ECLI:NL:RBZWB:2020:1387

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 maart 2020
Publicatiedatum
24 maart 2020
Zaaknummer
AWB - 19_3444
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandartskosten op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 maart 2020, betreft het een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor bijzondere bijstand voor tandartskosten door het Werkplein Hart van West-Brabant. Eiser had op 13 juni 2018 een aanvraag ingediend, die op 15 november 2018 werd afgewezen. Het Werkplein stelde dat de noodzaak van de tandartskosten niet kon worden vastgesteld, en dat er een voorliggende voorziening was in de vorm van de Zorgverzekeringswet. Eiser was van mening dat hij niet in staat was om naar Tilburg te reizen voor een tandheelkundig onderzoek vanwege psychische problemen, maar kon deze stelling niet onderbouwen met medische bewijsstukken.

De rechtbank oordeelde dat het Werkplein terecht had gesteld dat eiser zich moest laten onderzoeken in Tilburg, en dat hij niet had aangetoond dat hij daartoe niet in staat was. De rechtbank benadrukte dat het aan de aanvrager ligt om aannemelijk te maken dat hij recht heeft op bijstand. Eiser had weliswaar een begroting van zijn tandarts overgelegd, maar de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de medische noodzaak van de behandeling. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees erop dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3444 PW

uitspraak van 23 maart 2020 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

en
het dagelijks bestuur van Werkplein Hart van West-Brabant(het Werkplein), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 15 november 2018 (primair besluit) heeft het Werkplein eisers aanvraag om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet afgewezen.
In het besluit van 6 juni 2019 (bestreden besluit) heeft het Werkplein het bezwaarschrift van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 19 februari 2020. Eiser is verschenen. Het Werkplein heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger] .

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft op 13 juni 2018 een aanvraag ingediend bij het Werkplein om bijzondere bijstand voor tandartskosten. Bij de aanvraag is een begroting overgelegd van 1 juni 2018 van eisers tandarts ( [naam tandarts] ), ten bedrage van € 3.122,86.
Het Werkplein heeft eiser bij brieven van 6 augustus 2018 en 20 augustus 2018 gevraagd om een aantal bewijsstukken te overleggen. Het Werkplein heeft vervolgens een medisch advies aangevraagd bij A-rea.
Op 29 augustus 2018 heeft het Werkplein (onder meer) een brief ontvangen van eisers tandarts van 27 augustus 2018, waarin hij stelt dat de begrote behandeling de meest goedkope en adequate behandeling is voor de lange termijn, en dat eisers tandweefsel in een te gezonde staat is om te extraheren.
Het Werkplein heeft op 12 september 2018 een e-mail ontvangen van A-rea, waarin staat dat eiser een afspraak met A-rea van 20 september 2018 heeft geannuleerd. Hij wilde de medische keuring die bij deze afspraak zou plaatsvinden niet ondergaan, omdat de keuringsarts van A-rea geen tandarts was. Eiser heeft dit ook bij het Werkplein gemeld via een e-mail van 13 september 2018.
Op 17 september 2018 heeft het Werkplein een e-mail gestuurd naar A-rea. Daarin wordt
A-rea verzocht om eiser alsnog uit te nodigen voor een onderzoek, omdat hij bij het Werkplein heeft aangegeven dat hij graag nog een kans wil. A-rea heeft het Werkplein op 18 september 2018 een e-mail gestuurd met de mededeling dat eiser nogmaals zal worden uitgenodigd. A-rea heeft hierna een rapport uitgebracht van 18 oktober 2018, dat is opgesteld door verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] .
Bij het primaire besluit heeft het Werkplein eisers aanvraag vervolgens afgewezen. Het Werkplein werpt eiser daarbij tegen dat tandartskosten in principe onder de zorgverzekering vallen, waardoor sprake is van een voorliggende voorziening. De basiszorgverzekering vergoedt alleen de noodzakelijke kosten, en de Participatiewet sluit daarbij aan. In het besluit is ook opgenomen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn aangetoond die aanleiding geven om alsnog bijzondere bijstand te verlenen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Naar aanleiding hiervan heeft het Werkplein op 14 januari 2019 een aanvullende reactie gevraagd bij A-rea, waarbij drie vragen zijn gesteld. Op 19 februari 2019 heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Tijdens deze zitting heeft eiser een nieuwe begroting overgelegd, waarin een totaalbedrag is opgenomen van € 2.419,26. Volgens eiser waren dit de kosten van de behandeling die nog moest plaatsvinden.
Op 19 februari 2019 heeft het Werkplein een e-mail gestuurd naar A-rea met een aantal aanvullende vragen. A-rea is onder meer verzocht om eiser opnieuw op te roepen voor een onderzoek, ditmaal te verrichten door een tandheelkundige. In een e-mail van 2 april 2019 meldt A-rea dat eiser heeft geweigerd om een door A-rea ingeschakelde tandarts in Tilburg te bezoeken, omdat hij niet naar Tilburg kan reizen vanwege de afstand. Eiser heeft een aanbod van A-rea om de reiskosten te vergoeden afgeslagen. A-rea heeft ook gemeld dat zou worden onderzocht of een andere tandarts beschikbaar is om het onderzoek uit te voeren.
Het Werkplein heeft eiser op 2 mei 2019 telefonisch verzocht om alsnog naar Tilburg te gaan voor het onderzoek. Eiser heeft opnieuw gesteld dat hij dit niet kan.
Op 28 mei 2019 heeft een tweede hoorzitting plaatsgevonden. Bij het bestreden besluit heeft het Werkplein eisers bezwaren tegen het primaire besluit vervolgens ongegrond verklaard. Daarbij heeft het Werkplein de onderbouwing van de afwijzing van eisers aanvraag aangepast ten opzichte van het primaire besluit.
Standpunt Werkplein
2. Het Werkplein stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de noodzaak van eisers tandartskosten niet kan worden vastgesteld. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat hij niet in staat is om de door A-rea ingeschakelde tandarts in Tilburg te bezoeken, omdat hij deze stelling niet met (medische) bewijsstukken heeft onderbouwd.
Standpunt eiser
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij stelt – kort samengevat – dat hij niet in staat is om naar Tilburg te reizen wegens psychische problemen. Hij heeft veel pijn en komt amper buiten, waarbij hij de diagnose posttraumatisch stresssyndroom (PTSS) noemt. Eiser stelt verder dat hij oneerlijk en niet correct is behandeld door het Werkplein. Hij voert verder aan dat hij door het Werkplein valselijk is beschuldigd van fraude, en dat hij niet vermogend is omdat hij maar een inkomen heeft van € 900,- per maand. Ook wijst eiser erop dat in het dossier een stuk is gevoegd dat geen betrekking heeft op hem.
Relevante wetgeving en rechtspraak
4. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Uit vaste rechtspraak van de hoogste rechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep, volgt dat de Zorgverzekeringswet (Zvw) voor tandheelkundige kosten in beginsel een aan de Participatiewet voorliggende, toereikende en passende voorziening is. [1] Dit betekent dat als uitgangspunt geldt dat bijzondere bijstand voor tandartskosten niet kan worden verleend op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet.
Buitenwettelijk begunstigend beleid
5. Het Werkplein hanteert in aanvulling op bovenstaande wetgeving en rechtspraak buitenwettelijk begunstigend beleid, in de vorm van de Beleidsregels bijzondere bijstand gemeente Moerdijk (de beleidsregels). Voor de tekst van de relevante bepalingen hiervan verwijst de rechtbank naar de bijlage bij deze uitspraak. Op grond van de beleidsregels heeft eiser mogelijk toch recht op de door hem gevraagde bijstand, nu daarin is opgenomen dat bijzondere bijstand voor de kosten van tandheelkundige behandelingen kan worden verstrekt als daarvoor in een individuele situatie een medische noodzaak bestaat.
Beoordeling door de rechtbank
6. De behandeling van eisers aanvraag door het Werkplein is blijven steken op het onderzoek naar de noodzaak van de betrokken kosten. De rechtbank kan en zal daarom alleen beoordelen of het Werkplein zich op het standpunt mocht stellen dat de noodzaak van de betrokken kosten niet kan worden vastgesteld. Daarbij is van belang of het Werkplein van eiser mocht vragen om zich in Tilburg te laten onderzoeken, en of eiser kan worden gevolgd in zijn stelling dat hij daar niet toe in staat was. Eisers stellingen dat hij door het Werkplein valselijk is beschuldigd van fraude, dat hij niet vermogend is en dat in het dossier een stuk is gevoegd dat geen betrekking heeft op hem, zijn niet van belang voor de beoordeling door de rechtbank. Deze worden daarom niet besproken in deze uitspraak.
Mocht het Werkplein van eiser vragen om zich in Tilburg te laten onderzoeken?
7. De rechtbank stelt voorop dat het bij het aanvragen van (bijzondere) bijstand op de weg van de aanvrager ligt om aannemelijk te maken dat hij recht heeft op bijstand. Eiser heeft bij zijn aanvraag een begroting overgelegd van zijn tandarts van 1 juni 2018, waarin een totaalbedrag is opgenomen van € 3.122,86. Op de hoorzitting van 19 februari 2019 heeft eiser nog een begroting overgelegd, waarin een totaalbedrag is opgenomen van € 2.419,26. Het Werkplein heeft verder op 29 augustus 2018 een brief ontvangen van eisers tandarts van 27 augustus 2018, waarin hij stelt dat de begrote behandeling de meest goedkope en adequate behandeling is voor de lange termijn, en dat eisers tandweefsel in een te gezonde staat is om te extraheren. Op basis van deze stukken kan niet zonder meer worden vastgesteld dat sprake is van een medisch noodzakelijke behandeling. Dit betekent dat nader onderzoek door of namens het Werkplein nodig was.
8. Eiser is op 18 oktober 2018 onderzocht door een verzekeringsarts van A-rea. Omdat eiser er in de bezwaarfase een punt van heeft gemaakt dat deze arts niet was gespecialiseerd in tandheelkunde, heeft het Werkplein A-rea verzocht om aanvullend onderzoek te doen, en daarbij een tandheelkundige in te schakelen. De rechtbank vindt dit een zorgvuldige handelswijze. Omdat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij recht heeft op bijstand, mocht ook van hem worden verwacht dat hij zou meewerken aan het aanvullende onderzoek van A-rea, ook als hij daarvoor naar Tilburg moest reizen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat A-rea heeft aangeboden om eisers reiskosten te vergoeden. Ook heeft A-rea blijkens de stukken in het dossier – tevergeefs – geprobeerd om een tandarts op kortere afstand van eisers woonplaats bereid te vinden om het onderzoek te verrichten. De rechtbank ziet in de dossierstukken en wat is besproken op de zitting ook geen aanleiding om eiser te volgen in zijn stelling dat hij oneerlijk en niet correct is behandeld door het Werkplein, nu het Werkplein – waar mogelijk – juist zoveel mogelijk heeft geprobeerd om eiser tegemoet te komen bij het onderzoek naar de noodzaak van de betrokken kosten.
Kon eiser in staat worden geacht naar Tilburg te reizen?
9. Eiser stelt weliswaar dat hij niet in staat was om naar Tilburg te reizen, maar deze stelling heeft hij, ook in de beroepsfase, niet onderbouwd. Eiser voert aan dat hij de reis – die volgens hem 5 uur duurt met het openbaar vervoer – niet aankan door zijn psychische problemen, maar hij heeft geen medische stukken ingediend waaruit dit blijkt. Eiser heeft ter zitting gesteld dat zijn ouders bereid zijn om hem met de auto naar de tandarts in Tilburg te brengen, maar dit maakt niet dat het Werkplein het bestreden besluit destijds niet heeft kunnen nemen. Doorslaggevend is dat eiser gedurende de fase van de besluitvorming van het Werkplein niet bereid was om mee te werken aan het onderzoek in Tilburg.
Conclusie
10. Gezien het voorgaande mocht het Werkplein van eiser vragen om zich in Tilburg te laten onderzoeken. Omdat eiser heeft geweigerd om naar Tilburg te reizen, en hij ook niet heeft onderbouwd dat hij hiertoe niet in staat was, mocht het Werkplein eisers aanvraag afwijzen omdat de noodzaak van de betrokken kosten - bij gebrek aan tandheelkundig onderzoek - niet kan worden vastgesteld.
11. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De uitspraak is gedaan op 23 maart 2020 en openbaar gemaakt door middel van publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage – relevante bepalingen in de beleidsregels

Artikel 10, eerste lid, aanhef en onder a, van de beleidsregels bepaalt dat een aanvraag bijzondere bijstand voor medische kosten/behandelingen wordt geweigerd omdat de Zvw, WIz en Wmo als zogenaamde passende en toereikende voorliggende voorzieningen worden aangemerkt.
Artikel 10, tweede lid van de beleidsregels bepaalt het volgende:
In afwijking van het bepaalde in lid 1 wordt, in het kader van buitenwettelijk begunstigend beleid, bijzondere bijstand verstrekt voor de noodzakelijke bijzondere medische kosten als:
a. de belanghebbende deelneemt aan de collectieve zorgverzekering voor minima en naar het oordeel van het Werkplein Hart van West-Brabant de noodzakelijke bijzondere kosten hoger zijn dan de maximale vergoeding die op basis van de collectieve zorgverzekering voor minima kan worden verstrekt tenzij in de "Bijlage kostensoorten bijzondere bijstand" is bepaald dat voor de betreffende kosten geen bijzondere bijstand wordt verstrekt. De hoogte van de dan te verstrekken bijzondere bijstand wordt vastgesteld op het verschil tussen die noodzakelijke kosten en de maximale vergoeding op grond van de daadwerkelijke collectieve zorgverzekering voor minima;
b. de aanvrager vanwege redenen die buiten zijn beïnvloedingssfeer liggen en waarvan hem
redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt nog geen gebruik kan maken van de collectieve zorgverzekering voor minima. De hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand wordt in dit geval vastgesteld op het bedrag van de noodzakelijke bijzondere kosten met als maximumbedrag het bedrag zoals genoemd in de vergoedingsoverzichten van de collectieve zorgverzekering met de laagste premie.
Bijlage kostensoorten: Tandarts/mondhygiëne
De kosten van tandheelkundige behandelingen komen in een aantal situaties voor vergoeding via de Zorgverzekeringswet en de aanvullende zorgverzekeringen in aanmerking. Zorgverzekeraars bieden via hun aanvullende pakketten vaak een bredere dekking aan. Voor medische kosten en behandelingen geldt in zijn algemeenheid dat de Zvw en de Regeling zorgverzekering als voorliggende, passende en toereikende voorzieningen zijn aan te merken. Op grond van buitenwettelijk begunstigend beleid kan gelet op het bepaalde in artikel 10, tweede lid van de beleidsregels bijzondere bijstand en aanvullend op de vergoeding waarop recht bestaat vanuit de basis-en/of aanvullende zorgverzekering voor de kosten van tandheelkundige behandelingen bijzondere bijstand
worden verstrekt. Voorwaarde is wel dat daarvoor in de individuele situatie een medische noodzaak aanwezig moet zijn.
Bij de behandeling van de aanvraag voor bijzondere bijstand moet wel gelet worden op het feit of:
•de te ondergane behandeling niet het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid doordat het gebit langdurig is verwaarloosd en/of bewuste keuze om zich (langdurig) niet tegen tandheelkundige behandelingen te verzekeren;
•de behandeling met de daarmee gemoeide zijnde kosten vanuit bijzondere bijstandsoptiek
aangemerkt kan worden als goedkoopste adequate oplossing/behandeling. Bij een aantal
tandheelkundige aandoeningen zijn er in technisch opzicht vaak meerdere
oplossingen/behandelingen mogelijk met bijbehorende kosten. Voorbeeld: aandoening betreft gaatje in kies: behandeling kan dan bestaan uit: (nieuwe) vulling plaatsen, tand verwijderen, kroon of zelfs implantaat plaatsen. Een medisch advies kan uitsluitsel geven of er in het individuele geval sprake is van een medisch noodzakelijke behandeling, dan wel een cosmetische en wat de goedkoopst adequate oplossing/behandeling is.
•de behandeling deels in het lopende en deels in het daarop volgende kalenderjaar uitgevoerd kan worden. Dit omdat veel aanvullende zorgverzekeringen een maximale vergoeding per kalenderjaar hanteren.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van 18 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2084.