ECLI:NL:RBZWB:2020:1436
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over recht op bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet met betrekking tot woon- en leefsituatie en financiële situatie van eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. H.A.C. Klein Hesselink, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Terneuzen. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet, welke door het college op 6 maart 2019 werd afgewezen. Het college verklaarde het bezwaar van eiser tegen deze afwijzing ongegrond in een besluit van 13 augustus 2019. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 12 februari 2020 werd behandeld. De rechtbank oordeelde dat eiser onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn woon- en leefsituatie, evenals over zijn financiële situatie, waardoor het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld.
De rechtbank overwoog dat eiser sinds oktober 2012 een bijstandsuitkering ontving, maar dat er onduidelijkheid bestond over zijn woon- en leefsituatie. Tijdens een huisbezoek op 9 februari 2017 werden verhuisdozen aangetroffen, maar geen persoonlijke spullen. Eiser stelde dat hij een huurovereenkomst had, maar het college betwistte dit. De rechtbank volgde het standpunt van het college dat eiser niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan, wat leidde tot bewijsnood. De rechtbank concludeerde dat het college terecht had geoordeeld dat eiser onvoldoende duidelijkheid had verschaft over zijn financiële situatie, en dat het bestreden besluit in stand bleef. Eiser's beroep werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling uitgesproken.