ECLI:NL:RBZWB:2020:1440
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bijzondere bijstand voor inrichting van een woning na scheiding
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom over de toekenning van bijzondere bijstand. Eiser, die na zijn scheiding in 2018 een flatwoning toegewezen kreeg, had bijzondere bijstand aangevraagd voor de inrichting van zijn woning. In eerste instantie werd hem een bedrag van € 2.215,08 toegekend in de vorm van een geldlening, maar na bezwaar werd dit bedrag verhoogd naar € 4.009,80. Eiser was van mening dat dit bedrag onvoldoende was en dat hij in totaal € 10.240,- nodig had voor de inrichting van zijn flat.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 26 februari 2020, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De rechtbank oordeelde dat de inrichtings- en stofferingskosten als noodzakelijke kosten moesten worden aangemerkt, maar dat het college terecht had besloten om de hoogte van de bijzondere bijstand te baseren op de Nibud-normen. Eiser had niet aangetoond dat het toegekende bedrag niet toereikend was voor de noodzakelijke kosten. De rechtbank concludeerde dat het college voldoende rekening had gehouden met de omstandigheden van eiser en dat de beslissing om geen bijzondere bijstand toe te kennen voor bepaalde items, zoals een PlayStation 4 en een magnetron, niet onredelijk was.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, met de mogelijkheid voor eiser om in de toekomst opnieuw een aanvraag in te dienen indien zijn situatie zou veranderen. De uitspraak werd gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.