzen.

4.Beoordeling

4.1.
Eiser voert aan dat het Schadefonds het bestreden besluit gebaseerd heeft op aannames. Volgens eiser was zijn broer wel drugsverslaafd en zat hij daarom in de drugsscene, maar was hij geen drugsdealer. Er is geen bewijs dat zijn broer in drugs handelde en het is niet aannemelijk dat hij is vermoord omdat hij drugs gebruikte.
4.2.
Het Schadefonds stelt zich op het standpunt dat de aanvraag beoordeeld is aan de hand van de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 juli 2019. Op grond van deze beleidsbundel moet worden beoordeeld of een slachtoffer door een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf om het leven is gekomen en moet de aanleiding, toedracht en de omstandigheden voldoende duidelijk zijn geworden. Bij deze beoordeling is ook van belang of een eigen aandeel, zoals bedoeld in artikel 5 van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg), kan worden beoordeeld en uitgesloten.
Op basis van de informatie van het OM en de politie zijn de feiten en omstandigheden niet voldoende duidelijk en is niet uit te sluiten dat de broer van eiser zich niet bezig hield met de verkoop van drugs, aldus het Schadefonds. Volgens het Schadefonds kan wel aannemelijk geacht worden dat hij om het leven is gekomen door een misdrijf, maar is dit niet voldoende om een uitkering uit het fonds toe te kennen
.
4.3.
De rechtbank stelt voorop dat het toekennen van een uitkering uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven een discretionaire bevoegdheid van het Schadefonds betreft, waardoor deze bevoegdheid door de rechtbank terughoudend moet worden getoetst. Het toepasselijke beleid voor toekenning van een uitkering is verder uitgewerkt in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven van 1 januari 2019. Naar het oordeel van de rechtbank is dit (vaste) beleid niet kennelijk onredelijk. De rechtbank merkt op dat het Schadefonds de verkeerde Beleidsbundel heeft gehanteerd, omdat de versie van 1 juli 2019 (nog) niet gold ten tijde van de aanvraag en het bezwaar. Eiser is hier echter niet door benadeeld, aangezien de nummering en de tekst van de aangehaalde paragrafen van de versie van 1 januari 2019 en 1 juli 2019 hetzelfde zijn.
De rechtbank overweegt dat zijn broer is opgenomen op de coldcasekalender omdat het een onopgeloste zaak betreft en het niet bekend is wat er precies is gebeurd. Ter zitting heeft eiser ook erkend dat dit niet duidelijk is. De rechtbank is daarom met het Schadefonds van oordeel dat het zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de toedracht, de aanleiding en de omstandigheden waaronder het misdrijf heeft plaatsgevonden onvoldoende duidelijk zijn geworden op basis van objectieve aanwijzingen.
Met betrekking tot het kunnen beoordelen van een mogelijk eigen aandeel van de broer, oordeelt de rechtbank als volgt. In het geval dat het slachtoffer zich in het criminele circuit bevindt, zoals in drugshandel, zal de aanvraag worden afgewezen. [1] Bij drugshandel wordt namelijk regelmatig geweld gebruikt om conflicten en onenigheden op te lossen of om geld, drugs en/of wapens afhandig te maken. Volgens de Beleidsbundel is de gedachte hierachter dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven is opgericht om mensen, die buiten hun schuld slachtoffer worden van geweld, een financiële tegemoetkoming te bieden in hun schade. Als het slachtoffer een eigen aandeel heeft in het geweld is deze tegemoetkoming niet passend, omdat deze moet worden gezien als een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer. Het Schadefonds heeft zich gebaseerd op informatie van de politie en het OM. In de coldcasekalender staat opgenomen dat de broer een bekende was in de drugsscene, dat hij drugs gebruikte en er ook in handelde. Daarom is de rechtbank ook op dit punt van oordeel dat het Schadefonds zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet kan worden uitgesloten dat de broer van eiser een eigen aandeel heeft gehad in wat hem is overkomen.
Het beroep is daarom ongegrond.

5.Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.L.E. Ides Peeters, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 25 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
griffier* rechter
* De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Bijlage: wettelijk kader
Wet schadefonds geweldsmisdrijven (Wsg)
Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wsg, bepaalt dat uitkering kan worden gedaan aan een ieder die ten gevolge van een in Nederland opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf ernstig lichamelijk of geestelijk letsel heeft bekomen.
Artikel 3, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wsg, bepaalt dat uitkering kan worden gedaan aan nabestaanden en naasten van een onder a of b bedoeld persoon, indien deze ten gevolge van het misdrijf is overleden of ernstig en blijvend letsel heeft, als bedoeld in artikel 107, eerste lid, onder b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek, of aan nabestaanden van een persoon die als gevolg van overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 of van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht is overleden.
Artikel 3, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wsg, bepaalt dat voor de toepassing van het vorige lid als nabestaanden en naasten gelden: bloedverwanten van het slachtoffer in de eerste graad en in de tweede graad in de zijlijn.
Artikel 5 van de Wsg bepaalt dat een uitkering achterwege kan blijven of op een geringer bedrag kan worden bepaald, indien de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer of de nabestaande toe te rekenen is.
Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven 1 januari 2019 (Beleidsbundel)
Volgens paragraaf 1.1.2 van de Beleidsbundel, voor zover hier van belang, hoeft een geweldsmisdrijf niet bewezen te worden (zoals bij de strafrechter), maar aannemelijk moet worden gemaakt. Deze beoordeling bestaat uit de volgende elementen. In de eerste plaats is de feitelijke geweldshandeling van belang. Daarnaast moet voor de aannemelijkheid ook de toedracht van het geweldsmisdrijf duidelijk zijn, de aanleiding ervan en de omstandigheden waaronder het plaatsvond.
Paragraaf 2.2 van de Beleidsbundel gaat over de aannemelijkheid van het geweldsmisdrijf als een slachtoffer om het leven is gekomen. Er is dan geen aangifte, maar de politie doet doorgaans wel ambtshalve onderzoek naar wat er is gebeurd. Het Schadefonds gebruikt de informatie voortvloeiend uit dit politieonderzoek of andere objectieve informatie om vast te stellen of voldoende duidelijk is wat er is gebeurd. De beoordeling van de aannemelijkheid gebeurt verder zoals is weergegeven in hoofdstuk 1.1.2.
Volgens onderdeel C. Eigen aandeel van de Overige wettelijke criteria van de Beleidsbundel, onder C.1 Algemeen, voor zover hier van belang, kan een uitkering achterwege blijven of op een lager bedrag worden bepaald, als de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer toe rekenen is. Dit staat in artikel 5 van de Wsg en wordt het ‘eigen aandeel’ van het slachtoffer genoemd. De gedachte achter deze bepaling is dat het Schadefonds is opgericht om mensen, die buiten hun schuld slachtoffer worden van geweld, een financiële tegemoetkoming te bieden in hun schade. Als het slachtoffer een eigen aandeel heeft in het geweld is deze tegemoetkoming in principe niet passend, omdat deze moet worden gezien als een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer. De tegemoetkoming wordt namelijk gefinancierd uit gemeenschapsgeld. Voor de beoordeling van het eigen aandeel gaat het Schadefonds na of het slachtoffer het geweldsmisdrijf had kunnen en moeten voorkomen. Hierbij kijkt het of het slachtoffer zichzelf onnodig in een situatie heeft gebracht waarin hij geweld kon en moest verwachten. Als een aanvrager zich bewust in het soft- of harddrugsmilieu begeeft (hieronder wordt ook verstaan het bewust verlenen van diensten en/of het verstrekken van goederen aan personen in dit milieu) en het geweldsmisdrijf hiervan een gevolg is, wijst het Schadefonds een aanvraag volledig af. Bij drugshandel wordt namelijk regelmatig geweld gebruikt om conflicten en onenigheden op te lossen, om iemands positie in het milieu te versterken of om geld, drugs en/of wapens afhandig te maken.
Volgens onderdeel C. Eigen aandeel van de Overige wettelijke criteria van de Beleidsbundel, onder C.4 Eigen aandeel bij nabestaanden, voor zover hier van belang, kan het Schadefonds op basis van het oordeel over het eigen aandeel en de betrokkenheid de aanvraag alleen volledig afwijzen of toewijzen. Wanneer de aanvraag van het slachtoffer, als deze nog in leven was geweest, volledig zou zijn afgewezen (het slachtoffer handelde bijvoorbeeld in harddrugs en is om die reden om het leven gebracht), wijst het Schadefonds de aanvraag van de nabestaande volledig af.

Voetnoten

1.Zie hierover bijvoorbeeld de uitspaak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2319.